Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
6. Eiser heeft op 15 augustus 2023 op grond van de AVG verzocht om (samengevat) de naam van de medewerker van Veilig Thuis die het aanmeldformulier heeft ingevuld richting het Zorg- & Veiligheidshuis, de naam van de medewerker die verantwoordelijk is voor het verspreiden van medische diagnoses richting de Safegroup en de politie, een kopie van de rectificatie e-mail aan Safegroup en inzage in de persoonsgegevens die Veilig Thuis over hem heeft verwerkt en bij eerdere inzageverzoeken niet zijn verstrekt.
7. Het dagelijks bestuur heeft in het besluit van 3 oktober 2023 het inzagerecht van verzoeker beperkt en legt daaraan artikel 15, vierde lid van de AVG, artikel 23, eerste lid onder i van de AVG dan wel artikel 41, eerste lid onder i van de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG) ten grondslag. Het inzagerecht wordt beperkt met het oog op de bescherming van de belangen van anderen, in dit geval de hulpvrager en medewerkers van Veilig Thuis. Dit is volgens het dagelijks bestuur in de gegeven omstandigheden proportioneel. Ook heeft het dagelijks bestuur in het besluit verwezen naar een van de in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) neergelegde beperkingen. In artikel 5.3.2 van de Wmo is bepaald dat verstrekking achterwege kan blijven voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ander of wanneer dat noodzakelijk is voor onder meer de uitoefening van de taken. Ook wijst het dagelijks bestuur op de geheimhoudingsplicht van de medewerkers. Tot slot heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat eiser al eerder een verzoek tot inzage in zijn persoonsgegevens heeft gedaan. Hierop is op 7 april 2022 een besluit genomen, waartegen geen bezwaar is gemaakt. Volgens het dagelijks bestuur heeft eiser naar aanleiding van dat verzoek al alle informatie ontvangen waar hij recht op heeft.
8. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft het dagelijks bestuur het besluit van 3 oktober 2023 heroverwogen. Het dagelijks bestuur heeft met het besluit van 11 maart 2024 het eerdere besluit herzien. Hierbij heeft het dagelijks bestuur een afschrift van de kennisgeving van rectificatie aan de Safegroup (gedeeltelijk) verstrekt. Voor het overige is het verzoek van eiser afgewezen onder aanvulling van de motivering. Het dagelijks bestuur heeft nader toegelicht dat inzagerechten onder andere kunnen worden beperkt ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. In dit geval heeft het dagelijks bestuur de bescherming van de belangen van de hulpvrager en de medewerkers van Veilig Thuis zwaarder laten wegen dan eisers belang op transparantie, dit is in de gegeven omstandigheden ook proportioneel. De onjuistheden in de communicatie zijn gecorrigeerd. Tot slot is overwogen dat geen inzage kan worden gegeven in het volledig dossier, omdat Veilig Thuis werkt met gezinsdossiers waarin ook persoonsgegevens van andere betrokkenen zijn verwerkt. De belangen van de anderen ter bescherming van hun rechten en vrijheden wegen in dit geval zwaarder dan eisers belang. Het dagelijks bestuur benadrukt opnieuw dat eiser alle informatie heeft ontvangen waar hij recht op heeft. Eiser kan zich hier niet in vinden.
9. Bij het bestreden besluit van 28 augustus 2024 is het dagelijks bestuur bij de beperking van het inzagerecht gebleven, wel wordt in navolging van het advies van de Regionale bezwaarschriftencommissie Drechtsteden van 8 augustus 2024 de motivering ten aanzien van de belangen van de hulpvrager en de belangen van de medewerkers van Veilig Thuis nader onderbouwd. Het dagelijks bestuur heeft daarom aanvullend gemotiveerd dat zij de gevraagde gegevens niet kan verstrekken, omdat hiermee inbreuk plaatsvindt op het belang van derden. De door eiser gevraagde informatie heeft betrekking op de aanmelding van hulp aan derden en niet op hulp aan eiser. De hulpvrager heeft recht op geheimhouding en daardoor kan hieromtrent niets met anderen gedeeld worden. Het dagelijks bestuur beroept zich hierbij op artikel 41 van de UAVG en artikel 5.3.2, vierde lid, van de Wmo. Veilig Thuis is belast met zaken aangaande huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is voor de uitoefening van de taken van Veilig Thuis van belang dat informatie over de hulpvrager niet bij anderen terecht komt. Het belang van veiligheid en privacy van de hulpvrager, maar ook van betrokken medewerkers, weegt zwaarder dan het belang van derden bij inzage.
10. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat het dagelijks bestuur ten onrechte is uitgegaan van een te strikte uitleg van de gehanteerde artikelen. Ook heeft het dagelijks bestuur geen adequate en concrete motivering gegeven waarom inzage in de persoonsgegevens zou leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de rechten en vrijheden van anderen. Volgens eiser had door het dagelijks bestuur minimaal onderzocht moeten worden of gedeeltelijke inzage (door middel van anonimisering) mogelijk is, omdat volledige blokkering van het inzagerecht disproportioneel en niet noodzakelijk is. Eiser wil alsnog inzage in het volledige gezinsdossier (inclusief wijzigingen en correcties) en in al wat over hem is vastgelegd en/of gedeeld (en door wie) in de ruimste zin van het woord. Het is eisers doel om de over hem vastgelegde en gedeelde persoonsgegevens op juistheid te kunnen controleren en eventuele fouten van een weerwoord te kunnen voorzien.
11. De rechtbank beoordeelt of het dagelijks bestuur zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen (verdere) inzage krijgt in de hem betreffende en van hem verwerkte persoonsgegevens. Hierbij gaat het eiser in het bijzonder om zijn in het gezinsdossier verwerkte persoonsgegevens en de bronnen van die gegevens (dus: de namen van betrokken medewerkers).
12. De rechtbank constateert dat in een eerder stadium fouten zijn gemaakt door Veilig Thuis in de verwerking van eisers persoonsgegevens. De rechtbank acht het dan ook zeer begrijpelijk en voorstelbaar dat eiser hierdoor minder of zelfs geen vertrouwen meer heeft in Veilig Thuis en daarom de behoefte heeft om de informatie in het gezinsdossier die op hem ziet na te willen gaan en te willen controleren. Desondanks komt de rechtbank tot het oordeel dat het dagelijks bestuur zich in dit geval terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen inzage krijgt in zijn in het gezinsdossier verwerkte persoonsgegevens en ook geen inzage krijgt in de namen van bronnen die zijn gegevens hebben verwerkt. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
13. Voor de relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak.
14. De rechtbank is van oordeel dat het dagelijks bestuur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat aan eiser geen inzage hoeft te worden geven in de namen van medewerkers die persoonsgegevens over hem hebben verwerkt. De namen van deze medewerkers hebben immers geen betrekking op eisers eigen persoonsgegevens, zodat hij geen recht heeft op het verkrijgen van die namen. Ook als de namen van de medewerkers wél gelieerd zouden zijn aan de persoonsgegevens van eiser, zou verstrekking daarvan op grond van artikel 15, vierde lid, van de AVG achterwege kunnen blijven, omdat dit afbreuk zou doen aan de (privacy)rechten en vrijheden van die medewerkers.
Inzage in het gezinsdossier
15. De rechtbank is verder van oordeel dat het dagelijks bestuur de gehanteerde beperkingsgronden niet te strikt heeft toegepast en ook afdoende heeft toegelicht dat aan eiser geen inzage kan worden gegeven in de door hem gevraagde gegevens, gelet op de aard van het gezinsdossier en de hulpvraag van derden. In gezinsdossiers van Veilig Thuis komen immers, naast de gegevens van een verzoeker, ook gegevens van derden voor. Die gegevens van verschillende personen en betrokken instanties zijn vaak zo nauw met elkaar verbonden dat het scheiden daarvan niet mogelijk en niet wenselijk is. Door deze samenhang en het door elkaar lopen van persoonsgegevens is het onmogelijk om iedere in dat dossier betrokken persoon apart inzage te verlenen in zijn eigen gegevens zonder dat daarbij gegevens van anderen worden prijsgegeven. Het gemengde karakter van de dossiers brengt met zich mee dat (algehele) weigering van inzage ter bescherming van anderen nodig kan zijn, aldus het dagelijks bestuur. Daar komt bij dat de door eiser opgevraagde informatie betrekking heeft op de aanmelding van hulp van derden en niet op een hulpvraag van hemzelf. Veilig Thuis is belast met de zaken aangaande huiselijk geweld en kindermishandeling, waarbij het doel erop is gericht om het belang en de veiligheid van betrokkenen te borgen. Bovendien hebben de hulpverleners van Veilig Thuis in de behandelrelatie een geheimhoudingsplicht. Het dagelijks bestuur heeft benadrukt dat het voor de uitoefening van de taken van Veilig Thuis van belang is dat informatie over de hulpvrager niet bij anderen terecht komt. Het dagelijks bestuur is daarom van mening dat het belang van veiligheid en privacy van zowel de hulpvrager als van de betrokken medewerkers zwaarder moeten wegen dan het belang van eiser bij het uitoefenen van zijn recht op inzage. De rechtbank volgt deze redenering van het dagelijks bestuur. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze redenering ook dat het dagelijks bestuur heeft kunnen oordelen dat de blokkering van het inzagerecht van de in het gezinsdossier verwerkte persoonsgegevens van eiser proportioneel en noodzakelijk is.