ECLI:NL:RBROT:2025:8416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
ROT 24/1444 en ROT 24/1445
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar en ongegrondverklaring bezwaar tegen weigering herziening van correctie-S&O-verklaring

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2025, met zaaknummers ROT 24/1444 en ROT 24/1445, wordt de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres tegen de correctie-S&O-verklaring van 23 juni 2023 en de afwijzing van het verzoek om herziening van 20 november 2023 behandeld. Eiseres, een onderneming die zich bezighoudt met de productie van elektrische apparatuur, had een WBSO-aanvraag ingediend, maar heeft niet tijdig de vereiste mededeling gedaan. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het bezwaarschrift pas op 7 december 2023 is ontvangen, terwijl de termijn op 4 augustus 2023 was verstreken. De rechtbank stelt vast dat eiseres op de hoogte was van de digitale communicatie en dat zij zelf verantwoordelijk is voor het controleren van haar e-mail, inclusief de spambox. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die een herziening van het besluit rechtvaardigen. De beroepen van eiseres worden ongegrond verklaard, en de bestreden besluiten blijven in stand. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er zijn geen proceskosten voor vergoeding vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/1444 en ROT 24/1445

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaken tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
[naam verweerder] van Economische Zaken, voorheen [voormalige naam verweerder] , [naam verweerder]
(gemachtigde: mr. M. Zweers).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres tegen de door [naam verweerder] met het besluit van 23 juni 2023 aan eiseres afgegeven correctie-S&O-verklaring en de met dat besluit aan eiseres opgelegde bestuurlijke boete. Daarnaast gaat deze uitspraak over de afwijzing van het verzoek om herziening van de correctie-S&O-verklaring met het besluit van 20 november 2023. Eiseres is het niet eens met deze besluiten. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank tijdigheid van het bezwaar tegen de correctie-S&O-verklaring en de afwijzing van het verzoek om herziening.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat [naam verweerder] het bezwaar van eiseres tegen de correctie-S&O-verklaring terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ook is de rechtbank van oordeel dat [naam verweerder] deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om herziening ongegrond heeft verklaard. Eiseres krijgt dus geen gelijk en de beroepen zijn dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2. staat het procesverloop in deze zaken. Onder 3. staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de bestreden besluiten. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
1.3.
De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaken, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 22 januari 2024 (ROT 24/1444) heeft [naam verweerder] het op 7 december 2023 ontvangen bezwaar van eiseres tegen het besluit van 23 juni 2023 (correctie-S&O-verklaring) niet-ontvankelijk verklaard. Met het bestreden besluit van 28 december 2023 (ROT 24/1445) heeft [naam verweerder] het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 20 november 2023 (afwijzing van het verzoek om herziening) ongegrond verklaard.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
2.2.
[naam verweerder] heeft op de beroepen gereageerd met twee afzonderlijke verweerschriften.
2.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam gemachtigde] namens eiseres en de gemachtigde van [naam verweerder] .
2.4.
Bij brief van 24 april 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en eiseres in de gelegenheid gesteld om nadere stukken over te leggen. Eiseres heeft bij e-mail van 29 april 2025 gebruik gemaakt van die gelegenheid.
2.5.
[naam verweerder] heeft bij brief van 13 mei 2025 inhoudelijk op deze stukken gereageerd en heeft zelf ook een aantal stukken ingediend.
2.6.
De rechtbank heeft eiseres vervolgens bij brief van 15 mei 2025 in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren en daarbij aan te geven of zij een nadere zitting wenst. Eiseres heeft niet op deze brief gereageerd.
2.7.
De rechtbank heeft [naam verweerder] bij brief van 18 juni 2025 gevraagd om aan te geven of hij een nadere zitting wenst. [naam verweerder] heeft niet op deze brief gereageerd.
2.8.
