ECLI:NL:RBROT:2025:8594

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
C/10/697456 / KG ZA 25-295
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot verbod op ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap UltraCool B.V. en een gedaagde partij. UltraCool vorderde een verbod voor de gedaagde om de sloten van de bedrijfsruimte te veranderen en toegang tot de bedrijfsruimte te beletten, zolang er geen vonnis in de bodemprocedure was gewezen waarin de ontbinding van de huurovereenkomst was uitgesproken. De rechtbank oordeelde dat UltraCool een spoedeisend belang had bij haar vordering, omdat de feitelijke ontruiming van de bedrijfsruimte was aangezegd tegen 28 april 2025. UltraCool stelde dat de gedaagde misbruik maakte van recht door nieuwe sloten te plaatsen, maar de rechtbank oordeelde dat de ontruiming niet op basis van deze stelling kon worden tegengehouden. De rechtbank benadrukte dat de vaststellingsovereenkomst, die in een proces-verbaal was vastgelegd, een executoriale titel vormt die in beginsel ten uitvoer gelegd moet worden, tenzij er sprake is van misbruik van bevoegdheid. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de gedaagde bij ontruiming zwaarder wogen dan die van UltraCool, vooral gezien de financiële problemen van UltraCool en de verplichtingen van de gedaagde aan een derde partij. De vordering van UltraCool werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/697456 / KG ZA 25-295
Vonnis in kort geding van 25 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ULTRACOOL B.V.,
gevestigd te Maassluis,
eiseres,
advocaten: mrs. B.D. Bos en Y. Hilderink te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. D.M. Coskun te Uitgeest.
Partijen worden hierna UltraCool en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 15 april 2025, met producties 1 tot en met 5,
  • het herstelexploot van 17 april 2025,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 14,
  • de pleitaantekeningen van mr. Hilderink.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 april 2025. Ter zitting heeft UltraCool medegedeeld dat later op de dag vonnis zal worden gewezen in een door haar, bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, aanhangig gemaakt kort geding tegen Buckaroo. Volgens UltraCool is dat vonnis van belang voor het onderhavige kort geding. De voorzieningenrechter heeft UltraCool toegestaan om het vonnis na ontvangst daarvan met een korte toelichting in dit geding te brengen, waarna [gedaagde] de gelegenheid krijgt om daarop te reageren. Na de mondelinge behandeling heeft UltraCool e-mailberichten van de rechtbank Midden-Nederland overgelegd waaruit blijkt dat het vonnis later, op 30 april 2025, zal worden gewezen. Gelet op het spoedeisende karakter van de huidige zaak zal daarop niet worden gewacht.

