In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Hef Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Hef Wonen vorderde de ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege vermeende structurele overlast die door hem en zijn zorgbehoevende zoon zou worden veroorzaakt. De huurder, die sinds 2016 de woning huurt, betwistte de claims en verwees naar een lopende gewone procedure die de uitkomst van de overlast zou kunnen beïnvloeden. De kantonrechter heeft de eis tot ontruiming afgewezen, o.a. omdat de overlast niet zodanig ernstig was dat het niet verantwoord was om de uitkomst van de gewone procedure af te wachten. De rechter oordeelde dat er nog ontwikkelingen gaande waren die mogelijk een positieve invloed op de situatie konden hebben, zoals de aanpassing van medicatie voor de zoon van [gedaagde]. De kantonrechter benadrukte het belang van het behoud van de woning voor [gedaagde] en zijn zoon, gezien de zorgbehoefte van de zoon. Hef Wonen werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 949,00 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.