Bij brieven van 3 juli 2025 heeft de rechtbank daarom het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van de besluiten

3. Eiseres is een onderneming die zich bezighoudt met het vervaardigen van elektrische apparatuur en het produceren van consumentenelektronica. Op 24 november 2021 heeft zij bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) voor het kalenderjaar 2022 een aanvraag ingediend op grond van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) voor een aantal uren speur- en ontwikkelingswerk (S&O), hierna ook: de WBSO-aanvraag.
3.1.
[naam verweerder] heeft met het besluit van 5 januari 2022 op deze aanvraag beslist en een S&O-verklaring ( [kenmerk] ) van € 138.080,- afgegeven voor de projecten “ [naam project 1] ” (200 S&O-uren) en “ [naam project 2] ” (16.000 S&O-uren). Op de laatste pagina van de S&O-verklaring staat het volgende:
“Zorg ervoor dat u binnen drie kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar (dus uiterlijk 31
maart 2023) digitaal het aantal gerealiseerde S&O-uren aan ons doorgeeft.”
3.2.
Op 15 april 2023 en 20 mei 2023 heeft [naam verweerder] aan eiseres elektronische notificatieberichten verstuurd, om eiseres erop te wijzen dat zij uiterlijk op 31 maart 2023 een mededeling had moeten indienen. Door middel van deze notificatieberichten heeft [naam verweerder] eiseres de tijd gegeven uiterlijk 13 mei 2023 respectievelijk 3 juni 2023 alsnog de mededeling te doen.
3.3.
Omdat eiseres ook na deze herinneringen geen mededeling had ingediend, heeft [naam verweerder] met het besluit van 23 juni 2023 een correctie-S&O-verklaring over 2022 voor het totale bedrag van € 138.080,- afgegeven. Verder heeft [naam verweerder] met dit besluit een boete van € 300,- aan eiseres opgelegd.
3.4.
Op 4 oktober 2023 heeft eiseres alsnog bedoelde mededeling ingediend
.Bij e-mail van eveneens 4 oktober 2023 heeft eiseres [naam verweerder] verzocht de mededeling alsnog in behandeling te nemen. [naam verweerder] heeft deze e-mail aangemerkt als een verzoek om herziening van de bij besluit van 23 juni 2023 aan eiseres verstrekte correctie-S&O-verklaring.
3.5.
Met het besluit van 20 november 2023 heeft [naam verweerder] dat verzoek om herziening afgewezen, omdat geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn gebleken waardoor het besluit van 23 juni 2023 in redelijkheid niet meer in stand kan blijven en omdat geen sprake is van een kennelijke misslag.
3.6.
Aan de ongegrondverklaring van het bezwaar van 29 november 2023 tegen de afwijzing van het herzieningsverzoek heeft [naam verweerder] in het bestreden besluit van 28 december 2023 – samengevat – de volgende overwegingen ten grondslag gelegd. Er is geen sprake van een overduidelijke vergissing, omdat het besluit van 23 juni 2023 aan de hand van de op dat moment beschikbare informatie op de juiste gronden is genomen. Voor zover eiseres het niet eens is met dat besluit, heeft zij zes weken de mogelijkheid gehad om bezwaar te maken. Eiseres heeft als redenen genoemd dat zij dacht dat zij de mededeling wel had gedaan, dat zij de notificatieberichten die zijn verzonden vanuit noreply@rvo.nl niet heeft herkend als herinnering en dat zij beperkt aanwezig was tussen april en juni 2023. Deze redenen zijn voor [naam verweerder] geen aanleiding tot heroverweging. Deze redenen zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden en hadden ook kunnen worden aangevoerd bij het instellen van een rechtsmiddel tegen het besluit van 23 juni 2023. Verder heeft eiseres de mededeling voor het jaar 2021 wel tijdig ingediend, nadat zij berichten daarover per notificatiebericht had ontvangen. Ook over de aanvraag voor het jaar 2023 heeft eiseres gereageerd op de vragen die per notificatiebericht via noreply-afzender aan haar kenbaar zijn gemaakt. Dit speelde allemaal voorafgaande aan de deadline van 31 maart 2023 voor het doen van de mededeling. [naam verweerder] is daarom van mening dat eiseres (goed) op de hoogte was dat hij digitaal met haar communiceert en verwacht dan dat zij haar bedrijfsvoering daarop aanpast. Er is dan ook geen sprake van bijzondere feiten of omstandigheden die maken dat het besluit kennelijk onredelijk is.
