ECLI:NL:RBROT:2025:8750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
10/108725-24, 10/199248-24, 10/038126-25, 10/374599-24 en 10/153725-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor gewapende overval juwelier, medeplegen wapen- en munitiebezit en diefstal middels valse sleutel. Vrijspraak voor diefstal in woning en poging tot diefstal met geweld. Verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2009, die betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder een gewapende overval op een juwelier in Schiedam. De verdachte is veroordeeld voor de gewapende overval, medeplegen van wapen- en munitiebezit, en diefstal middels valse sleutel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van diefstal in een woning en poging tot diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank heeft een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn (licht) verstandelijke beperking en de noodzaak voor begeleiding en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/108725-24, 10/199248-24, 10/038126-25, 10/374599-24 en
10/153725-25 (gevoegd t.t.z.)
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2009,
ingeschreven in de basisregistratie personen (en verblijvende) op het adres:
[adres 1] , [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. J. Vermaat, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 1 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.C. Brandwijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/374599-24 onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummers 10/108725-24, 10/199248-24, 10/038126-25, 10/374599-24 onder 2 en 10/153725-25 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 360 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 164 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van een contactverbod met de medeverdachten in de zaak met parketnummer 10/374599-24;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/374599-24 onder 1 (poging doodslag) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummers 10/108725-24 (overval juwelier en voorhanden hebben (vuur)wapens en munitie), 10/199248-24 (voorhanden hebben vuurwapen), 10/038126-25 onder 2 (diefstal geld met valse sleutel) en 10/374599-24 onder 2 (voorhanden hebben vuurwapen en munitie) ten laste gelegde is door de verdachte bekend en nadien is geen vrijspraak bepleit. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraak 10/038126-25 feit 1 (diefstal in woning)
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij het onder 1 ten laste gelegde. Zij baseert dit onder meer op het door de aangever gegeven signalement van de persoon die in de woning is geweest. De verdachte past in dit signalement. Dat tezamen met het feit dat de verdachte binnen een kort tijdbestek pint met de gestolen pinpassen van de aangever bij een geldautomaat in Schiedam, maakt dat het niet anders kan dan dat de verdachte betrokken is geweest bij deze diefstal.
4.3.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 19 november 2024 in Dordrecht een persoon na een babbeltruc in de woning van de aangever is geweest en bankpassen en een telefoon heeft weggenomen. Met de gestolen pinpassen is ruim een half uur later in Schiedam € 1.000,- gepind.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte schuldig is aan de diefstal van de bankpassen en de telefoon uit de woning in Dordrecht.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat meerdere personen zijn aangehouden voor dit incident. Duidelijk is dat de verdachte de persoon is geweest die in Schiedam heeft gepind bij een geldautomaat. De verdachte heeft dit ook ter zitting bekend. Uit het dossier blijkt evenwel onvoldoende dat de verdachte in de woning in Dordrecht is geweest. Het door aangever gegeven signalement van de persoon die in de woning was, is niet dusdanig specifiek en onderscheidend dat op basis daarvan de betrokkenheid van de verdachte kan worden aangenomen. Daar komt bij dat de verdachte ook niet geheel in het door de aangever gegeven signalement past. Ook uit de overige informatie in het dossier blijkt niet dat de verdachte die bewuste avond in de woning van de aangever is geweest. Dat mogelijk een ander in de woning is geweest met wie de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt, is niet ten laste gelegd, nog afgezien van dat ook daarvoor onvoldoende uit het dossier blijkt. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte degene is geweest die het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit.
4.3.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/038126-25 onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Vrijspraak 10/153725-25 (poging tot diefstal met geweld)
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld. Dit is gebaseerd op de verklaring van aangeefster [naam aangeefster] en aangever [naam aangever] . Daarnaast is bij beide aangevers letsel vastgesteld door een FARR-arts. Uit de rapporten van de FARR-arts blijkt dat het vastgestelde letsel past bij de verklaringen van aangevers. Gelet op het feit dat de aangevers een signalement hebben gegeven van de verdachte, hem hebben aangewezen als (een van) de dader(s) en het bij de aangevers vastgestelde letsel, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal met geweld op 31 maart 2025.
