Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 februari 2025, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de akte van Woonstad.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde die zelf procedeert. De gedaagde huurt sinds 26 februari 2013 een woning van Woonstad en heeft een huurachterstand van € 8.148,65 opgebouwd tot en met juni 2025. Woonstad heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot betaling van de achterstand. De gedaagde erkent de vordering, maar vraagt om een laatste kans om de achterstand in te lopen, omdat zij met haar minderjarige dochter in de woning woont.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden, maar heeft rekening gehouden met de belangen van het kind. De ontruimingstermijn is vastgesteld op drie maanden na betekening van het vonnis, zodat de gedaagde voldoende tijd heeft om een nieuw onderkomen te regelen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en moet de woning ontruimen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kantonrechter heeft ook de rente toegewezen en vastgesteld dat er geen oneerlijke bepalingen in de huurovereenkomst zijn. De proceskosten zijn begroot op € 1.501,45, die voor rekening van de gedaagde komen. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en is openbaar uitgesproken.