2.De feiten

2.1.
UltraCool is de onderneming achter Sapph, een bekend merk van lingerie, herenondergoed en badkleding.
2.2.
Met ingang van 1 juni 2021 huurt UltraCool een bedrijfsruimte aan de [adres] (hierna: de bedrijfsruimte) van [gedaagde]. De huurovereenkomst is aangegaan voor een periode van vijf jaar, tot en met 31 mei 2026. De huurprijs (inclusief servicekosten en btw) bedraagt op dit moment € 7.245,65 per maand. UltraCool heeft de bedrijfsruimte in gebruik als magazijn voor haar handelsvoorraad. Vanuit het magazijn bevoorraadt UltraCool de
brandstorevan Sapph en levert zij online bestellingen.
2.3.
Bij dagvaarding van 17 mei 2024 heeft [gedaagde] een procedure tegen UltraCool aanhangig gemaakt bij de kantonrechter in deze rechtbank. Daarin heeft [gedaagde] ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van achterstallige huurtermijnen gevorderd. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2024 hebben UltraCool en [gedaagde] een schikking bereikt die is neergelegd in een proces-verbaal (met zaaknummer 11108302 VV EXPL 24-257). Het proces-verbaal vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“1. UltraCool betaalt de volgende bedragen op het rekeningnummer (…) ten name van [gedaagde]:
- 27 mei 2024 € 9.000,- met de omschrijving ‘deelbetaling 3 van 4’;
- Uiterlijk 10 juni 2024 € 9.000,- onder vermelding van 'deelbetaling 4 van 4';
- Uiterlijk 10 juni 2024 de huur voor de maand juni 2024;
- Uiterlijk 10 juli 2024 de huur voor de maand juli 2024 plus € 1.000,- ter zake kostenvergoeding;
- Uiterlijk 10 augustus 2024 de huur voor de maand augustus 2024.
2. Indien een van de hiervoor genoemde bedragen niet tijdig wordt betaald, verkeer[t] UltraCool van rechtswege in verzuim, zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.
3. In het geval UltraCool in gebreke komt met de tijdige nakoming van een of meer van de hiervoor genoemde betalingen, heeft [gedaagde] het recht het gehuurde te doen ontruimen binnen veertien dagen nadat de ontruiming door de deurwaarder is aangezegd.
4. Vanaf september 2024 betaalt UltraCool de huurpenningen zoals in de huurovereenkomst bepaald weer uiterlijk op de eerste dag van de betreffende maand.
5. Partijen verlenen elkaar, met uitzondering van toekomstige verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, finale kwijting vanaf het moment dat volledig aan het bepaalde in artikel 1 van deze overeenkomst zal zijn voldaan. (…)”
2.4.
Op verzoek van [gedaagde] heeft de deurwaarder bij exploot van 25 november 2024 de grosse van het proces-verbaal aan UltraCool betekend en aan UltraCool bevel gedaan om de bedrijfsruimte te ontruimen en te verlaten en een bedrag van in totaal € 18.148,03 te betalen. Verder heeft de deurwaarder aangezegd dat als niet aan het bevel wordt voldaan de daadwerkelijke ontruiming plaatsvindt op 10 december 2024 om 10:00 uur.
2.5.
Bij de uitvoering van de ontruiming op 10 december 2024 heeft de middellijk bestuurder van UltraCool, O.P. Wagenaar, aan de deurwaarder laten weten iedere medewerking aan de ontruiming te weigeren. Daarbij heeft Wagenaar het standpunt ingenomen dat ontruiming op grond van artikel 5 van het proces-verbaal niet meer mogelijk is omdat UltraCool de in artikel 1 genoemde bedragen heeft betaald, zodat partijen over en weer finaal zijn gekweten. Ook heeft hij een kort geding tegen de ontruiming aangekondigd. De deurwaarder heeft afgezien van feitelijke ontruiming en is enkel overgegaan tot formele ontruiming van de bedrijfsruimte.
2.6.
Op 10 januari 2025 heeft de deurwaarder zich in het kader van een deurwaardersrenvooi (ex artikel 438 lid 5 Rv) met een proces-verbaal bij de kantonrechter in deze rechtbank vervoegd omdat onduidelijk was of de titel van het proces-verbaal de deurwaarder, ondanks de door UltraCool gedane betalingen, legitimeert tot tenuitvoerlegging daarvan (ontruiming). Na oproeping van partijen heeft op 30 januari 2025 de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden.
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 21 februari 2025 (met zaaknummer 11487733 VV EXPL 25-26, hierna: het vonnis) heeft de kantonrechter beslist dat de titel van het proces-verbaal de deurwaarder legitimeert om tot ontruiming over te gaan. Daartoe heeft de kantonrechter in 3.5. van het vonnis overwogen:
“UltraCool doet een beroep op de in artikel 5. van de regeling genoemde finalekwijting en voert daartoe aan dat zij alle bedragen onder artikel l. volledig heeft betaald. Dit standpunt kan niet slagen. In artikel 1. zijn immers ook uiterste betalingstermijnen overeengekomen. Dat betekent dat aan UltraCool alleen finale kwijting voor de overeengekomen bedragen toekomt als zij die bedragen volledig én tijdig voldoet. Voor UltraCool had dat ook duidelijk moeten zijn. Zij heeft zelf een mailbericht van haar toenmalige gemachtigde (mr. C.A. Gobbens) van 29 mei 2024 ingebracht, waarin mr. Gobbens terzake van de bereikte regeling aan UltraCool bericht: "
Zoals al aangegeven:
het is echt héél belangrijk dat jullie de komende verplichtingen stipt voldoen. Als daar iets
misgaat, heeft [gedaagde] alsnog het recht om het gehuurde te laten ontruimen."
2.8.
Bij dagvaarding van 28 januari 2025 heeft [gedaagde] bij de kantonrechter in deze rechtbank een bodemprocedure tegen UltraCool aanhangig gemaakt, waarin zij onder meer ontbinding van de huurovereenkomst vordert. De zaak staat, na zuivering van het verstek, op dit moment op de rol voor conclusie van antwoord.
2.9.
Bij exploot van 21 maart 2025 heeft de deurwaarder de grosse van het onder 2.7 bedoelde vonnis aan UltraCool betekend en aan UltraCool bevel gedaan om de bedrijfsruimte onmiddellijk te ontruimen. Daarbij is aangezegd dat als UltraCool niet aan het bevel voldoet daadwerkelijke ontruiming plaatsvindt op 8 april 2025 om 10:00 uur.
2.10.
Op verzoek van [gedaagde] heeft een andere deurwaarder bij exploot van 11 april 2025 de grossen van het proces-verbaal en het vonnis, en het proces-verbaal van formele ontruiming van 10 december 2024 aan UltraCool betekend en UltraCool (hernieuwd) bevel gedaan om de bedrijfsruimte binnen veertien dagen te ontruimen. Daarbij is aangezegd dat de tegen 8 april 2025 aangezegde ontruiming is geschorst en dat daadwerkelijke ontruiming zal plaatsvinden op 28 april 2025.