4.4.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende vast.
De aangevers hebben verklaard dat op 31 maart 2025 door twee personen uit een groep geweld tegen hen is gebruik toen die personen de bal van de aangevers wilden afpakken. Aangever [naam aangever] zou daarbij zijn geschopt, geslagen en bij zijn nek zijn gegrepen. Aangeefster [naam aangeefster] verklaart dat zij meerdere malen is geschopt en geslagen. De personen die geweld zouden hebben gepleegd, zijn volgens de aangevers een licht getinte jongen met een (fel)groene (trainings)broek, donkergekleurde bodywarmer en zwart haar en een licht getinte jongen met een zwarte jas van het merk Nike, blauwe trainingsbroek, witte sneakers en zwart haar.
De verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij aanwezig is geweest op het voetbalveld en dat hij bij de groep hoorde die de aangevers om hun bal heeft gevraagd. De verdachte heeft naar eigen zeggen wel ‘irritant’ gedaan en de aangevers zouden door andere jongens ook wel zijn gepest, maar de verdachte ontkent geweld te hebben gebruikt tegen de aangevers.
Om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te kunnen komen, in alle ten laste gelegde varianten, moet de rechtbank op basis van het bewijs kunnen vaststellen dat de verdachte een van de jongens is geweest die geweld heeft gebruikt tegen de aangevers of een van hen, danwel bewust en nauw heeft samengewerkt met anderen die geweld hebben gebruikt, zodat van een significante bijdrage aan het geweld door de verdachte kan worden gesproken.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De rechtbank deelt niet het standpunt van de officier van justitie dat de verdachte in het signalement dat door de aangevers is genoemd, past. De verdachte had weliswaar een (mint)groene broek aan, en zou daarmee in het signalement van een van de geweldplegers kunnen passen, maar de verdachte had geen zwarte bodywarmer aan, zoals duidelijk op de foto’s in het dossier is te zien. Dit, terwijl uit diezelfde foto’s blijkt dat zich in de groep die zich daar bevond een jongen is, die wel precies in dit signalement past. Hij had naast een groene broek, ook een donkere bodywarmer aan en heeft zwart haar. Dat de verdachte op een andere wijze dan door zelf geweld te gebruiken een significante bijdrage aan het geweld heeft gehad, blijkt uit het dossier niet. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van het ten laste gelegde feit (zowel in de primaire, subsidiaire als de meer subsidiaire variant).
4.4.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/153725-25 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 10/108725-24, 10/199248-24, 10/038126-25 onder 2 en 10/374599-24 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/108725-241
hij op 29 februari 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met anderen
uit het winkelpand van juwelier [naam juwelier] , gelegen aan de [adres 2] ,
- meerdere horloges,
- meerdere armbanden, en
- meerdere kettingen,
die aan juwelier [naam juwelier] toebehoorden heeft
weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] /of [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en
gemakkelijk te maken, door
- vuurwapens te tonen aan en te richten op voornoemde [slachtoffer 1] , en voornoemde
[slachtoffer 3]en voornoemde [slachtoffer 4] ,
- aan voornoemde [slachtoffer 1] en
,voornoemde
[slachtoffer 3]en voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Ga naar achter, ga naar achter" en/of "Het is
klaar nu, telefoons inleveren",
- voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde
[slachtoffer 3]en voornoemde [slachtoffer 4] te dwingen om op de grond te liggen en op hun knieën te gaan zitten,
- met een hamer meerdere vitrines in voornoemd
winkelpand kapot te slaan, en
- uit de kapotgeslagen vitrines en tableaus sieraden weg te nemen;
2
hij op 29 februari 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met anderen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º
van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk
BBM, model Olympic 38 met kaliber .22LR en voor dat vuurwapen geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de
Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van
Categorie III, te weten
twee, kogelpatronen,
voorhanden heeft gehad;
3
hij op 29 februari 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met anderen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4 van de Wet wapens en
munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10/199248-24
hij op 17 juni 2024 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
een wapen (en een bijbehorend patroonmagazijn) als bedoeld in art. 2 lid 1
Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool van het merk Retay, type G17, kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10/038126-25 feit 2
hij op 19 november 2024 te Schiedam,
een geldbedrag van 1.000 euro, dat aan
[slachtoffer 5] , toebehoorde heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen
geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
eenvalse sleutel, te weten
bankpassen tot welk gebruik hij, verdachte niet was gerechtigd;
Parketnummer 10/374599-24 feit 2hij op 23 november 2024 te Schiedam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet
in de vorm van een pistool
van het merk/type Tokarev TT33C, kaliber 9 mm en
bijbehorende munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de
categorie III
te weten kogelpatronen kaliber 7.62 x 25 mm,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover sprake is van kennelijke verschrijvingen in de bewezen verklaarde tenlastelegging zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/108725-24:
1.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en

munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en
Munitie;
3.