3.7.
Aan de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van 7 december 2023 tegen de correctie-S&O-verklaring heeft [naam verweerder] in het bestreden besluit van 22 januari 2024
– samengevat – de volgende overwegingen ten grondslag gelegd. Het bezwaarschrift tegen het besluit van 23 juni 2023 had uiterlijk op 4 augustus 2023 ingediend moeten zijn. [naam verweerder] heeft het bezwaarschrift echter ontvangen op 7 december 2023. Deze te late indiening is een verzuim dat voor rekening van eiseres komt. Eiseres is op 23 juni 2023 door middel van een notificatiebericht op de hoogte gebracht dat er een bericht voor haar klaarstond met betrekking tot haar WBSO subsidie. Dit notificatiebericht is verzonden naar het e-mailadres dat eiseres bij haar aanvraag om subsidie heeft opgegeven. Zij had dan ook op 23 juni 2023 op de hoogte kunnen zijn van de bezwaartermijn van zes weken. Het notificatiebericht is een servicebericht. Het is de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om ook zonder notificatiebericht haar digitale omgeving in de gaten te houden. Bij het indienen van haar aanvraag is eiseres ermee akkoord gegaan dat de communicatie digitaal verloopt. Het had dan ook op haar weg gelegen om periodiek haar digitale omgeving in de gaten te houden. Daar hoort ook het controleren van bijvoorbeeld haar spamfolder bij. Uit hetgeen eiseres heeft aangevoerd is [naam verweerder] niet gebleken dat het voor haar onmogelijk was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. De termijnoverschrijding is dan ook niet verschoonbaar.

Beoordeling door de rechtbank

4. Omdat eiseres geen gronden heeft ingediend tegen de (hoogte van de) aan haar opgelegde bestuurlijke boete, gaat deze uitspraak daar inhoudelijk niet over. Dat die bestuurlijke boete is opgelegd maakt echter wel dat deze rechtbank bevoegd is om te oordelen over het geschil en niet het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in eerste en enige aanleg. [1]
Het beroep met kenmerk ROT 24/1444
Heeft [naam verweerder] het besluit van 23 juni 2023 op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt?
5. Eiseres voert aan dat zij bij het indienen van de WBSO-aanvraag akkoord moest gaan met digitale communicatie, omdat die aanvraag anders niet kon worden ingediend. Het was dus geen daadwerkelijke instemming, maar een eenzijdig opgelegd 'akkoord'. Daarbij vermeldde de RvO ook niet dat de digitale communicatie vanuit noreply@rvo.nl zou plaatsvinden.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.2.
Op grond van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. Op grond van het derde lid geschiedt, indien een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzendt, dit op een voldoende betrouwbare en vertrouwelijke manier, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.
5.2.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat een WBSO-aanvrager alleen elektronisch met de RvO kan communiceren en dat daarop geen uitzonderingen mogelijk zijn. In zoverre stelt eiseres dus terecht dat zij geen keuze had. Artikel 2:14 van de Awb verzet zich hier zich in algemene zin echter niet tegen. Bovendien heeft de wetgever in artikel 22, tweede lid, van de Wva voor de aanvraag en de mededeling bepaald dat communicatie daarover langs elektronische weg verloopt. Omdat over de digitale bekendmaking van besluiten in de Wva niets is geregeld, geldt daarvoor dus de hoofdregel dat de geadresseerde kenbaar moet hebben gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
5.2.2.
