ECLI:NL:RBROT:2025:8664

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1159 en FT RK 25/1160
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van een huurder onder beschermingsbewind in het kader van de Faillissementswet

Op 14 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, een verzoek heeft ingediend om een voorlopige voorziening ex artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster vroeg om een moratorium van zes maanden om te voorkomen dat verweerster, de verhuurder, overgaat tot ontruiming van haar huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in staat is om de huurtermijnen tijdig te voldoen, ondanks een eerdere betalingsachterstand. De huurtermijnen van juni en juli 2025 zijn inmiddels betaald, en verzoekster heeft een inkomen uit arbeid. De rechtbank oordeelde dat er sprake is van een bedreigende situatie, gezien de aankondiging van ontruiming door verweerster. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 14 juli 2025
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 30 juni 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In de oproepingsbrief van 7 juli 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 14 juli 2025.
Ter zitting van 14 juli 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer mr. D.A. IJpelaar, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat verzoekster);
  • mevrouw J. Kicoen, werkzaam bij Stichting Nieuw Vaarwater (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • [naam], werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft inkomen uit arbeid van circa € 1.750,- per maand. Verzoekster zit op dit moment in de ziektewet. De huur van verzoekster bedraagt vanaf juli 2025 € 1.168,70. De huurtermijn van juni 2025 is – weliswaar te laat – op 2 juni 2025 betaald. De huur van juli 2025 is tijdig op 30 juni 2025 betaald. Sinds 9 mei 2025 staat verzoekster onder beschermingsbewind, waardoor ook voldoende aannemelijk is geworden dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden betaald.

3.Het verweer

De totale achterstand (inclusief kosten) is opgelopen naar € 13.553,30. De huurtermijnen van juni en juli 2025 zijn betaald. Verweerster gunt verzoekster nog een laatste kans om aan haar lopende betalingsverplichtingen te voldoen.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 16 juni 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 16 juli 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met haar schuldeisers een regeling van haar schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 16 mei 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende huurtermijnen kunnen en zullen worden voldaan. De huurtermijn van juni 2025 is – weliswaar te laat – op 2 juni 2025 voldaan. De huurtermijn van juli 2025 is tijdig op 30 juni 2025 voldaan. Daarnaast staat verzoekster onder beschermingsbewind, waardoor ook voldoende aannemelijk is geworden dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond en ook gelet op het standpunt van verweerster dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 16 mei 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 14 juli 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2025.