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en

munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

Parketnummer 10/199248-24:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Parketnummer 10/038126-25:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Parketnummer 10/374599-24:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftienjarige leeftijd binnen een jaar schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
Allereerst heeft de verdachte op 29 februari 2024 samen met twee anderen met vuurwapens een juwelier in Schiedam overvallen. De verdachte heeft daarbij ook zelf met een vuurwapen gedreigd. Met zijn handelen heeft de verdachte de slachtoffers angst aangejaagd en geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen. Dergelijk intimiderend en gewelddadig gedrag versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog gedurende langere tijd psychische gevolgen van de gebeurtenis ondervinden. Dit blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Op 17 juni 2024 is bij de doorzoeking van een auto, waarin de verdachte op de bijrijdersstoel zat, een vuurwapen aangetroffen in het dashboardkastje. De verdachte heeft ter zitting bekend dat dit zijn vuurwapen was. Ook op 23 november 2024 is bij de verdachte tijdens zijn aanhouding een vuurwapen aangetroffen, dit keer met munitie. Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kan leiden tot het toebrengen van ernstige schade aan personen en/of goederen en tot gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Die gevoelens worden versterkt door het feit dat vuurwapens steeds vaker worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten.
Tot slot heeft de verdachte zich op 19 november 2024 schuldig gemaakt aan diefstal van geld door te pinnen met de met een babbeltruc afhandig gemaakte bankpassen van een zesenzeventigjarige man. De verdachte heeft een aanzienlijk geldbedrag van de rekening van de man gepind. Dergelijk feiten leiden tot maatschappelijke onrust. Niet alleen onder ouderen in het algemeen, maar bij het betrokken slachtoffer en zijn naasten in het bijzonder.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in 2023 eenmaal een strafbeschikking heeft gekregen voor steekwapenbezit. Verder is hij niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog [naam psycholoog]heeft rapporten over de verdachte opgemaakt gedateerd 19 juli 2024 en 20 februari 2025. Tevens heeft de psycholoog op 19 maart 2025 aanvullend gerapporteerd naar aanleiding van vragen van de verdediging. De rapporten houden voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een (licht) verstandelijke beperking. Dit was evenzo ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedragingen. De verdachte kan door zijn beperkte cognitieve capaciteiten minder goed onverwachte nieuwe informatie verwerken en oplossingen bedenken. Voorts is sprake van een stoornis in cannabisgebruik. De geduide stoornissen kunnen tevens leiden tot een scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling. De psycholoog adviseert dan ook de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Op basis van de bij de verdachte vastgestelde stoornis, de hoge kans op recidive, de beïnvloedingsmogelijkheden en de weinig intrinsieke motivatie bij de verdachte, adviseert de psycholoog om de verdachte klinisch te laten opnemen.
De Raadheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad ziet een verhoogd risico voor de kans op herhaling van strafbaar gedrag. Daarbij worden voornamelijk zorgen geuit omtrent de onderwerpen houding, agressie en vaardigheden. Er dient passende hulp te komen voor de verdachte, zodat de risico’s afnemen. De jeugdreclassering heeft contact gehad met Fivoor en ChapterNext. Vanuit de jeugdreclassering wordt positief gesproken over de verdachte. Hij stelt zich open op en werkt mee met de behandelingen. Ook op school gaat het goed. Wel heeft de verdachte nog begeleiding nodig de aankomende periode. Vooral in het vergroten van (probleemoplossende) vaardigheden, het verminderen van impulsiviteit en omgaan met emoties. Belangrijk is dat de verdachte aan bovengenoemde punten kan werken in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf. De Raad adviseert om aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden onder meer dat de verdachte meewerkt aan de ambulante behandeling bij Fivoor en de begeleiding van ChapterNext. Daarnaast zou de verdachte zijn medewerking dienen te verlenen aan eventuele andere begeleiding of hulpverlening die is genoemd in het psychologisch onderzoek Pro Justitia of die de jeugdreclassering nodig vindt, ook als dit inhoudt een klinische opname.
De Raad, vertegenwoordigt door [persoon A] , heeft ter zitting toegelicht dat de Raad het rapport van de psycholoog ondersteunt en dat een klinische opname voor de hand ligt. Wel geeft de Raad aan dat een doorkruising van de nu door de verdachte ingezette positieve lijn niet wenselijk is. Daarom wordt vanuit de Raad een ambulante behandeling passender geacht.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: JBRR en ook jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het is voor de ontwikkeling van de verdachte van belang dat de ambulante behandeling van Fivoor en de begeleiding van ChapterNext in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf worden voortgezet. De verdachte heeft positief contact met zijn behandelaar en begeleider. Ook is het volgen van onderwijs en het hebben van een positieve vrije tijdsbesteding belangrijk voor de ontwikkeling van de verdachte. JBRR adviseert daarnaast een contactverbod met de medeverdachten om het recidiverisico bij de verdachte te verminderen. JBRR is van mening dat de uitvoering van het toezicht zal moeten worden overgedragen aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, vanwege de (licht) verstandelijke beperking van de verdachte.
De jeugdreclassering, vertegenwoordigt door [persoon B] , heeft ter zitting toegelicht dat een klinische opname nu niet mogelijk is omdat er geen passende plek is voor de verdachte. Daarnaast klinkt vanuit verschillende organisaties een positief geluid over de ontwikkeling van de verdachte en het is van belang dat deze ontwikkeling wordt voortgezet. De verdachte is in zijn gesprekken met zijn behandelaar en begeleider steeds meer open, waardoor ambulante behandeling mogelijk is. Er is op dit moment nog geen jeugdreclasseerder vanuit William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering betrokken. Als de rechtbank beslist tot uitvoering van de jeugdreclassering door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, dan zal JBRR tot het moment van de overdracht bij de verdachte betrokken blijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten en wat ter terechtzitting door de Raad en de jeugdreclassering naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door haar bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een (licht) verstandelijke beperking die ook aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank weegt in strafmatigende zin mee dat de verdachte verantwoordelijkheid heeft getoond voor het plegen van de overval op de juwelier in Schiedam op 29 februari 2024 door zichzelf aan te geven bij de politie en daarover openheid van zaken te geven. De verdachte lijkt de ernst van het door hem aangedane leed in te zien en heeft spijt betuigd richting het slachtoffer die ter zitting aanwezig was. Daarnaast is de rechtbank het met de officier van justitie, de verdediging en de deskundigen aanwezig ter zitting eens dat de prille, positieve lijn die bij de verdachte zichtbaar is, moet worden voortgezet. De verdachte heeft laten blijken dat hij begrijpt dat zijn handelen niet goed was en heeft ter zitting meerdere malen aangegeven te zijn veranderd. Daarnaast heeft hij in de schorsingsperiode laten zien dat hij zich inzet voor een betere toekomst. De verdachte heeft inmiddels bijna zijn schooldiploma behaald en zal na de zomer starten met een nieuwe opleiding. Ook heeft de verdachte ter zitting medegedeeld na de zomer een bijbaan te willen. Daarnaast komt hij zijn afspraken met zijn begeleider van ChapterNext en zijn behandelaar van Fivoor nu goed na. De rechtbank acht het van groot belang voor een adequate ontwikkeling van de verdachte dat deze begeleiding en hulpverlening de komende periode wordt voortgezet. Een klinische opname, zoals geadviseerd door de psycholoog, zal deze positieve ontwikkeling doorkruisen en is bovendien niet op korte termijn voor de verdachte beschikbaar. De rechtbank zal daarom niet aan de verdachte als bijzondere voorwaarde het meewerken aan een klinische opname opleggen. Ook niet op de wijze zoals door de Raad is verzocht. Een klinische opname is dermate ingrijpend, dat het besluit om daar daadwerkelijk toe over te gaan niet zonder verdere rechterlijke toets kan liggen bij de jeugdreclassering (die bovendien nu nog niet bij de verdachte is betrokken vanwege de wisseling die zal plaatsvinden).