Zoals [naam verweerder] terecht stelt, heeft eiseres op het WBSO-aanvraagformulier een vinkje geplaatst achter de stelling “
Ik ga akkoord met digitale afhandeling van en communicatie rondom deze aanvraag” en heeft zij in dat formulier ook een e-mailadres opgegeven. Daarmee heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank kenbaar gemaakt dat zij voldoende bereikbaar is langs elektronische weg. Dat eiseres feitelijk geen andere keuze had omdat zij anders de aanvraag niet kon indienen, maakt niet dat niet is voldaan aan artikel 2:14, eerste lid, van de Awb. Eiseres was er dus van op de hoogte of had er in elk geval van op de hoogte moeten zijn dat de correspondentie over de aanvraag voor de WBSO verder digitaal zou verlopen. [2] Naar het oordeel van de rechtbank vallen hieronder ook alle besluiten die voortvloeien uit die aanvraag.
5.2.3.
De conclusie is dus dat [naam verweerder] het besluit van 23 juni 2023 op de voorgeschreven wijze heeft bekendgemaakt door plaatsing in het portaal (de digitale omgeving van eiseres). De bezwaartermijn is gaan lopen op 24 juni 2023 en 4 augustus 2023 was voor eiseres de laatste dag om bezwaar te maken. Het op 7 december 2023 door [naam verweerder] ontvangen bezwaarschrift is dus buiten die termijn ingediend.
Is de te late indiening van het bezwaar verschoonbaar?
6. Eiseres voert aan dat het 'naam'-veld van noreply@rvo.nl staat ingevuld als 'noreply', terwijl andere e-mails van de RvO wel herkenbaar zijn als verzonden door de RvO. Ook heeft de RvO niet gemeld dat herinneringen en beslissingen over toekenningen ook niet per briefpost of met een telefonische notificatie zouden worden verstuurd. Zeker in een mailbox die honderden emails per dag ontvangt, ziet een ‘noreply’ e-mail er eerder uit als spam dan als een e-mail van de RvO. Eiseres had uiteraard binnen de termijn bezwaar gemaakt als het besluit van 23 juni 2023 op de juiste wijze aan haar bekend was gemaakt. Op het moment dat eiseres daadwerkelijk op de hoogte raakte van de beslissing, heeft zij binnen één werkdag contact opgenomen met de afdeling WBSO binnen de RvO om de mededeling goed af te wikkelen.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.1.1.
De rechtbank stelt voorop dat uit rechtspraak van het CBb [3] volgt dat het de verantwoordelijkheid van eiseres als ondernemer is om zelf de aan haar gezonden berichten in de gaten te houden, vervolgens het portaal te raadplegen en zo nodig tijdig bezwaar te maken. Verder heeft het CBb geoordeeld dat het ook een feit van algemene bekendheid is dat emailberichten soms onbedoeld in een spambox worden geplaatst. De gebruiker van een emailadres moet daarop bedacht zijn en dus met enige regelmaat in de spambox kijken.
6.1.2.
[naam verweerder] heeft als bijlage 3 bij zijn reactie van 13 mei 2025 een afdruk van de notificatie behorende bij het besluit van 23 juni 2023 overgelegd. Die notificatie ziet er als volgt uit:

[AFBEELDING MET HIERIN PERSOONSGEGEVENS]

De notificatie is verzonden naar het e-mailadres dat eiseres heeft opgegeven op het WBSO-aanvraagformulier.
6.1.3.
Gelet hierop moet worden aangenomen dat eiseres op 23 juni 2023 een notificatie e-mail heeft ontvangen met als onderwerpregel “Besluit correctie mededeling realisatie [kenmerknummer] [naam eiseres] .”. Het had gelet op de tekst van die onderwerpregel voor eiseres duidelijk kunnen en moeten zijn dat die e-mail afkomstig was van de RvO, ondanks dat deze als afzender alleen 'noreply' heeft.
6.2.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de te late indiening van het bezwaar niet verschoonbaar is omdat de wijze van communiceren door [naam verweerder] voldoet aan het criterium “op een voldoende betrouwbare en vertrouwelijke manier” als bedoeld in 2:14, derde lid, van de Awb. De rechtbank betrekt daarbij nadrukkelijk het feit dat eiseres al bekend was met de WBSO-procedure nu zij ook al een aanvraag had ingediend voor 2021. Dat eiseres pas nadat de bezwaartermijn was verstreken kennis heeft genomen van het besluit van 23 juni 2023 kan haar daarom worden verweten. Daaraan kan niet afdoen dat eiseres nadat zij kennis had genomen van het besluit direct daarover contact met [naam verweerder] heeft opgenomen.
Het beroep met kenmerk ROT 24/1445
Had [naam verweerder] aanleiding moeten zien om het besluit van 23 juni 2023 te herzien?
7. Eiseres voert aan dat sprake is van een overduidelijke vergissing. Het was op de datum van het besluit bekend dat voor 2021 en 2023 voor dezelfde projecten aanvragen en toekenningen waren gedaan. Wanneer ook maar één echt persoon naar deze casus had gekeken, dan had [naam verweerder] direct kunnen zien dat het hier om een vergissing ging en had hij op een fatsoenlijke manier contact met eiseres kunnen opnemen. Daarom is eiseres het oneens met het star vasthouden aan de beslissing van 23 juni 2023 en de daarbij horende bezwaartermijn. Verder is eiseres van mening dat er in de vorm van informatie over deze communicatie én de mededeling zelf wel degelijk nieuwe feiten zijn aangeleverd na de beslissing. Het enige wat eiseres vraagt is dat de mededeling WBSO 2022 inhoudelijk wordt behandeld.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.2.
In het bestreden besluit heeft [naam verweerder] beoordeeld of er reden is om de correctie-S&O-verklaring van 23 juni 2023 te herzien. Volgens [naam verweerder] is geen sprake van een kennelijke misslag of van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden en evenmin van bijzondere omstandigheden die maken dat de weigering om te herzien evident onredelijk is.
7.3.
[naam verweerder] heeft terecht overwogen dat er geen sprake is van een kennelijke misslag, omdat het besluit van 23 juni 2023 op de juiste gronden is genomen aan de hand van de op dat moment beschikbare informatie. Vast staat immers dat eiseres niet tijdig de mededeling heeft gedaan.
7.4.
De rechtbank is het voorts met [naam verweerder] eens dat de door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden – onder andere dat zij dacht dat ze de mededeling wel had gedaan en dat zij de notificatieberichten verzonden vanuit noreply@rvo.nl niet heeft herkend als herinnering tot het doen van de mededeling – geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn die niet in de bezwaarprocedure tegen het besluit van 23 juni 2023 hadden kunnen worden aangevoerd.
7.5.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van bijzondere omstandigheden overweegt de rechtbank als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de RvO eiseres er door middel van notificatieberichten op heeft gewezen dat zij nog geen mededeling had gedaan. De RvO heeft deze notificatieberichten aan eiseres verzonden in de vorm van e-mails. Eiseres stelt echter dat zij geen kennis heeft genomen van de inhoud van die berichten, omdat deze er in haar inbox uitzien als spam. Dat komt volgens eiseres door het ontbreken van een “echte” afzender en door het gebruik van de woorden “[Actie vereist…” aan het begin van de onderwerpregel.
7.5.1.
Bij haar reactie op het verweerschrift heeft eiseres de volgende schermafdruk van haar inbox overgelegd:
Het gaat concreet om de op één na onderste e-mail van 15 april 2023, die volgens eiseres niet herkenbaar is als afkomstig van de RvO, in tegenstelling tot de andere e-mails.
7.5.2.
