ECLI:NL:RBROT:2025:8486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
11623745 VV EXPL 25-182
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling in kort geding na ontbinding arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde]. [Eiser] is sinds juni 2024 arbeidsongeschikt en vordert dat hij weer wordt toegelaten tot zijn functie als senior havenmeester om zijn re-integratie te kunnen starten. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen gelijktijdig in een andere procedure is ontbonden per 1 augustus 2025 vanwege een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter oordeelt dat het belang van [gedaagde] om [eiser] niet toe te laten tot zijn werkzaamheden zwaarder weegt dan het belang van [eiser] om weer te worden toegelaten. De verstoring van de arbeidsrelatie is te wijten aan het gedrag van [eiser] richting zijn collega's, wat de werksfeer negatief zou beïnvloeden. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11623745 VV EXPL 25-182
datum uitspraak: 16 juni 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Den Haag,
eiser,
gemachtigde: mr. I.I. Feenstra,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.A.W. Holdtgrefe.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 april 2025, met bijlagen;
  • de (voorwaardelijke) conclusie van antwoord, met bijlagen,
  • de pleitnota van [eiser];
  • de pleitnotities van Erfgoedhaven.
1.2.
Op 19 mei 2025 is de zaak (samen met de zaak 11664790 VZ VERZ 25-2947) tijdens een zitting in het gerechtsgebouw te Dordrecht met partijen besproken. [eiser] was aanwezig, bijgestaan door mr. I.I. Feenstra. Namens [gedaagde] waren [persoon 1] (bestuurder) en [persoon 2] (oud-bestuurder) aanwezig, bijgestaan door mr. M.A.W. Holdtgrefe.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiser] is bij [gedaagde] in dienst als senior havenmeester. [eiser] is arbeidsongeschikt sinds juni 2024 en hij wil dat [gedaagde] hem weer toelaat tot zijn functie, zodat hij met zijn re-integratie kan starten. De kantonrechter wijst deze vordering af. Hierna wordt toegelicht waarom.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[eiser] werkt sinds 1 december 2019 bij [gedaagde] in de functie van senior havenmeester. Op 24 juni 2024 heeft [eiser] zich ziekgemeld. De Arboarts heeft op 19 november 2024 geoordeeld dat [eiser] geschikt is voor zijn eigen werk vanaf 2 december 2024 en dat [eiser] geleidelijk zijn werk kan hervatten. De Arboarts heeft daarnaast geadviseerd om met elkaar in gesprek te gaan om de spanningen in de werksituatie op te lossen.
2.3.
Op 14 januari 2025 zijn de heer [persoon 1] (directeur/bestuurder van [gedaagde]) en [eiser] in mediation met elkaar in gesprek gegaan. De mediation heeft niet geleid tot een oplossing en is op 30 januari 2025 beëindigd.
2.4.
[eiser] wil terugkeren in zijn baan als havenmeester. Dit is volgens hem medisch gezien ook mogelijk. Vanuit de zijde van [gedaagde] gebeurt er echter niets. [eiser] vordert daarom in dit kort geding dat [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van het vonnis [eiser] toe te laten tot het starten van zijn re-integratie in zijn eigen bedongen functie van havenmeester conform het door de Arboarts op 19 november 2024 opgestelde opbouwschema, op verbeurte van een dwangsom.
Er is een spoedeisend belang
2.5.
Gelet op de aard van de vordering (het starten met re-integratie) heeft [eiser] een spoedeisend belang. Dit is overigens door [gedaagde] niet betwist.
[gedaagde] hoeft [eiser] niet toe te laten tot het werk
2.6.
In de gelijktijdig met de onderhavige procedure behandelde verzoekschriftprocedure (zaaknummer 11664790 VZ VERZ 25-2947) tussen [gedaagde] en [eiser] is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden per 1 augustus 2025 vanwege een verstoorde arbeidsrelatie. Omdat de arbeidsovereenkomst binnenkort zal eindigen vanwege een verstoorde arbeidsrelatie, is de kantonrechter van oordeel dat het belang van [gedaagde] om [eiser] niet toe te laten tot zijn werkzaamheden zwaarder weegt dan het belang van [eiser] om weer te worden toegelaten tot zijn werkzaamheden. De reden van de verstoring is namelijk gelegen in het gedrag en de houding van [eiser] richting zijn collega’s. Het is voldoende aannemelijk dat (tijdelijke) terugkeer van [eiser] de werksfeer niet ten goede zal komen. Gelet daarop wordt de vordering van [eiser] afgewezen.
De proceskosten worden gecompenseerd
2.7.
De kantonrechter ziet in de aard van het geschil aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering van [eiser] af;
3.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
31688