Uitspraak
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats 1] , verzoekers
het college van burgemeester en wethouders van [plaats 2]
Inleiding
om met betrekking tot het gebouw bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Op 6 maart 2025 heeft [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ) een visuele bouwkundige opname uitgevoerd van de nog aanwezige bebouwing op het perceel. Daarbij is geconstateerd dat de bebouwing in een slechte bouwtechnische staat verkeert.
Op 9 mei 2025 heeft het college verzoekers een waarschuwingsbrief gestuurd. Daarin heeft het college verzocht om voor 10 juni 2025 de sloopwerkzaamheden te hervatten conform de ingediende sloopmelding, het goedgekeurde sloopplan van 16 april 2024 en het goedgekeurde sloopveiligheidsplan van 8 oktober 2024. In reactie hierop hebben verzoekers laten weten dat volgens hen eerst funderingsherstel moet worden uitgevoerd bij het aangrenzende pand [adres 3] voordat de sloop veilig kan worden hervat.
Op 10 juni 2025 is een controle uitgevoerd waarbij is geconstateerd dat nog niet duurzaam is begonnen met het hervatten van de sloopwerkzaamheden. Op 18 juni 2025 is opnieuw een controle uitgevoerd. Daarbij is nogmaals vastgesteld dat de werkzaamheden niet duurzaam zijn hervat conform de ingediende sloopmelding, het goedgekeurde sloopplan van 16 april 2024 en het goedgekeurde sloopveiligheidsplan van 8 oktober 2024. Ook is gebleken dat is begonnen met het verwijderen van metalen platen waarmee de kozijnen waren dichtgeschroefd; hierdoor wordt het gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de directe omgeving verder vergroot.
Daarnaast is door een constructeur van de gemeente de constructieve veiligheid als onvoldoende beoordeeld en is een aanvullend onderzoek naar historisch beeldmateriaal afgerond. Dit is neergelegd in het rapport “Bouwkundige inspectie [adres 2] & [adres 1] [plaats 2] ” van [bedrijf 1] van 18 juni 2025. De conclusie is dat het gebouw in zodanig slechte constructieve staat verkeert dat direct gevaar voor instorting bestaat, waardoor sprake is van gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de directe omgeving.
Daarnaast bestrijden verzoekers dat de situatie zo spoedeisend is dat het college bestuursdwang zonder voorafgaande last kan toepassen. Voor zover er al een overtreding is, had het college eerst een vooraankondiging moeten sturen en een begunstigingstermijn aan het bestreden besluit moeten verbinden. Verzoekers zijn het niet eens met de conclusie van het college dat er gevaar voor de omgeving of de veiligheid is vanwege acuut instortingsgevaar. Volgens hen berust deze conclusie uitsluitend op visuele waarnemingen van buitenaf en niet op onderzoek in het pand of berekeningen. Dat er gaten in het dak zitten waardoor water het gebouw binnen kan komen, betekent volgens verzoekers niet dat daardoor alle vloerbalken zijn aangetast. Verzoekers hebben rapporten van [bedrijf 2] van 18 juni en 23 juni 2025 ingebracht. Daarin wordt geconcludeerd dat er geen acuut gevaar voor instorting is en dat er geen constructieve reden is om op dit moment het pand verder te slopen. In het tweede rapport staat ook dat bij onderzoek in het pand is geconstateerd dat de balklagen nog ruim de capaciteit hebben om de samenhang van het geheel te verzorgen.
Verzoekers voeren ook aan dat het gebouw alleen veilig kan worden gesloopt nadat het funderingsherstel bij [adres 3] is uitgevoerd. Volgens verzoekers stelt het college zich ten onrechte op grond van de eerdere sloopmelding en het daarbij behorende sloopplan en sloopveiligheidsplan op het standpunt dat het gebouw veilig gesloopt kan worden.
Verder betogen verzoekers dat de in het bestreden besluit genoemde herstelmaatregelen verder strekken dan nodig is om de overtreding ongedaan te maken. Om het gevaar voor de gezondheid of de veiligheid weg te nemen kan worden volstaan met minder ingrijpende maatregelen, zoals tijdelijk stutten, stalen stabiliteitskruizen en een bredere veiligheidszone.
In het bestreden besluit is bepaald dat de kosten van de uitoefening van bestuursdwang op verzoekers worden verhaald. Verzoekers zijn het daar niet mee eens, omdat het college niet de minst kostbare methode heeft gekozen, de maatregelen verder gaan dan nodig is om de overtreding van de zorgplicht ongedaan te maken en de geschatte kosten onnodig hoog zijn.
Het college heeft de overtreding van verschillende zorgplichten aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Dat is in de eerste plaats de specifieke zorgplicht uit artikel 7.4 van het Bbl voor bouw- en sloopactiviteiten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan worden betwijfeld of hier nog sprake is van bouw- en sloopactiviteiten, omdat de sloop in juli 2022 is stilgelegd en in de drie jaar daarna niet meer is hervat. In de bezwaarprocedure zal het college dit nader moeten motiveren.
Het college heeft zich daarnaast gebaseerd op artikel 3.5 van het Bbl. Daarin is een specifieke zorgplicht opgenomen voor bestaande bouwwerken. Partijen zijn het erover eens dat de situatie in beginsel binnen de reikwijdte van deze specifieke zorgplicht valt. Zij verschillen van mening over de vraag of er sprake is van een overtreding van de zorgplicht en of die overtreding onmiskenbaar is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college voldoende onderbouwd dat er in dit geval onmiskenbare strijd is met de zorgplicht van artikel 3.5 van het Bbl vanwege de onveilige situatie voor de naastgelegen panden en de omgeving. Dit wordt hieronder verder uitgelegd.
De algemene zorgplicht uit de artikelen 1.6 en 1.7 in samenhang met artikel 1.7a van de Ow kan buiten beschouwing blijven, omdat er een specifieke zorgplicht van toepassing is.
De voorzieningenrechter overweegt tot slot dat deze beslissing niet afdoet aan de mogelijkheid voor het college om opnieuw een besluit tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang te nemen als binnen de begunstigingstermijn een (plotselinge) verandering in de bouwkundige staat van het gebouw dat noodzakelijk maakt.