ECLI:NL:RBROT:2025:8478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
10/263048-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van moord en doodslag wegens gebrek aan causaal verband tussen handelingen verdachte en overlijden slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1982, die werd beschuldigd van medeplegen van moord en doodslag. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De vrijspraak is gebaseerd op het feit dat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat er een causaal verband bestond tussen de handelingen van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onder dwang handelde en niet als medepleger verantwoordelijk kon worden gehouden voor het overlijden van het slachtoffer. De zaak kwam aan het licht na een melding van een vrouw die de politie belde over een man die opgesloten zat in een kelderbox. De verdachte werd aangetroffen met verwondingen en verklaarde dat hij door een buurman was mishandeld. Het levenloze lichaam van het slachtoffer werd later in de woning aangetroffen, met meerdere verwondingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, medeverdachte en getuigen gewogen, evenals de forensische rapporten. De rechtbank concludeerde dat de geweldshandelingen van de verdachte niet bewezen konden worden als oorzaak van het overlijden van het slachtoffer, en dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van het impliciet subsidiair ten laste gelegde medeplegen van doodslag.

Uitspraak

RechtbANK Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/263048-21
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2024 en van 1 juli 2025 met inachtneming van artikel 322, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde (medeplegen van moord);
  • bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde (medeplegen van doodslag);
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens psychische overmacht.

4.Waardering van het bewijs

Impliciet primair ten laste gelegde (medeplegen van moord)

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het impliciet primair ten laste gelegde medeplegen van moord niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Impliciet subsidiair ten laste gelegde (medeplegen van doodslag)
4.2.
Vrijspraak
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het impliciet subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) schuldig gemaakt aan doodslag op [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer). De verdachte en [medeverdachte] hebben geweldshandelingen gepleegd jegens het slachtoffer en, ondanks dat niet met zekerheid vast is te stellen welke handelingen door wie verricht (direct of indirect) de dood heeft of hebben veroorzaakt, staat wel met zekerheid vast dat de geweldshandelingen die zij beiden hebben gepleegd, uiteindelijk tot de dood van het slachtoffer hebben geleid.
4.2.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Op 28 september 2021 ontving de politie een melding van een vrouw. Zij vertelde dat een man, die zat opgesloten in een kelderbox van een flat aan de [locatie], haar via het kelderboxraampje had gevraagd om de politie te bellen. De politie is ter plaatse gegaan en heeft de deur van de kelderbox geforceerd. De man, die daar zat opgesloten, bleek de verdachte te zijn. De verdachte, die schaars gekleed was, had een bult op zijn linker oog en een snee in zijn linker pink. De verdachte verklaarde dat hij de dag ervoor bij zijn vriend op [huisnummer] was geweest, en dat de buurman – een grote kale man van de bovenste verdieping – hen in elkaar geslagen had. De verdachte verklaarde verder dat het om drugs ging, dat zijn vriend voor pampus lag in de badkamer en dat hij zijn vriend had moeten steken onder druk van de grote kale buurman, door wie hij daarna werd opgesloten in de kelderbox. De verdachte is vervolgens aangehouden.
De politie heeft de deur van de woning aan de [adres 2] geforceerd en trof in de badkamer het levenloze lichaam van een man aan. De man was geheel ontkleed en had – naast ander letsel – meerdere snijwonden in zijn onderbuik. De man bleek na onderzoek de bewoner [slachtoffer] te zijn. Verder lag er op de keukenvloer een klein keukenmesje, waarvan het metaal gebogen was.
Eén van de verbalisanten die de verdachte uit de kelderbox heeft bevrijd, was als wijkagent ambtshalve bekend met de genoemde grote kale buurman van de bovenste verdieping. Het betrof [medeverdachte], die woonachtig is aan de [adres 3].
