ECLI:NL:RBROT:2025:8811

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
ROT 24/9379
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Varia - inzageverzoek in gezinsdossier op grond van art. 15 AVG

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens in het gezinsdossier behandeld. Eiser had op 15 augustus 2023 verzocht om inzage in zijn verwerkte persoonsgegevens op basis van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het dagelijks bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid heeft dit verzoek echter beperkt, met als argument dat het inzagerecht van eiser in dit geval niet kan worden verleend ter bescherming van de belangen van anderen, zoals hulpvragers en medewerkers van Veilig Thuis. De rechtbank oordeelt dat het dagelijks bestuur zich terecht op dit standpunt heeft gesteld. Eiser is het niet eens met de afwijzing en voert aan dat het dagelijks bestuur ten onrechte een te strikte uitleg heeft gegeven aan de relevante artikelen van de AVG. De rechtbank concludeert dat de belangen van de hulpvrager en de medewerkers van Veilig Thuis zwaarder wegen dan het belang van eiser bij inzage in zijn gegevens. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen inzage krijgt in de door hem gevraagde gegevens. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van persoonsgegevens en de privacy van betrokkenen in situaties van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/9379

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
Het dagelijks bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid, het dagelijks bestuur
(gemachtigden: mr. D. van de Water en mr. M. Baardman).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de (gedeeltelijke) afwijzing van het dagelijks bestuur van eisers verzoek om op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) zijn verwerkte persoonsgegevens in te zien. Eiser is het niet eens met de afwijzing en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het besluit van het dagelijks bestuur.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het dagelijks bestuur zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen inzage krijgt in zijn in het gezinsdossier verwerkte persoonsgegevens. Ook hoeft het dagelijks bestuur geen inzage te geven in de door eiser verzochte namen van medewerkers. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

