ECLI:NL:RBROT:2025:8810

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
71/247874-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van valsheid in geschrifte met gedeeltelijke ontslag van rechtsvervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van valsheid in geschrifte. De verdachte heeft bekend dat zij een valse leningsovereenkomst heeft opgemaakt en ondertekend, die bestemd was om als bewijs te dienen voor een girale storting van 10.000 euro. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uren geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet volledig was, omdat het bestanddeel 'opzettelijk' ontbrak. Hierdoor kon het feit niet worden gekwalificeerd als overtreding van artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwierp het nietigheidsverweer van de verdediging en verklaarde de dagvaarding geldig. Uiteindelijk werd de verdachte gedeeltelijk ontslagen van alle rechtsvervolging en kreeg zij een taakstraf van 60 uren opgelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het belang van vertrouwen in financiële documenten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 71/247874-24
Datum uitspraak: 9 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. A.J.F. Gonesh, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Huisman heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de dagvaarding nietig verklaard dient te worden wegens een obscuur libel. De tenlastelegging vermeldt slechts dat de verdachte een leningsovereenkomst heeft opgemaakt en getekend, maar laat na te beschrijven waaruit de valsheid bestond. Het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op art. 225 lid 2 Sr leunt op het eerste gedeelte van de tenlastelegging, dat dient te beschrijven waaruit de valsheid van het gebruikte geschrift bestond.
4.2.
Beoordeling
Van een obscuur libel is sprake als de tenlastelegging zo onduidelijk of tegenstrijdig is dat de verdachte niet weet waar hij zich tegen moet verweren. In deze zaak is de tenlastelegging voor de verdachte echter duidelijk. De verdachte heeft, zowel in haar politieverhoor als ook op de terechtzitting laten blijken dat zij goed op de hoogte was van hetgeen dat haar ten laste is gelegd en waaruit de valsheid van het document bestond. Gelezen in de context van het dossier kan de tenlastelegging ook maar op 1 manier worden gelezen, namelijk dat een document is opgemaakt over een lening, die in werkelijkheid nooit heeft bestaan. De verdachte wist dus waartegen zij zich moet verweren. Derhalve verwerpt de rechtbank het gevoerde nietigheidsverweer.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij de periode van 28 januari 2020 tot en met 29 januari 2020
te Paramaribo, en te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
een geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door:
een leningsovereenkomst inhoudende een lening van een bedrag van 10.000 EURO,
overeengekomen tussen [verdachte] en/of [persoon A] , gedagtekend 24 januari 2020 te
Bratislava te ondertekenen met een handtekening
en
gebruik heeft gemaakt van dit valse en/of vervalste geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door:
voornoemde leningsovereenkomst op te sturen naar Bunq bank ter ve
rklaring van de
herkomst van een girale storting t.h.v. 10.000 EURO op haar bankrekening;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

6.Strafbaarheid feit

6.1.
Kwalificatie
6.1.1.
Beoordeling
De rechtbank merkt ambtshalve op dat de zinsnede ‘
gebruik heeft gemaakt van dit valse en/of vervalste geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door: voornoemde leningsovereenkomst op te sturen naar Bunq bank ter veklaring van de herkomst van een girale storting t.h.v. 10.000 EURO op haar bankrekening’ziet op de strafbaarstelling onder art. 225 lid 2 Sr. Dit lid bevat het bestanddeel het ‘
opzettelijkgebruik maken van’. Het bestanddeel
opzettelijkontbreekt voor deze zinsnede in de tenlastelegging, zodat dit feit niet kan worden gekwalificeerd als overtreding van art. 225 lid 2 Sr. De verdachte zal voor zover het dit deel van de tenlastelegging betreft worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.1.2.
Conclusie
Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van valsheid in geschrift
Het (overig) bewezen verklaarde is niet strafbaar, omdat het niet binnen een delictsomschrijving valt.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte door een valse leenovereenkomst te ondertekenen. Door aldus de handelen wordt het vertrouwen in dergelijk belangrijke documenten ernstig geschaad. De integriteit van het financiële en economische verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken. Dit vertrouwen is door het handelen van de verdachte in ernstige mate aangetast. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafsoort en strafmaat acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van het hierna te noemen aantal uren passend en geboden. Hierbij wordt ook rekening gehouden met het tijdverloop sinds de datum waarop de verdachte het feit heeft gepleegd. Tevens neemt de rechtbank in strafmatigende zin mee dat een gedeelte van het (bewezenverklaarde) handelen van de verdachte niet kan worden gekwalificeerd als strafbaar feit.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde gedeelte zoals beschreven in rechtsoverweging 6.1.1. geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. F.P.J. Schoonen en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 28 januari 2020 tot en met 29 januari 2020
te Paramaribo, alhans in Suriname en/of te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door:
een leningsovereenkomst inhoudende een lening van een bedrag van 10.000 EURO,
overeengekomen tussen [verdachte] en/of [persoon A] , gedagtekend 24 januari 2020 te
Bratislava te ondertekenen met een handtekening
en/of
gebruik heeft gemaakt van dit valse en/of vervalste geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door:
voornoemde leningsovereenkomst op te sturen naar Bunq bank ter veklaring van de
herkomst van een girale storting t.h.v. 10.000 EURO op haar bankrekening;
( art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid
1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )