ECLI:NL:RBROT:2025:8620
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van overeenkomst door oneerlijk kostenbeding in juridische dienstverlening
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen DHC Advocaten, eiseres, en een gedaagde die niet in de procedure is verschenen. Eiseres had gedaagde op 18 maart 2025 gedagvaard en tegen gedaagde is verstek verleend. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht waarbij eiseres juridische werkzaamheden voor gedaagde heeft verricht. Eiseres vorderde betaling van een declaratie van € 1.487,82, vermeerderd met rente en kosten. De rechter heeft de eis afgewezen omdat het kostenbeding in de opdrachtbevestiging als oneerlijk werd aangemerkt. Het kostenbeding, dat een uurtarief van € 290,- exclusief kantoorkosten en btw vermeldde, was niet transparant genoeg voor de consument om de financiële consequenties van de overeenkomst goed in te schatten. De rechter oordeelde dat eiseres onvoldoende informatie had verstrekt aan gedaagde, waardoor de overeenkomst niet kon voortbestaan zonder het kostenbeding. De rechter heeft de overeenkomst vernietigd op basis van artikel 3:41 en artikel 7:405 van het Burgerlijk Wetboek. Aangezien de eis werd afgewezen, werd eiseres ook veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op nul werden begroot omdat gedaagde niet in de procedure was verschenen.