De verdachte is diezelfde middag nog gehoord door de politie. Hij heeft toen verklaard dat hij al een paar dagen bij het slachtoffer verbleef en dat hij op 27 september 2021 even was weggegaan. Toen hij diezelfde dag terugkwam bij de woning van het slachtoffer, deed het slachtoffer niet open. De verdachte is toen naar de woning van de buurman, [medeverdachte], gegaan. De verdachte kende [medeverdachte] via het slachtoffer: ze gingen daar af en toe langs omdat hij hen van drugs (hierna: ook wel dope) voorzag. [medeverdachte] kwam ook wel eens bij het slachtoffer langs. Aangekomen bij de woning van [medeverdachte] is de verdachte meteen naar binnen getrokken en kreeg hij een paar tikken van [medeverdachte]. In de woning waren verder de vriendin van [medeverdachte], [naam 1] (hierna: [naam 1]), en een man die hij niet kende aanwezig. De verdachte zag, nadat hij voornoemde tikken van [medeverdachte] had gehad, dat het slachtoffer eveneens in de woning aanwezig was en dat hij half op een stoel in de slaapkamer lag. Het slachtoffer bleek te zijn toegetakeld. Hij ademde daarna zwaar en toen was het over. De verdachte heeft verklaard dat hij in de woning bij elke beweging die hij maakte, meteen werd toegetakeld door [medeverdachte]. Hij moest vervolgens van [medeverdachte] een laken op de grond leggen in de keuken van de woning en daarna heeft hij samen met [medeverdachte] het slachtoffer de trap af, naar diens woning, getild. In de keuken van de woning van het slachtoffer gebood [medeverdachte] de verdachte het slachtoffer met een mes te steken, zodat het leek alsof de verdachte het slachtoffer dusdanig heeft bewerkt, dat hij als gevolg daarvan is komen te overlijden. Daarna moest de verdachte het slachtoffer naar de douche slepen en hem uitkleden, waarna [medeverdachte] met een aantal flessen ammoniak aan kwam zetten. De verdachte moest het slachtoffer daarmee schoonmaken. Toen het schoonmaken klaar was, moest de verdachte meelopen naar de woning van [medeverdachte] en moest hij ook die woning schoonmaken. Daarna is de verdachte door [medeverdachte] in de kelder vastgezet, waar hij een aantal uur heeft gezeten totdat hij een vrouw op straat zag lopen en via het kelderraampje aan haar kon vragen om 112 te bellen.
Tijdens het tweede verhoor van de verdachte heeft hij aanvullend verklaard dat hij in de woning van [medeverdachte] nog de keel van het slachtoffer van [medeverdachte] moest dichtknijpen en dat hij het slachtoffer in zijn gezicht moest slaan. Ook heeft de verdachte tijdens dit verhoor ‘de onbekende persoon in de woning’, nadat aan hem een foto werd getoond, geïdentificeerd. Dit bleek [naam 2] (hierna: [naam 2]) te zijn.
Tijdens zijn derde verhoor heeft de verdachte verklaard dat [medeverdachte] ten tijde van dit alles woedend was. [medeverdachte] wilde weten waarom de dope die hij had gebruikt, anders smaakte en of de verdachte dope van hem had afgepakt. Ook zou de verdachte aan een slapende [naam 1] hebben gezeten. De verdachte heeft uit angst alle schuld op zich genomen, omdat hij bang was dat wanneer hij zou ontkennen, ook hij om het leven zou worden gebracht. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij het slachtoffer niet uit zichzelf heeft geslagen of bij zijn keel heeft gepakt en dat [medeverdachte] bij dit laatste bleef roepen: “Ik wil striemen zien”. [medeverdachte] en [naam 2] bleven de hele tijd in zijn buurt en de verdachte kon de woning van [medeverdachte] niet uit. De voordeur was op slot en zijn telefoon was al afgepakt en door [medeverdachte] van het balkon gegooid.
[medeverdachte] is meerdere malen door de politie verhoord, waarbij hij wisselende verklaringen heeft afgelegd. [medeverdachte] heeft uiteindelijk verklaard dat hij het slachtoffer en de verdachte wilde mishandelen, omdat zij (“twee junken”) hem hadden bestolen in zijn woning en dat hij het slachtoffer twee klappen in de gang heeft gegeven, waarna het slachtoffer op de grond is gevallen. Hierna heeft hij het slachtoffer op een stoel gezet in de slaapkamer, waarna hij het slachtoffer nog twee klappen met de vuist heeft gegeven, waarvan één klap heel hard op het hoofd was. Na die klap viel het slachtoffer naar achteren en maakte hij een snurkend geluid. [medeverdachte] dacht toen dat er iets ernstigs aan de hand was. [medeverdachte] heeft verder verklaard dat toen de verdachte aan de deur kwam, hij hem naar binnen heeft getrokken en een paar klappen met de vlakke hand heeft gegeven. Daarna heeft hij de verdachte op een krukje in de(zelfde) slaapkamer gezet en daar heeft hij hem nog een paar klappen gegeven. Bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte] verklaard dat hij dacht dat de verdachte wel bang van hem was, in paniek was en dingen deed om het goed te maken met hem.
