De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 1 augustus 2024 is een anonieme melding gedaan, inhoudende dat er een sterke acetongeur kwam uit de woning aan de [adres] in Spijkenisse en er jerrycans met doorzichtige vloeistof waren afgeleverd bij deze woning. Hierop is onderzoek ingesteld en is er geconstateerd dat aan de voor- en achterzijde van de woning camera's hingen en in de tuin meerdere Spaans sprekende personen stonden. Hierdoor ontstond het vermoeden dat zich in de woning een cocaïnewasserij bevond.
Op 2 augustus 2024 - kort na middernacht- is de politie binnengetreden in de woning. Hier
werden diverse hoeveelheden chemicaliën aangetroffen. Daarnaast stonden in verschillende
ruimtes tonnen, emmers, filtreerpapier/koffiefilters, koffiemolens, elektrische balansen,
centrifuges, roerders, een elektrisch verwarmingsplaatje, elektrische verwarmingsspiralen,
sealmachines en sealfolie, metalen pannen en mengvormen. De verdachte en haar medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn in de woning aangehouden. De verdachte had wit residu op haar broek. Medeverdachte (en man van verdachte) [medeverdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte 1] hadden wit residu op zowel hun handen als kleding.
Bij onderzoek door de groep Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) is
onder meer gebleken dat in meerdere ruimtes in de woning jerrycans met chemicaliën
stonden. Monsters van de chemicaliën zijn getest door het NFI. Inventarisatie door het LFO
heeft geresulteerd in een lijst van aangetroffen hoeveelheden chemicaliën die overeenkomt
met de opsomming in de tenlastelegging, waaronder procaïne.
Het NFI concludeert dat de aard en samenstelling van de onderzochte materialen
kenmerkend is voor de verwerking van cocaïne. Een deel van de onderzochte materialen is
bovendien kenmerkend voor het versnijden van cocaïne.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat in de woning [adres] te
Spijkenisse een drugslaboratorium was gevestigd, waar cocaïne werd bewerkt en
verwerkt. Dat dit laboratorium op het moment van ontdekken reeds enige tijd in werking en
productief was, blijkt onder meer uit het aantreffen van de aanzienlijke hoeveelheid
vervuilde aceton (1.395 liter), de bewerkte en verwerkte procaïne (70,703 kg procaïne-HC1
(deels in aceton)) alsmede de aangetroffen resten van cocaïne in jerrycans.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat zij nooit eerder in de woning kwam en er toevallig alleen kort vóór de inval was, niet geloofwaardig. Zij wordt immers, met de medeverdachten, aangetroffen in een woning die vol staat met voorwerpen en jerrycans en vol ligt met substanties die duiden op het bewerken van harddrugs. Twee van haar medeverdachten hebben wit residu op handen en armen en zij heeft zelf wit residu op haar broek. Dat zij niet eerder in de woning was wordt gelogenstraft door de camerabeelden die zich in het dossier bevinden. Daarop zijn onder andere medeverdachten te zien, bezig met opslagboxen in de tuin.
Op de beelden van 25 juli 2025 is ook een vrouw te zien in de tuin bij de opslagboxen. Nu er geen enkele aanwijzing voorhanden is dat het hier om een andere vrouw gaat dan de verdachte, de echtgenote van de bewoner, medeverdachte [medeverdachte 3] , gaat de rechtbank er van uit dat het de verdachte is die op de beelden te zien.
Daarnaast verklaren beide medeverdachten, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , over de vrouw van [bijnaam medeverdachte 3] , medeverdachte [medeverdachte 3] , die gedurende hun verblijf van enkele dagen ook in de woning was en die zij kenden als [verdachte] . Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op zijn vraag naar de spullen in de woning, van [bijnaam medeverdachte 3] en [verdachte] als reactie kreeg dat hij zich geen zorgen hoefde te maken.