1. Eiser heeft op 15 augustus 2023 verzocht om op grond van artikel 15 van de AVG zijn (verwerkte) persoonsgegevens in te zien.
2. Het dagelijks bestuur heeft bij primair besluit van 3 oktober 2023 het inzagerecht van verzoeker beperkt. Dit besluit is op 11 maart 2024 herzien.
3. Met het bestreden besluit van 28 augustus 2024 op het bezwaar van eiser is het dagelijks bestuur onder aanvulling van de motivering bij het besluit van 11 maart 2024 gebleven.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het dagelijks bestuur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het dagelijks bestuur.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
6. Eiser heeft op 15 augustus 2023 op grond van de AVG verzocht om (samengevat) de naam van de medewerker van Veilig Thuis die het aanmeldformulier heeft ingevuld richting het Zorg- & Veiligheidshuis, de naam van de medewerker die verantwoordelijk is voor het verspreiden van medische diagnoses richting de Safegroup en de politie, een kopie van de rectificatie e-mail aan Safegroup en inzage in de persoonsgegevens die Veilig Thuis over hem heeft verwerkt en bij eerdere inzageverzoeken niet zijn verstrekt.
7. Het dagelijks bestuur heeft in het besluit van 3 oktober 2023 het inzagerecht van verzoeker beperkt en legt daaraan artikel 15, vierde lid van de AVG, artikel 23, eerste lid onder i van de AVG dan wel artikel 41, eerste lid onder i van de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG) ten grondslag. Het inzagerecht wordt beperkt met het oog op de bescherming van de belangen van anderen, in dit geval de hulpvrager en medewerkers van Veilig Thuis. Dit is volgens het dagelijks bestuur in de gegeven omstandigheden proportioneel. Ook heeft het dagelijks bestuur in het besluit verwezen naar een van de in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) neergelegde beperkingen. In artikel 5.3.2 van de Wmo is bepaald dat verstrekking achterwege kan blijven voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ander of wanneer dat noodzakelijk is voor onder meer de uitoefening van de taken. Ook wijst het dagelijks bestuur op de geheimhoudingsplicht van de medewerkers. Tot slot heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat eiser al eerder een verzoek tot inzage in zijn persoonsgegevens heeft gedaan. Hierop is op 7 april 2022 een besluit genomen, waartegen geen bezwaar is gemaakt. Volgens het dagelijks bestuur heeft eiser naar aanleiding van dat verzoek al alle informatie ontvangen waar hij recht op heeft.
8. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft het dagelijks bestuur het besluit van 3 oktober 2023 heroverwogen. Het dagelijks bestuur heeft met het besluit van 11 maart 2024 het eerdere besluit herzien. Hierbij heeft het dagelijks bestuur een afschrift van de kennisgeving van rectificatie aan de Safegroup (gedeeltelijk) verstrekt. Voor het overige is het verzoek van eiser afgewezen onder aanvulling van de motivering. Het dagelijks bestuur heeft nader toegelicht dat inzagerechten onder andere kunnen worden beperkt ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. In dit geval heeft het dagelijks bestuur de bescherming van de belangen van de hulpvrager en de medewerkers van Veilig Thuis zwaarder laten wegen dan eisers belang op transparantie, dit is in de gegeven omstandigheden ook proportioneel. De onjuistheden in de communicatie zijn gecorrigeerd. Tot slot is overwogen dat geen inzage kan worden gegeven in het volledig dossier, omdat Veilig Thuis werkt met gezinsdossiers waarin ook persoonsgegevens van andere betrokkenen zijn verwerkt. De belangen van de anderen ter bescherming van hun rechten en vrijheden wegen in dit geval zwaarder dan eisers belang. Het dagelijks bestuur benadrukt opnieuw dat eiser alle informatie heeft ontvangen waar hij recht op heeft. Eiser kan zich hier niet in vinden.
9. Bij het bestreden besluit van 28 augustus 2024 is het dagelijks bestuur bij de beperking van het inzagerecht gebleven, wel wordt in navolging van het advies van de Regionale bezwaarschriftencommissie Drechtsteden van 8 augustus 2024 de motivering ten aanzien van de belangen van de hulpvrager en de belangen van de medewerkers van Veilig Thuis nader onderbouwd. Het dagelijks bestuur heeft daarom aanvullend gemotiveerd dat zij de gevraagde gegevens niet kan verstrekken, omdat hiermee inbreuk plaatsvindt op het belang van derden. De door eiser gevraagde informatie heeft betrekking op de aanmelding van hulp aan derden en niet op hulp aan eiser. De hulpvrager heeft recht op geheimhouding en daardoor kan hieromtrent niets met anderen gedeeld worden. Het dagelijks bestuur beroept zich hierbij op artikel 41 van de UAVG en artikel 5.3.2, vierde lid, van de Wmo. Veilig Thuis is belast met zaken aangaande huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is voor de uitoefening van de taken van Veilig Thuis van belang dat informatie over de hulpvrager niet bij anderen terecht komt. Het belang van veiligheid en privacy van de hulpvrager, maar ook van betrokken medewerkers, weegt zwaarder dan het belang van derden bij inzage.
Het beroep van eiser
10. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat het dagelijks bestuur ten onrechte is uitgegaan van een te strikte uitleg van de gehanteerde artikelen. Ook heeft het dagelijks bestuur geen adequate en concrete motivering gegeven waarom inzage in de persoonsgegevens zou leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de rechten en vrijheden van anderen. Volgens eiser had door het dagelijks bestuur minimaal onderzocht moeten worden of gedeeltelijke inzage (door middel van anonimisering) mogelijk is, omdat volledige blokkering van het inzagerecht disproportioneel en niet noodzakelijk is. Eiser wil alsnog inzage in het volledige gezinsdossier (inclusief wijzigingen en correcties) en in al wat over hem is vastgelegd en/of gedeeld (en door wie) in de ruimste zin van het woord. Het is eisers doel om de over hem vastgelegde en gedeelde persoonsgegevens op juistheid te kunnen controleren en eventuele fouten van een weerwoord te kunnen voorzien.
De beoordeling
11. De rechtbank beoordeelt of het dagelijks bestuur zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen (verdere) inzage krijgt in de hem betreffende en van hem verwerkte persoonsgegevens. Hierbij gaat het eiser in het bijzonder om zijn in het gezinsdossier verwerkte persoonsgegevens en de bronnen van die gegevens (dus: de namen van betrokken medewerkers).
12. De rechtbank constateert dat in een eerder stadium fouten zijn gemaakt door Veilig Thuis in de verwerking van eisers persoonsgegevens. De rechtbank acht het dan ook zeer begrijpelijk en voorstelbaar dat eiser hierdoor minder of zelfs geen vertrouwen meer heeft in Veilig Thuis en daarom de behoefte heeft om de informatie in het gezinsdossier die op hem ziet na te willen gaan en te willen controleren. Desondanks komt de rechtbank tot het oordeel dat het dagelijks bestuur zich in dit geval terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen inzage krijgt in zijn in het gezinsdossier verwerkte persoonsgegevens en ook geen inzage krijgt in de namen van bronnen die zijn gegevens hebben verwerkt. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
13. Voor de relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak.
Namen medewerkers
14. De rechtbank is van oordeel dat het dagelijks bestuur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat aan eiser geen inzage hoeft te worden geven in de namen van medewerkers die persoonsgegevens over hem hebben verwerkt. De namen van deze medewerkers hebben immers geen betrekking op eisers eigen persoonsgegevens, zodat hij geen recht heeft op het verkrijgen van die namen. Ook als de namen van de medewerkers wél gelieerd zouden zijn aan de persoonsgegevens van eiser, zou verstrekking daarvan op grond van artikel 15, vierde lid, van de AVG achterwege kunnen blijven, omdat dit afbreuk zou doen aan de (privacy)rechten en vrijheden van die medewerkers.
Inzage in het gezinsdossier
15. De rechtbank is verder van oordeel dat het dagelijks bestuur de gehanteerde beperkingsgronden niet te strikt heeft toegepast en ook afdoende heeft toegelicht dat aan eiser geen inzage kan worden gegeven in de door hem gevraagde gegevens, gelet op de aard van het gezinsdossier en de hulpvraag van derden. In gezinsdossiers van Veilig Thuis komen immers, naast de gegevens van een verzoeker, ook gegevens van derden voor. Die gegevens van verschillende personen en betrokken instanties zijn vaak zo nauw met elkaar verbonden dat het scheiden daarvan niet mogelijk en niet wenselijk is. Door deze samenhang en het door elkaar lopen van persoonsgegevens is het onmogelijk om iedere in dat dossier betrokken persoon apart inzage te verlenen in zijn eigen gegevens zonder dat daarbij gegevens van anderen worden prijsgegeven. Het gemengde karakter van de dossiers brengt met zich mee dat (algehele) weigering van inzage ter bescherming van anderen nodig kan zijn, aldus het dagelijks bestuur. Daar komt bij dat de door eiser opgevraagde informatie betrekking heeft op de aanmelding van hulp van derden en niet op een hulpvraag van hemzelf. Veilig Thuis is belast met de zaken aangaande huiselijk geweld en kindermishandeling, waarbij het doel erop is gericht om het belang en de veiligheid van betrokkenen te borgen. Bovendien hebben de hulpverleners van Veilig Thuis in de behandelrelatie een geheimhoudingsplicht. Het dagelijks bestuur heeft benadrukt dat het voor de uitoefening van de taken van Veilig Thuis van belang is dat informatie over de hulpvrager niet bij anderen terecht komt. Het dagelijks bestuur is daarom van mening dat het belang van veiligheid en privacy van zowel de hulpvrager als van de betrokken medewerkers zwaarder moeten wegen dan het belang van eiser bij het uitoefenen van zijn recht op inzage. De rechtbank volgt deze redenering van het dagelijks bestuur. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze redenering ook dat het dagelijks bestuur heeft kunnen oordelen dat de blokkering van het inzagerecht van de in het gezinsdossier verwerkte persoonsgegevens van eiser proportioneel en noodzakelijk is.

