ECLI:NL:RBROT:2025:8385

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
11573761 CV EXPL 25-4904
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst met minderjarige betrokken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde die zelf procedeert. De gedaagde huurt sinds 26 februari 2013 een woning van Woonstad en heeft een huurachterstand van € 8.148,65 opgebouwd tot en met juni 2025. Woonstad heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot betaling van de achterstand. De gedaagde erkent de vordering, maar vraagt om een laatste kans om de achterstand in te lopen, omdat zij met haar minderjarige dochter in de woning woont.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden, maar heeft rekening gehouden met de belangen van het kind. De ontruimingstermijn is vastgesteld op drie maanden na betekening van het vonnis, zodat de gedaagde voldoende tijd heeft om een nieuw onderkomen te regelen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en moet de woning ontruimen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kantonrechter heeft ook de rente toegewezen en vastgesteld dat er geen oneerlijke bepalingen in de huurovereenkomst zijn. De proceskosten zijn begroot op € 1.501,45, die voor rekening van de gedaagde komen. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11573761 CV EXPL 25-4904
datum uitspraak: 4 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 februari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de akte van Woonstad.
1.2.
Op 3 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was de gemachtigde van Woonstad aanwezig. Ook was [gedaagde] aanwezig met twee medewerkers van stichting Nieuw Vaarwater.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 26 februari 2013 een woning van Woonstad. De huur is nu € 731,51 per maand. Tot en met juni 2025 is er een achterstand van € 8.148,65. Woonstad eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt.
2.2.
[gedaagde] erkent de vordering, maar vraagt de kantonrechter om haar een laatste kans te geven om de achterstand in te lopen. Ze wil graag in de woning blijven wonen met haar dochter. Daarnaast benoemt [gedaagde] dat ze zich heeft aangemeld bij Stichting Nieuw Vaarwater om alle achterstanden te betalen.
2.3.
[gedaagde] moet van de kantonrechter de huurachterstand betalen en de woning verlaten. Woonstad heeft op de zitting wel aangegeven dat zij [gedaagde] met dit vonnis niet gedwongen het huis zal uitzetten zolang [gedaagde] vanaf nu de lopende huur op tijd betaalt en op korte termijn een reëel aanbod doet om de achterstand af te lossen. Hierna wordt de beslissing van de kantonrechter uitgelegd.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 8.148,65 betalen
2.4.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 8.148,65 aan Woonstad te betalen. De partijen zijn het er namelijk over eens dat dit de huurachterstand was op het moment van de zitting. De huur tot en met de maand juni 2025 zit hier dus bij.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.5.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De kantonrechter heeft er in dit geval rekening mee gehouden dat [gedaagde] met een minderjarige dochter in de woning woont. De kantonrechter moet op grond van artikel 3 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het kind (IVRK) de belangen van het kind bij het behoud van de woning als eerste meewegen. De ontruiming van de woning met minderjarige kinderen is namelijk een ingrijpende maatregel voor de kinderen. De kantonrechter ontbindt de huurovereenkomst wel, maar zal [gedaagde] een ruimere termijn geven om de woning te ontruimen. De kantonrechter vindt dat deze beslissing recht doet aan de belangen van het kind. Het geeft [gedaagde] voldoende tijd om - met hulpverlening – onderdak voor haar kind te regelen.
2.6.
De kantonrechter heeft er ook rekening mee gehouden dat [gedaagde] heeft gevraagd om een laatste kans om de achterstanden in te lopen. Zij geeft aan dat ze inmiddels hulp heeft ingeschakeld van Stichting Nieuw Vaarwater en zij verwacht de lopende huur te kunnen gaan betalen vanaf eind juni 2025. Daarnaast verwacht [gedaagde] een voorstel te kunnen doen om de achterstand in termijnen te gaan betalen. De achterstand is echter tijdens de procedure opgelopen tot meer dan 11 maanden, waardoor de kantonrechter vindt dat sprake is van een voldoende ernstige tekortkoming die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Woonstad heeft tijdens de zitting wel toegezegd dat het vonnis niet ten uitvoer wordt gelegd als [gedaagde] de lopende huur betaalt en binnen een aanvaardbare termijn met een serieus voorstel komt om de achterstand in te lopen. [gedaagde] heeft toegezegd hierover in gesprek te blijven met de gemachtigde van Woonstad.
[gedaagde] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.7.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. De ontruimingstermijn wordt, omdat er een minderjarig kind bij betrokken is, bepaald op drie maanden na betekening van het vonnis. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 731,51 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde] moet rente betalen
2.8.
De rente wordt toegewezen, omdat Woonstad genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Tot 20 februari 2025 gaat het om een bedrag van € 5,22.
Geen oneerlijke bepalingen
2.9.
De kantonrechter heeft onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonstad moet betalen op € 145,45 aan dagvaardingskosten, € 543,00 aan griffierecht, € 678,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.501,45. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonstad dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonstad te betalen € 8.153,87 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom die na iedere wijziging vanaf 20 februari 2025 open staat tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan de [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf juli 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonstad te betalen € 731,51 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 1.501,45;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
64363

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810