Mede gelet op de rapportages, waarin een (deels) voorwaardelijke straf wordt geadviseerd, zal de rechtbank, naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het reeds ondergane voorarrest, een voorwaardelijk deel van de hierna te melden duur opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank minder strafbare feiten bewezen acht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Parketnummer 10/108725-24: [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 35.000,- aan immateriële schade, voor zichzelf en zijn werknemers. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij nog een bedrag van € 300,- aan materiële schade gevorderd, bestaande uit kosten van het eigen risico van de verzekering als gevolg van het repareren van de kapotte vitrinekasten.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie refereert zich voor de hoogte van het toe te kennen bedrag aan het oordeel van de rechtbank.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging betwist de vordering niet voor zover deze ziet op de verzochte materiële schade. De verdediging heeft zich voor wat betreft de immateriële schade op het standpunt gesteld het slachtoffer niet bevoegd is om namens anderen immateriële schade te vorderen. Dit betekent dat dit deel van de vordering dient te worden gematigd en voor het overgrote deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.1.3.
Beoordeling
Op grond van artikel 51f lid 1 Wetboek van Strafvordering (Sv) kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Dit betekent dat de benadeelde partij - zonder daartoe strekkende machtiging - geen schade voor zijn werknemers kan vorderen.
Materiële schade
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is door de verdediging niet betwist. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij zelf door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van het feit brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon aannemelijk is. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. In het overige deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijk aansprakelijk
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 2.300,- vermeerderd met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding van [slachtoffer 1] wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.2.
Parketnummer 10/108725-24: [naam juwelier] .
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [naam juwelier] ., ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.548,85 aan materiële schade, bestaande uit beschadigde of weggenomen sieraden, salariskosten in verband met afwezigheid van de medewerkster en omzetverlies.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie refereert zich voor de hoogte van het toe te kennen bedrag aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat onduidelijk is of de persoon die de vordering heeft ondertekend en ingediend, bevoegd is om namens het bedrijf op te treden. Er zijn geen onderbouwende stukken ingediend. Dit betekent dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair is bepleit dat de gevorderde schade onvoldoende is onderbouwd en niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.2.3.
Beoordeling
De benadeelde partij [naam juwelier] . kan niet worden ontvangen in de vordering, omdat een machtiging ontbreekt. Op het voegingsformulier staat dat de vordering namens [naam juwelier] . is ingediend en dat deze wordt vertegenwoordigd door [persoon C] . Deze persoon is volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel echter niet bevoegd om namens dit bedrijf in rechte op te treden. De benadeelde partij zal daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam juwelier] . niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.3.
Parketnummer 10/108725-24: [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij heeft in de vordering geen bedrag genoemd.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging stellen zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu geen bedrag is ingevuld.
8.3.2.