Conclusie en gevolgen

16. Uit het vorenstaande volgt dat het dagelijks bestuur zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen (verdere) inzage krijgt in de hem betreffende en van hem verwerkte persoonsgegevens.
17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiser geen inzage krijgt in de door hem gevraagde gegevens. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2025.
De rechter is verhinderd de uitspraak teondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene Verordening GegevensbeschermingArtikel 4

Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1)
“persoonsgegevens”: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;
[…]

Artikel 15

Recht van inzage van de betrokkene

1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. de verwerkingsdoeleinden;
b. de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c. de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f. dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g. wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h. het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
2. Wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie, heeft de betrokkene het recht in kennis te worden gesteld van de passende waarborgen overeenkomstig artikel 46 inzake de doorgifte.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.

Artikel 23

Beperkingen

1. De reikwijdte van de verplichtingen en rechten als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 en artikel 34, alsmede artikel 5 voor zover de bepalingen van dat artikel overeenkomen met de rechten en verplichtingen als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22, kan door middel van een Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke wetgevingsmaatregel die op de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker van toepassing is worden beperkt, op voorwaarde dat die beperking de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden onverlet laat en in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel is ter waarborging van:
[…]
i. i) de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen;
[…]
Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming

Artikel 41

Uitzonderingen op rechten betrokkene en plichten verwerkingsverantwoordelijke

1. De verwerkingsverantwoordelijke kan de verplichtingen en rechten, bedoeld in de artikelen 12 tot en met 21 en artikel 34 van de verordening, buiten toepassing laten voor zover zulks noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van:
[…]
i. de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen; of
[…]
2. Bij de toepassing van het eerste lid houdt de verwerkingsverantwoordelijke rekening met in ieder geval, voor zover van toepassing:
a. de doeleinden van de verwerking of van de categorieën van verwerking;
b. de categorieën van persoonsgegevens;
c. het toepassingsgebied van de ingevoerde beperkingen;
d. de waarborgen ter voorkoming van misbruik of onrechtmatige toegang of doorgifte;
e. de specificatie van de verwerkingsverantwoordelijke of de categorieën van verwerkingsverantwoordelijken;
f. de opslagperiodes en de toepasselijke waarborgen, rekening houdend met de aard, de omvang en de doeleinden van de verwerking of van de categorieën van verwerking;
g. de risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen; en
h. het recht van betrokkenen om van de beperking op de hoogte te worden gesteld, tenzij dit afbreuk kan doen aan het doel van de beperking.
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Artikel 5.3.2

1. Het college, het Inlichtingenbureau, een aanbieder, een derde aan wie ten laste van een persoonsgebonden budget betalingen worden gedaan, het CAK en een andere instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, de Sociale verzekeringsbank, toezichthoudende ambtenaren en Veilig Thuis verstrekken aan een betrokkene desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van de bescheiden waarover zij met betrekking tot die betrokkene beschikken.
[…]
4. Inlichtingen over, inzage in of afschrift van de bescheiden kan worden geweigerd, voor zover de persoonlijke levenssfeer van een ander dan betrokkene daardoor zou worden geschaad dan wel dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, of om een situatie van huiselijk geweld of kindermishandeling te beëindigen dan wel een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken.
5. De persoon van wie de gegevens zijn opgeslagen, heeft het recht te verzoeken de gegevens te laten corrigeren.