ECLI:NL:RBROT:2025:8746

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/10/699946 / KG ZA 25-459
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig gebruiksrecht huurwoning na relatiebreuk

In deze zaak, die op 2 juli 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en contractuele medehuurders zijn van een woning. Na de beëindiging van hun relatie in september 2024, is de situatie tussen hen verslechterd, wat heeft geleid tot een geschil over het gebruiksrecht van de woning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eiser, [eiser], voorlopig het exclusief gebruiksrecht van de woning toekomt, omdat zijn belang bij de woning zwaarder weegt dan dat van de gedaagde, [gedaagde]. De vordering van [eiser] is toegewezen, terwijl de vorderingen van [gedaagde] zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het voor beide partijen onmogelijk is geworden om samen in de woning te verblijven, en dat er een spoedeisend belang is bij de beslissing over het gebruiksrecht. De rechter heeft ook een verbod opgelegd aan [gedaagde] om de woning te betreden, gezien de spanningen tussen de partijen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de voorzieningenrechter heeft aangegeven dat de beslissing geldt totdat er een eindbeslissing is genomen in een nog op te starten bodemprocedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/699946 / KG ZA 25-459
Vonnis in kort geding van 2 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.F. van Duin te Ridderkerk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S. Koçak te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
Deze zaak gaat over de vraag wie van partijen na de relatiebreuk voorlopig de woning mag blijven gebruiken: [eiser] of [gedaagde] . De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat [eiser] voorlopig de woning mag blijven gebruiken. De vordering van [eiser] wordt toegewezen, onder afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] .

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit:
  • de dagvaarding van 23 mei 2025 met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord, ook eis in reconventie, met producties 1 tot en met 3.
2.2.
De mondelinge behandeling vond op 20 juni 2025 plaats. Partijen verschenen daar in persoon, ieder vergezeld van hun advocaat. Van de kant van [eiser] zijn spreekaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. De relatie is in september 2024 beëindigd.
3.2.
Partijen zijn contractuele medehuurders van de woning aan [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] (hierna: de woning). De huur bedraagt € 725,00 per maand.
3.3.
Partijen zijn na de relatiebreuk bij gebrek aan alternatieve woonruimte nog enige tijd samen in de woning blijven wonen. Hun onderlinge verstandhouding is echter verstoord geraakt en dat heeft geleid tot een escalatie op 7 april 2025. [gedaagde] is hierna vertrokken uit de woning. Zij heeft geen vaste verblijfplaats en logeert afwisselend bij familie en vrienden. [eiser] is in de woning gebleven.
3.4.
Op 15 april 2025 is [gedaagde] naar de woning gegaan om persoonlijke spullen op te halen. Partijen kregen ruzie over de spullen die [gedaagde] wilde meenemen. De politie moest komen om de rust te herstellen. Partijen hebben over en weer aangifte gedaan van huiselijk geweld.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eiser] vordert – kort gezegd – dat de voorzieningenrechter, bij vonnis en uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat voorlopig, in afwachting van een beslissing in een nog op te starten bodemprocedure, aan hem het exclusief gebruiksrecht van de woning toekomt en dat het [gedaagde] wordt verboden de woning te betreden, op straffe van een dwangsom,
met compensatie van kosten.
4.2.
Het is voor partijen onmogelijk geworden samen in de woning te verblijven. Het exclusief gebruiksrecht van de woning moet toekomen aan [eiser] , omdat zijn belang bij de woning zwaarder weegt dan dat van [gedaagde] . [eiser] kan niet op korte termijn over een andere woonruimte beschikken en hij kan niet, in tegenstelling tot [gedaagde] , bij derden verblijven. [eiser] kan, anders dan [gedaagde] , de huur zelfstandig betalen.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en vraagt afwijzing.
in reconventie
4.4.
[gedaagde] vordert dat de voorzieningenrechter bepaalt, bij vonnis en uitvoerbaar bij voorraad, dat voorlopig aan [gedaagde] het exclusief gebruiksrecht van de woning toekomt en dat [eiser] binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis de woning moet ontruimen, onder inlevering van alle sleutels, met machtiging van [gedaagde] om dit deel van het vonnis zo nodig met behulp van de sterke arm van justitie en politie ten uitvoer te (laten) leggen,
met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.5.
Het is voor partijen onmogelijk geworden samen in de woning te verblijven. Het exclusief gebruiksrecht van de woning moet toekomen aan [gedaagde] , omdat haar belang bij de woning zwaarder weegt dan dat van [eiser] . [gedaagde] kan niet op korte termijn over een andere woonruimte beschikken en zij kan in tegenstelling tot [eiser] niet (langer) bij derden verblijven. [gedaagde] is gehecht aan de woning, omdat deze woning haar de gelegenheid biedt om in een veilige en stabiele woonomgeving te wonen. Zij heeft de woning ingericht en het grootste deel van de inboedel bekostigd. [eiser] kan, anders dan [gedaagde] , de huur zelfstandig betalen.
4.6.
[eiser] voert verweer en vraagt afwijzing.