De rechtbank heeft na het sluiten van het onderzoek vastgesteld dat deze schermafdruk voor haar niet duidelijk genoeg was. In de brief waarmee de rechtbank het onderzoek heeft heropend heeft zij eiseres daarom om een nieuwe schermafdruk gevraagd en haar daarbij op het volgende gewezen:
“Deze nieuwe schermafdruk dient aan alle onderstaande punten te voldoen:
1) Het moet gaan om exact dezelfde e-mails die op de schermafdruk staan die ter zitting is besproken;
2) De ontvangstdatum van deze e-mails moet goed leesbaar zijn;
3) De
volledigeonderwerpregel van de e-mails moet zichtbaar zijn, en
4) De schermafdruk moet duidelijkheid geven over de mailbox waarin de bij 1) genoemde e
mails staan (zoals inbox, spamfolder etc.).”
7.5.3.
Eiseres heeft met de door haar op 29 april 2025 overgelegde nieuwe schermafdrukken niet voldaan aan het gevraagde onder 1). Niettemin kan de rechtbank uit de overgelegde schermafdrukken voldoende afleiden.
7.5.4.
Eiseres heeft namelijk wel voldaan aan het gevraagde onder 3). De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat het voor eiseres duidelijk had kunnen en moeten zijn dat in ieder geval de e-mail van 15 april 2023 afkomstig was van de RvO, ondanks dat deze als afzender alleen 'noreply' heeft. Daarvoor is van belang dat uit de volledige onderwerpregel volgt dat de e-mail gaat over de WBSO-aanvraag voor het jaar 2022 en - meer specifiek - dat deze email dient als herinnering aan de mededeling die eiseres in het kader van de WBSO ieder jaar uiterlijk op 31 maart moet doen:

[ Afbeelding met hierin persoonsgegevens ]

Verder wekt ook de aanhef van de e-mail “Geachte heer [naam gemachtigde] ” niet de indruk dat het hier gaat om spam, zeker niet in combinatie met bedoelde onderwerpregel. De rechtbank ziet op grond van deze omstandigheden niet in waarom bij eiseres de gedachte is opgekomen dat het hier om spam zou gaan.
7.5.5.
De rechtbank stelt verder vast dat hiervoor weergegeven onderwerpregel geheel overeenkomt met de onderwerpregel in de door [naam verweerder] bij zijn reactie van 13 mei 2025 overgelegde bijlage 1. Dit is een afdruk van de eerste rappel notificatie voor het doen van de mededeling, afkomstig uit het WBSO-portaal.
7.5.6.
De door eiseres aangevoerde beperkte aanwezigheid tussen april en juni 2023 heeft zij niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank haar daar alleen al om die reden niet in kan volgen.
7.5.7.
De stelling van eiseres, dat aan de voorwaarden voor de subsidie is voldaan, maakt ook niet dat de weigering om de correctie-S&O-verklaring te herzien kennelijk onredelijk is. De rechtbank neemt daarbij in de eerste plaats in aanmerking dat eiseres de mogelijkheid heeft gehad om bezwaar te maken tegen de correctie-S&O-verklaring. Ten tweede heeft eiseres ingestemd met digitale communicatie, is zij in de S&O-verklaring van 5 januari 2022 en ook daarna nog meerdere malen gewaarschuwd dat zij nog een mededeling moest doen [4] en heeft zij daarvoor na 31 maart 2023 ook nog twee maal een extra termijn gekregen. [5] In de derde plaats is het, zoals de rechtbank hiervóór al heeft overwogen, de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om zelf de aan haar gezonden berichten in de gaten te houden en met enige regelmaat in de spambox kijken. Gelet op al deze omstandigheden heeft [naam verweerder] het belang van de rechtszekerheid en doelmatig bestuur daarom zwaarder mogen laten wegen dan het financiële belang van eiseres.
7.6.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat [naam verweerder] geen aanleiding hoefde te zien om het besluit van 23 juni 2023 te herzien.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 2:14, eerste lid
Een bestuursorgaan kan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
Artikel 6:6, aanhef en onder a
Het bezwaar kan niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8 Awb
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de
voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9 Awb
1. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11 Awb
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft nietontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 7:3, aanhef en onder a
Van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is.