[naam 1] heeft in haar verklaringen in grote lijnen hetzelfde als [medeverdachte] verklaard over de toedracht van hetgeen op 27 en 28 september 2021 is voorgevallen. Zij heeft over de geweldshandelingen van [medeverdachte] verklaard dat [medeverdachte] het slachtoffer een paar klappen op zijn hoofd heeft gegeven, het slachtoffer toen in de stoel is gevallen en dat het slachtoffer al helemaal grijs werd voordat de verdachte in de woning aanwezig was. Zij heeft ook verklaard dat [medeverdachte] de verdachte eenmaal binnen in de woning heeft geslagen. Over de door de verdachte hierna verrichte (gewelds)handelingen bij het slachtoffer heeft zij verklaard dat hij dit uit zichzelf heeft gedaan en dat niemand hem daartoe opdracht heeft gegeven of heeft gedwongen.
Ook [naam 2] is meerdere malen gehoord door de politie. Hij heeft verklaard dat hij gebonk en geschreeuw hoorde toen het slachtoffer de woning in kwam. Hij zag dat het slachtoffer werd geduwd door [medeverdachte]. [medeverdachte] was super boos en bleef het slachtoffer vragen stellen over de drugs. Het slachtoffer werd in een stoel geduwd door [medeverdachte] en het slachtoffer bleef flinke klappen krijgen in zijn gezicht. Het slachtoffer lag in een stoel en was niet helemaal meer bij zinnen. Daarna kwam de verdachte binnen in de woning en hij kreeg ook gelijk klappen van [medeverdachte]. De verdachte moest op een kruk gaan zitten en werd ondervraagd door [medeverdachte]. Daarbij gaf [medeverdachte] de verdachte een klap. Op een gegeven moment ging het niet goed met het slachtoffer: hij werd grijs en gaf geen reactie meer. [naam 2] is naar de doucheruimte gelopen en toen hij terugkwam in de slaapkamer zag hij dat de verdachte het slachtoffer aan het slaan was en aan het wurgen, maar het was meer vasthouden, en het slaan deed de verdachte ook niet met kracht. Het leek niet alsof de verdachte het slachtoffer echt wilde wurgen. [medeverdachte] stond ondertussen naast de verdachte en was laaiend en agressief. Vervolgens moest de verdachte het slachtoffer in een laken leggen en hebben de verdachte en [medeverdachte] het slachtoffer naar beneden gebracht.
[medeverdachte] is bij vonnis van 20 februari 2023 door de rechtbank veroordeeld voor het medeplegen van doodslag op het slachtoffer. Hij is ook veroordeeld voor mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van de verdachte.
Geweldshandelingen
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] degene is die het slachtoffer als eerste meerdere keren tegen het hoofd heeft geslagen. Dit wordt verklaard door [medeverdachte] zelf en wordt bevestigd door de verklaringen van [naam 1] en [naam 2]. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer zonder daarbij veel kracht te gebruiken bij zijn keel beetgepakt en in zijn gezicht geslagen. Daarna is het slachtoffer naar zijn eigen woning getild door [medeverdachte] en de verdachte, waar hij meerdere malen door de verdachte met een mes is gestoken.
De doodsoorzaak
De forensisch arts en forensisch patholoog [naam 3] heeft sectie verricht op het lichaam van het slachtoffer. Ten behoeve van de door hem op te stellen rapportage heeft hij arts en forensisch (neuro-) patholoog [naam 4] ingeschakeld voor
neuropathologisch onderzoek. De rechtbank stelt vast dat de conclusies neergelegd in het ‘Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden’ en de conclusies in de ‘Rapportage neuropathologisch onderzoek’ niet met elkaar overeenstemmen. De officier van justitie heeft om die reden (in de strafzaak tegen [medeverdachte]) aanvullende vragen gesteld aan de deskundigen. De antwoorden op die vragen zijn aan het dossier in de zaak tegen [medeverdachte] en uiteindelijk ook in de onderhavige zaak toegevoegd. Beide deskundigen zijn op de terechtzitting van 1 juli 2025 gehoord en hebben daar in elkaars aanwezigheid op elkaars conclusies kunnen reageren.
De rechtbank maakt uit de stukken van de hand van [naam 3] op dat het overlijden van het slachtoffer volgens hem kan worden verklaard door de gevolgen van meervoudige stomp botsende geweldpleging ter hoogte van het hoofd, eventueel in combinatie met (samen)drukkende geweldpleging op de hals en/of mond. Op de terechtzitting heeft [naam 3] verklaard dat de steekletsels ter hoogte van de buik en liezen mogelijk via bloedverlies hebben bijgedragen aan (de snelheid van) het overlijden, maar dat het slachtoffer uiteindelijk ook zonder deze steekletsels zou zijn overleden.