3.Het geschil

3.1.
UltraCool vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] verbiedt om de sloten van de bedrijfsruimte te veranderen dan wel anderszins aan UltraCool toegang tot de bedrijfsruimte te beletten zolang in de bodemprocedure geen vonnis is gewezen waarin de ontbinding van de huurovereenkomst is uitgesproken en dat in kracht van gewijsde is gegaan dan wel de huurovereenkomst op andere wijze rechtsgeldig is geëindigd, onder oplegging van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vordering, met veroordeling van UltraCool in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de veertiende dag na het vonnis.

4.De beoordeling

4.1.
UltraCool heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat de feitelijke ontruiming van de bedrijfsruimte is aangezegd tegen 28 april 2025.
4.2.
UltraCool heeft in haar dagvaarding gesteld dat [gedaagde] met haar plan om, teneinde hoge transport- en opslagkosten te voorkomen, enkel nieuwe sloten te plaatsen en UltraCool daarmee toegang tot de bedrijfsruimte te ontzeggen, misbruik maakt van recht. Wat daarvan zij, dit plan is inmiddels achterhaald, omdat de volledige ontruiming is aangezegd en [gedaagde], zoals hierna zal blijken, de bedrijfsruimte daadwerkelijk wenst te ontruimen. Over de toelaatbaarheid van het plaatsen van nieuwe sloten behoeft dus niet beslist te worden.
4.3.
UltraCool verzet zich tegen de op de vaststellingsovereenkomst gegronde ontruiming.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat voor een vaststellingsovereenkomst waarmee een einde aan een geschil is gemaakt en die in een proces-verbaal is vastgelegd, zoals hier het geval is, geldt dat deze een executoriale titel vormt die in beginsel ten uitvoer gelegd moet kunnen worden (zie artikel 89 en 430 Rv). Alleen in geval van misbruik van bevoegdheid behoort in de tenuitvoerlegging te worden ingegrepen. Dat kan hier het geval zijn als ontruiming op grond van na het proces-verbaal voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van UltraCool een noodtoestand zal doen ontstaan waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.4.
Volgens UltraCool is daarvan sprake. Dat betreft het volgende.
Buckaroo is verantwoordelijk voor het online ontvangen en verwerken van betalingen van klanten die bestellen in de webshop van UltraCool en het doorbetalen van deze betalingen (minus een beperkt afgesproken bedrag) aan UltraCool. Vanwege zorgen over het risicoprofiel van UltraCool heeft Buckaroo met beroep op een van haar algemene voorwaarden de doorbetaling aan UltraCool op 3 februari 2025 stopgezet, als gevolg waarvan de gehele cashflow van UltraCool stil is komen te liggen en UltraCool de verkoop van haar producten via haar webshop stop heeft moeten zetten. Om die reden kon UltraCool haar huurverplichtingen jegens [gedaagde] niet meer nakomen en is het UltraCool ook niet gelukt om een andere bedrijfsruimte voor de opslag van haar handelsvoorraad te huren. Op 1 april 2025 heeft UltraCool bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland een kort geding tegen Buckaroo aanhangig gemaakt en gevorderd dat Buckaroo per direct de opschorting van de uitbetalingen opheft, alle aan UltraCool toekomende gelden vrijgeeft en de betalingsdiensten hervat. Als die vordering wordt toegewezen, krijgt UltraCool weer beschikking over ruim voldoende financiële middelen.
De ontruiming legt de bedrijfsvoering van UltraCool echter volledig plat, omdat daarmee toegang tot het magazijn en daarmee haar handelsvoorraad wordt geblokkeerd. Dit betekent dat UltraCool de exploitatie van haar onderneming dan niet kan hervatten. Dat zal haar faillissement betekenen. Ook staat ontruiming in de weg aan het alternatieve scenario, te weten het aangaan van een samenwerking met een andere aanbieder van betalingsdiensten (Molly).
4.5.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij zich realiseert dat de handelsvoorraad die in de bedrijfsruimte aanwezig is waarde vertegenwoordigt en dat deze gedurende enige tijd behoorlijk moet worden opgeslagen en ter beschikking van UltraCool moet worden gehouden. Daarom heeft [gedaagde] geregeld dat een opslagruimte beschikbaar is waarin de handelsvoorraad van UltraCool na ontruiming korte tijd wordt ondergebracht. Die opslagruimte is toegankelijk voor UltraCool. Hoewel UltraCool te kennen heeft gegeven dat deze constructie op praktische bezwaren stuit, omdat een opslagruimte niet gelijk te stellen valt met haar huidige magazijn, dat geheel is ingericht op het snel en efficiënt kunnen uitleveren van bestelde goederen, volstaat dat bezwaar niet. Uit de omstandigheid dat UltraCool de organisatie rond het uitleveren van goederen uit haar handelsvoorraad anders zal moeten vormgeven en/of daaraan meer kosten zal hebben, volgt niet dat het onmogelijk voor haar wordt de
