In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiser had verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag en was van mening dat hij recht had op een forfaitair compensatiebedrag van € 30.000,-. De Dienst Toeslagen concludeerde echter dat eiser geen recht had op dit bedrag op basis van de lichte toets. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen dit besluit op goede gronden heeft genomen en verklaart het beroep ongegrond.
Het proces begon met een besluit van de Dienst Toeslagen op 15 april 2022, waarin werd vastgesteld dat eiser niet in aanmerking kwam voor het compensatiebedrag. Na een bezwaar van eiser bleef de Dienst Toeslagen bij zijn standpunt. De rechtbank heeft de zaak op 10 juli 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.
De rechtbank concludeert dat eiser niet in aanmerking komt voor het forfaitaire bedrag, omdat hij zelf geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet in strijd is met het motiveringsbeginsel en dat de Dienst Toeslagen zorgvuldig heeft gehandeld. Eiser heeft ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat de rechtbank heeft toegewezen. De overschrijding is vastgesteld op afgerond tien maanden, wat resulteert in een schadevergoeding van € 1.000,-. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat het bestreden besluit in stand blijft.