De rechtbank maakt uit de stukken van de hand van [naam 4] – gecorrigeerd op de terechtzitting ten aanzien van het aspect van onderkoeling – op dat er volgens haar geen primaire doodsoorzaak kan worden aangewezen, maar dat zij het het meest waarschijnlijk acht dat het overlijden van het slachtoffer wordt verklaard door een combinatie van factoren, waaronder bloedverlies, waarbij enige belemmering van de ademhaling niet uitgesloten kan worden en aan het overlijden kan hebben bijgedragen door verstikking. De letsels aan de hersenen zouden hebben kunnen leiden tot verstoring of verlies van het bewustzijn, hetgeen een rol kan hebben gespeeld bij de toedracht van het incident; als doodsoorzaak kunnen de letsels aan de hersenen echter worden uitgesloten. Op voornoemde terechtzitting heeft [naam 4] benadrukt dat zij geweld tegen het hoofd als enige doodsoorzaak uitsluit.
Samengevat kan worden vastgesteld dat beide deskundigen het erover eens zijn dat meerdere factoren aan het overlijden van het slachtoffer kunnen hebben bijgedragen. Het verschil tussen hun beschouwingen bestaat daarin dat volgens [naam 3] het stomp botsend geweld tegen het hoofd op zichzelf als doodsoorzaak kan worden beschouwd, terwijl [naam 4] dat uitsluit.
De rechtbank volgt in dezen de conclusie in voornoemde rapportage van [naam 3] zoals aangevuld op de terechtzitting, omdat hij, anders dan [naam 4], het gehele lichaam heeft onderzocht en daarmee een meer volledig beeld had van zowel externe als interne letsels, bloedverlies en orgaantoestand. [naam 4] heeft als gevolg van het bij haar aangevraagde onderzoek uitsluitend onderzoek verricht naar de dura, de hersenen en de hypofyse. Op de terechtzitting is duidelijk geworden dat zij tijdens haar onderzoek enkel kon beschikken over het voorlopige sectierapport en over door haar opgevraagde foto’s. De rechtbank stelt vast dat uit de conclusie van [naam 3] volgt dat niet kan worden uitgesloten dat het stomp botsend geweld tegen het hoofd, welk geweld door [medeverdachte] is gepleegd, als enige doodsoorzaak moet worden aangemerkt. In dat geval zou het (krachteloos) slaan en verwurgen door de verdachte evenals de door hem toegebrachte steekletsels middels bloedverlies hooguit het moment van overlijden hebben kunnen bespoedigen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat er causaal verband bestaat tussen de door de verdachte gepleegde handelingen enerzijds en het overlijden van het slachtoffer anderzijds, dit omdat te veel onzekerheid is blijven bestaan over het antwoord op de vraag of de geweldshandelingen van de verdachte, met name ook de steekletsels, noodzakelijkerwijs (mede) tot het overlijden van het slachtoffer hebben geleid. [naam 3] heeft immers verklaard dat het slachtoffer uiteindelijk ook zonder de steekverwondingen zou zijn overleden. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat niet kan worden bewezen dat de door de verdachte gepleegde geweldshandelingen het overlijden van het slachtoffer (mede) hebben veroorzaakt.
Medeplegen
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verdachte in het kader van medeplegen verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van het slachtoffer. De rechtbank komt echter in de onderhavige zaak, op basis van het voorliggende dossier, tot een ander oordeel dan het oordeel dat geveld is in het vonnis in de zaak tegen [medeverdachte].
Op grond van de feiten en omstandigheden voornoemd, stelt de rechtbank dat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte]. De verdachte heeft op 27/28 september 2021 onder dwang en in opdracht van [medeverdachte] gehandeld. De verdachte was door de situatie ter plaatse niet in staat een vrije en weloverwogen keuze te maken, waardoor er geen sprake is (geweest) van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet als medepleger verantwoordelijk kan worden gehouden voor het overlijden van het slachtoffer. Om die reden zal de verdachte worden vrijgesproken van het impliciet subsidiair ten laste gelegde medeplegen van doodslag.
4.2.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en D. van der Sluis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen en L.S.F. Claeys, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier Claeys zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2021 tot en met 28 september 2021
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk van het leven heeft
beroofd, door
- het meermalen uitoefenen en/of toepassen van stomp botsend geweld (te weten
slaan en/of stoten en/of schoppen) op/tegen/in het gezicht, althans het hoofd en/of
de hals en/of de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of het dichtknijpen van
de keel van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen voornoemde [slachtoffer] met een mes, in elk geval met een scherp en/of
puntig voorwerp, in de buik, in elk geval in het (boven)lichaam te steken/