Beoordeling en conclusie
De benadeelde partij [slachtoffer 2] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu geen schadebedrag is ingevuld.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
8.4.
Parketnummer 10/038126-25: [slachtoffer 5]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 5] , ter zake van de onder dit parketnummer tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.350,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie refereert zich voor de hoogte van het toe te kennen bedrag aan het oordeel van de rechtbank.
8.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat een bedrag van € 1.000,- toewijsbaar is. De verdediging heeft verder bepleit dat het overige dat is verzocht dient te worden afgewezen, nu de verdachte dient te worden vrijgesproken voor feit 1.
8.4.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank stelt de geleden schade vast op € 1.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard, nu de verdachte voor het strafbare feit dat ten grondslag ligt aan dat deel van de gevorderde schade (namelijk voor de weggenomen telefoon) is vrijgesproken. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 november 2024.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 5] een schadevergoeding betalen van € 1.000,-, vermeerderd met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
8.5.
Parketnummer 10/108725-24: [slachtoffer 6]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 6] , ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit, bijgestaan door mr. N. Amine, advocaat in Den Haag.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.234,77 aan materiële schade en een bedrag van € 7.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.5.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Proceskosten
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.5.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummers 10/038126-25 onder 1, 10/374599-24 onder 1, en 10/153725-25 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummers 10/108725-24, 10/199248-24, 10/038126-25 onder 2 en 10/374599-24 onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 300 (driehonderd) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 104 (honderdvier) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- meewerkt aan de begeleiding van ChapterNext of een soortgelijke instelling;
- meewerkt aan de ambulante behandeling van Fivoor of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- onderwijs en/of stage zal volgen volgens rooster en zich zal inzetten voor het vinden en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van sport en/of een bijbaan;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2005, [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2009, [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum 5] 2006 en [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum 6] 2005;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de benadeelde partijen [naam juwelier] ., [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partij [naam juwelier] . in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], te betalen een bedrag
van € 2.300,- (zegge: tweeduizend driehonderd euro), bestaande uit € 300,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 5], te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit € 1.000,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vorderingen; bepaalt dat dit deel van de vorderingen slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen
€ 2.300,- (hoofdsom,
zegge: tweeduizend driehonderd euro), en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 5] te betalen
€ 1.000,- (hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Benaissa, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en R. van den Wildenberg, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van J. van Cortenberghe - van Dam, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/108725-24
1
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
uit het (winkel)pand van juwelier [naam juwelier] , gelegen op/aan de [adres 2] ,
- meerdere, althans een horloge(s),
- meerdere, althans een armband(en), en/of
- meerdere, althans een ketting(en),
in elk geval enig goed,
die geheel of ten dele aan juwelier [naam juwelier] ., in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door
- meerdere, althans een vuurwapen(s), althans op vuurwapen(s) gelijkende
voorwerp(en), te tonen aan en/of te richten op voornoemde [slachtoffer 1] en/of
voornoemde [slachtoffer 3] en/of voornoemde [slachtoffer 4] ,
- aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 3] en/of voornoemde [slachtoffer 4]
dreigend de woorden toe te voegen: "Ga naar achter, ga naar achter" en/of "Het is
klaar nu, telefoons inleveren", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking,
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 3] en/of voornoemde [slachtoffer 4] te
dwingen om op de grond te liggen en/of op hun knieën te gaan zitten,
- met een hamer, althans een hard voorwerp, meerdere vitrines in voornoemd
(winkel)pand kapot te slaan, en/of
- uit de kapotgeslagen vitrines en/of tableaus sieraden weg te pakken/nemen;
2