5.De beoordeling

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.
Spoedeisendheid
5.2.
Tussen partijen staat vast dat zij niet meer gezamenlijk in de woning kunnen verblijven, omdat hun onderlinge verstandhouding ernstig is verstoord. Partijen willen nu duidelijkheid wie van hen voorlopig de woning mag gebruiken, en ook – gezien het incident op 15 april 2025 – dat de ander geen toegang tot de woning meer heeft. Partijen vorderen over en weer het exclusief gebruiksrecht van de woning, op basis van de stelling dat zij geen alternatieve woonruimte hebben en niet (langer) kunnen verblijven bij derden. Het spoedeisend belang van deze vorderingen is hiermee gegeven.
Exclusief gebruiksrecht
5.3.
Deze procedure draait om de vraag wie van partijen voorlopig in de woning mag blijven wonen. Partijen zijn contractuele medehuurders van de woning en zij hebben in beginsel gelijke rechten, in die zin dat aan hen beiden het gebruiksrecht van de woning toekomt.
5.4.
Op grond van artikel 7:267 lid 7 BW, dat naar analogie wordt toegepast als twee contractuele medehuurders over de exclusieve voortzetting van het huurrecht een geschil hebben, kunnen partijen de rechter in een bodemprocedure verzoeken te bepalen dat de andere partij de huur van de woning met ingang van een bepaald tijdstip niet langer zal voortzetten. Deze vordering is alleen toewijsbaar als dit naar billijkheid, met inachtneming van de omstandigheden van het geval, geboden is.
5.5.
In deze procedure geeft de voorzieningenrechter slechts een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. De beslissing van de voorzieningenrechter geldt tot het moment dat in de bodemprocedure uitspraak is gedaan (of partijen iets anders overeenkomen). Ter beantwoording van de vraag wie het exclusief gebruiksrecht van de woning krijgt toegewezen, moet de voorzieningenrechter op grond van artikel 7:267 lid 7 BW de belangen van partijen tegen elkaar afwegen. In deze afweging worden vooral de huidige omstandigheden betrokken, omdat het gaat om een voorlopige ordemaatregel.
5.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van partijen bij het exclusief gebruiksrecht van de woning even zwaar wegen. Partijen hebben beiden belang bij een veilige en stabiele woningomgeving. Voor hen beiden is het lastig in de huidige woningmarkt een ander huis te vinden en zij hebben allebei niet een voor de hand liggende alternatieve verblijfplaats.
De financiële positie van partijen lijkt, hoewel partijen daarover twisten, vergelijkbaar. Onduidelijk is gebleven wat partijen over de betaling van de lasten eerder hadden afgesproken en ook hoe een en ander in de praktijk is verlopen, maar dat is voor de nu te nemen beslissing niet van belang. Het gaat immers in dit kort geding niet om afwikkeling van hun onderlinge financiële verplichtingen en ook niet om betalingsachterstanden in het verleden. Voor de nu te nemen beslissing gaat het erom of voldoende duidelijk is geworden dat zij in de komende maanden, tot de uitspraak in de bodemzaak, elk voor zich over voldoende inkomsten beschikken. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat zij beiden zelfstandig de huur van de woning en bijbehorende gebruikslasten kunnen betalen.
Van belang is verder dat de huidige situatie is dat [eiser] al enige tijd alleen in de woning verblijft nadat [gedaagde] die heeft verlaten. Het staat vast dat zij sindsdien terecht kon bij familie, vrienden en/of collega’s. Onderbouwing van haar stelling dat dat binnenkort niet meer kan ontbreekt. Voor een ordemaatregel die verandering brengt in die situatie is een duidelijke aanleiding nodig, en die ontbreekt. Over de toedracht van de incidenten in april zijn partijen het niet eens en in dit kort geding is geen plaats voor nadere bewijslevering.
5.7.
[gedaagde] wijst erop dat zij gehecht is aan de woning, omdat zij die heeft ingericht en het grootste deel van de inboedel heeft bekostigd, maar dit maakt de beslissing van de voorzieningenrechter niet anders. In wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding de huidige situatie te wijzigen.
Dit betekent dat [eiser] de woning voorlopig mag blijven gebruiken en dat zijn vorderingen worden toegewezen, onder afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] .
Als er nog goederen van [gedaagde] in de woning staan die zij op korte termijn nodig heeft, dan doen partijen er verstandig aan met hulp van ieders advocaat te onderzoeken of zij afspraken kunnen maken over het ophalen van die spullen. Dat geldt ook voor eventuele afspraken over de betaling van huur en gebruikslasten. Beide punten zijn geen onderwerp van deze procedure, maar het is in het belang van partijen dat ook hierover duidelijkheid komt, ter voorkoming van verdere geschillen.
5.8.
Partijen hebben nog geen bodemprocedure aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat dit op korte termijn alsnog gebeurt, zodat partijen definitief duidelijkheid krijgen over hun woonsituatie. Daarom zal deze ordemaatregel slechts gelden als een van partijen binnen twee maanden na heden een bodemprocedure start, dat wil zeggen binnen die tijd aanhangig maakt.
Verbod betreden woning
5.9.
De beslissing dat aan [eiser] voorlopig het exclusief gebruiksrecht van de woning toekomt, betekent, gelet op de spanningen tussen partijen, ook dat [gedaagde] de woning niet mag betreden. De voorzieningenrechter zal het door [eiser] hiertoe gevorderde verbod toewijzen, nu daartegen niet of nauwelijks verweer is gevoerd. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] zich aan dit verbod zal houden en ziet geen aanleiding daaraan een dwangsom te verbinden.
Proceskosten
5.10.
Het is in zaken tussen ex-partners gebruikelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat partijen hun eigen proceskosten moeten betalen.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat volgt uit de aard van de voorziening.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
bepaalt dat voorlopig, totdat een eindbeslissing (in eerste aanleg) is genomen in de binnen twee maanden op te starten bodemprocedure, aan [eiser] het gebruiksrecht van de woning aan [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] toekomt, met uitsluiting van [gedaagde] ;
6.2.
verbiedt [gedaagde] per direct de woning aan [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] te betreden;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen af;
in conventie en in reconventie
6.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.3820/106