brandstorevan Sapph te bevoorraden en online bestellingen uit te leveren. Nadere, concrete toelichting op dat punt ontbreekt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onvoldoende aannemelijk dat bij ontruiming aan de zijde van UltraCool een noodtoestand ontstaat.
4.6.
De problematiek met Buckaroo, waarvan in het geheel geen documentatie is overgelegd, zelfs de kort geding dagvaarding niet, maakt dat niet anders. Voor zover UltraCool stelt dat zij als gevolg van die problematiek de huur niet meer kan betalen en dat dat een noodtoestand oplevert, is dat niet ter zake. De ontruiming is niet gebaseerd op het onbetaald blijven van de huur voor de maanden maart en april 2025 en eventueel daarop volgende maanden, maar op het niet-nakomen van de in het proces-verbaal vastgelegde afspraken.
4.7.
Voorts is het volgende van belang. UltraCool legde/legt de afspraken die zijn opgenomen in het proces-verbaal kennelijk zo uit dat zij volledig gekweten was, maar sinds in elk geval het vonnis van 21 februari 2025 (zie 2.7.) moet haar duidelijk zijn dat die uitleg onjuist was en dat [gedaagde] de bedrijfsruimte zou mogen ontruimen. Dat is twee maanden geleden. Zij is niet in appel gegaan tegen het vonnis en het probleem met Buckaroo speelde toen volgens UltraCool al. In die twee maanden heeft zij kennelijk geen adequate maatregelen genomen. Het kort geding tegen Buckaroo heeft zij blijkbaar pas op 1 april 2025 aanhangig gemaakt (overigens zonder daarvan [gedaagde] op de hoogte te stellen). Verder heeft zij blijkbaar geen concrete stappen ondernomen voor een alternatieve online betalingsregeling met een andere partij. Ook is niets gesteld omtrent het regelen van een alternatieve opslaglocatie anders dan dat dat op problemen stuitte in verband met de Buckaroo-kwestie, maar dat is te vaag. Elke concrete onderbouwing ontbreekt. De toestand die ontstaat na ontruiming heeft UltraCool dus mede zelf veroorzaakt.
4.8.
Daar komt bij dat de belangen van [gedaagde] bij ontruiming van de bedrijfsruimte zwaarder wegen dan de belangen van UltraCool bij het voorlopig kunnen continueren van de huur. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten met AO Autoplaza op grond waarvan zij verplicht is om de bedrijfsruimte met ingang van 1 mei 2025 aan deze partij beschikbaar te stellen. Ter zitting is toegelicht dat AO Autoplaza de ruimte ook daadwerkelijk op 1 mei 2025 wenst te betrekken om daarin haar bedrijfsactiviteiten te ontplooien. Daarnaast kan, gelet op het feit dat UltraCool min of meer structureel te laat betaalt, de inhoud van de in het proces-verbaal vervatte vaststellingsovereenkomst en de uitleg daarvan in het vonnis, en de huidige financiële problemen, niet van [gedaagde] worden gevergd dat zij UltraCool nog langer als huurder duldt. Daarbij heeft [gedaagde] erop gewezen dat er op dit moment voor een bedrag van € 445.445,00 conservatoir beslag ligt op de goederen en bankrekening van UltraCool en dat er een verzoek tot faillietverklaring bij deze rechtbank is ingediend, waarvan de behandeling tijdelijk is aangehouden.
[gedaagde] behoeft in die situatie niet te wachten op de uitkomst van de bodemprocedure maar kan op basis van de titel waarover zij beschikt tot ontruiming overgaan. Dit betekent dat de vordering van UltraCool wordt afgewezen.
4.9.
UltraCool moet als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] betalen. De proceskosten worden begroot op:
- griffierecht: € 331,00
- salaris advocaat: € 1.107,00
- nakosten:
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 1.616,00
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt UltraCool in de proceskosten van € 1.616,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als UltraCool hier niet tijdig aan voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet zij € 92,00 extra betalen plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt UltraCool in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2025.
[2971/106]