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere, althans een wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º
van de Wet wapens en munitie, te weten (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van meerdere, althans een revolver(s) van het merk
BBM, model Olympic 38 met kaliber .22LR en/of
(voor dat/die vuurwapen(s) geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de
Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van
de Categorie III, te weten drie, althans een kogelpatro(o)n(en),
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4 van de Wet wapens en
munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10/199248-24
hij op of omstreeks 17 juni 2024 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen (en/of een bijbehorend patroonmagazijn) als bedoeld in art. 2 lid 1
Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool van het merk Retay, type G17, kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10/038126-25
1
hij op of omstreeks 19 november 2024 te Dordrecht,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten in een
woning gelegen aan de [adres 3] te Dordrecht,
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meerdere bankpassen en/of een telefoon (merk Samsung),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 19 november 2024 te Schiedam,
een geldbedrag van 1.000 euro, althans enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan
[slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen
geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel, te weten
een of meerdere bankpas(sen) tot welk gebruik hij, verdachte niet was gerechtigd;
Parketnummer 10/374599-24
1
hij op of omstreeks 23 november 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
[slachtoffer 6]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer 6] (meermalen) in het bovenlijf heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2
hij op of omstreeks 23 november 2024 te Schiedam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet
in de vorm van een pistool
van het merk/type Tokarev TT33C, kaliber 9 mm en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de
categorie III
te weten een of meerdere kogelpatronen kaliber 7.62 x 25 mm,
voorhanden heeft gehad
Parketnummer 10/153725-25
hij op of omstreeks 31 maart 2025 te Schiedam,
op de openbare weg te weten de Vlaardingerdijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een bal, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] ,
gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- tegen die [slachtoffer 7] te zeggen: "blijf hier - geef die kankerbal", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking,
- te duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 7] ,
- de armen van die [slachtoffer 7] uit elkaar te trekken,
- meermalen met kracht te schoppen/te slaan in het kruis en/of de buik, althans het
lichaam, van die [slachtoffer 7] ,
- de voetbal uit de handen van die [slachtoffer 7] te slaan,
- die [slachtoffer 7] in een wurggreep en/of nekklem te houden,
- die [slachtoffer 7] te slaan/stompen in/tegen zijn nek, althans het lichaam,
- die [slachtoffer 7] te trappen/schoppen tegen zijn enkels, althans het lichaam,
- die [slachtoffer 7] onderuit te trappen en/of
- meermalen die [slachtoffer 8] te slaan/stompen op/tegen haar arm en/of te
schoppen/trappen tegen haar been, althans het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2025 te Schiedam
openlijk, te weten, op of aan de Vlaardingerdijk, op het Johan Cruijff voetbalveld
aldaar, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten D.W.
Ruijmgaart en/of [slachtoffer 8] door:
- tegen die [slachtoffer 7] te zeggen: "blijf hier - geef die kankerbal", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking,
- te duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 7] ,
- de armen van die [slachtoffer 7] uit elkaar te trekken,
- meermalen met kracht te schoppen/te slaan in het kruis en/of de buik, althans het
lichaam, van die [slachtoffer 7] ,
- de voetbal uit de handen van die [slachtoffer 7] te slaan,
- die [slachtoffer 7] in een wurggreep en/of nekklem te houden,
- die [slachtoffer 7] te slaan/stompen in/tegen zijn nek, althans het lichaam,
- die [slachtoffer 7] te trappen/schoppen tegen zijn enkels, althans het lichaam,
- die [slachtoffer 7] onderuit te trappen en/of
- meermalen die [slachtoffer 8] te slaan/stompen op/tegen haar arm en/of te
schoppen/trappen tegen haar been, althans het lichaam;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2025 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] heeft mishandeld door
- te duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 7] ,
- de armen van die [slachtoffer 7] uit elkaar te trekken,
- meermalen met kracht te schoppen/te slaan in het kruis en/of de buik, althans het
lichaam, van die [slachtoffer 7] ,
- die [slachtoffer 7] in een wurggreep en/of nekklem te houden,
- die [slachtoffer 7] te slaan/stompen in/tegen zijn nek, althans het lichaam,
- die [slachtoffer 7] te trappen/schoppen tegen zijn enkels, althans het lichaam,
- die [slachtoffer 7] onderuit te trappen en/of
- meermalen die [slachtoffer 8] te slaan/stompen op/tegen haar arm en/of te
schoppen/trappen tegen haar been, althans het lichaam;