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
Artikel 24, eerste, tweede en derde lid
1. De S&O-inhoudingsplichtige aan wie een S&O-verklaring is afgegeven, houdt een overeenkomstig bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat vast te stellen regels ingerichte administratie bij omtrent de aard, de inhoud, de omvang en de voortgang van het werk dat in de verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk. Ingeval aan de S&O-inhoudingsplichtige een S&O-verklaring is afgegeven die ook een bedrag aan kosten en uitgaven als bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel d, bevat, houdt de S&O-inhoudingsplichtige ook een overeenkomstig bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat vast te stellen regels ingerichte administratie bij omtrent de in de verklaring omschreven kosten en uitgaven die zijn gemaakt voor het speur- en ontwikkelingswerk waarvoor hij de verklaring heeft ontvangen.
2. De S&O-inhoudingsplichtige doet mededeling aan Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat over de in dat kalenderjaar aan speur- en ontwikkelingswerk bestede uren waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven en, ingeval een S&O-verklaring ook een bedrag aan kosten en uitgaven als bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel d, bevat, van de in dat kalenderjaar gerealiseerde kosten en uitgaven waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven.
3. De S&O-inhoudingsplichtige doet de mededeling, bedoeld in het tweede lid, binnen drie kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar waarop de in dat lid bedoelde S&O-verklaringen betrekking hebben of, indien dat later is, binnen drie kalendermaanden na de afgifte van de laatste S&O-verklaring die betrekking heeft op dat kalenderjaar.
Artikel 25, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder b
1. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat geeft aan de S&O-inhoudingsplichtige die de mededeling, bedoeld in artikel 24, tweede lid, heeft gedaan, zo nodig een correctie-S&O-verklaring af voor alle op het kalenderjaar betrekking hebbende S&O-verklaringen gezamenlijk, waarbij hij het bedrag van de correctie-S&O-verklaring vaststelt op basis van de voor dat kalenderjaar toegekende uren, kosten en uitgaven, maar volgens die mededeling niet-bestede uren en niet-gerealiseerde kosten en uitgaven.
2. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat geeft aan de S&O-inhoudingsplichtige een correctie-S&O-verklaring af met het bedrag dat op de S&O-verklaring ten onrechte is vermeld als bedrag aan S&O-afdrachtvermindering, indien:
b. aannemelijk is geworden, dat de S&O-inhoudingsplichtige de verplichtingen, bedoeld in artikel 24, tweede, derde of vierde lid, niet is nagekomen, met dien verstande dat het bedrag van de correctie-S&O-verklaring wordt vastgesteld op 100% van het bedrag aan S&O-afdrachtvermindering waarvoor de mededeling, bedoeld in artikel 24, tweede lid, niet is gedaan.
Artikel 26, tweede lid
Bij overtreding van het bij of krachtens artikel 24, tweede, derde of vierde lid, bepaalde, legt Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat aan de S&O-inhoudingsplichtige een bestuurlijke boete op ter hoogte van maximaal € 2500.

Voetnoten

1.Zie de bevoegdheidsregeling in Bijlage 2, artikel 7, bij de Algemene wet bestuursrecht: een besluit genomen door een van de in artikel 30, eerste lid, van de Wva genoemde bestuursorganen, waarin toepassing of mede toepassing is gegeven aan artikel 26 van de Wva.
2.Zie de uitspraken van het CBb van 6 mei 2025, ECLI:NL:CBB:2025:280 en ECLI:NL:CBB:2025:282.
3.Zoals eerdergenoemde uitspraken van 6 mei 2025.
4.Bij notificatieberichten van 9 februari 2023, 18 maart 2023 en 25 maart 2023 (producties 11, 12 en 13 bij het verweerschrift in zaak ROT 24/1445).
5.Bij brieven van 15 april 2023 en 20 mei 2023 (producties 2 en 3 in zaak ROT 24/1444).