ECLI:NL:RBROT:2025:8849

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
11317490 CV EXPL 24-24105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en schadevergoeding door zzp-er tegen opdrachtgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zzp-er, aangeduid als eiseres, en haar opdrachtgever, aangeduid als gedaagde. Eiseres had een opdrachtovereenkomst met gedaagde en eiste betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 9.219,51, alsook schadevergoeding voor gemiste omzet en een vaststelling dat gedaagde in strijd heeft gehandeld met de privacywetgeving. Gedaagde betwistte de vorderingen en stelde dat eiseres geen recht had op betaling van de openstaande facturen, omdat zij in juli 2024 niet had gewerkt en geen vervanging had geregeld. De rechter oordeelde dat gedaagde de openstaande facturen moest betalen, omdat eiseres op advies van haar huisarts niet had kunnen werken. De rechter wees de vorderingen van eiseres voor schadevergoeding en de vaststelling van onrechtmatig handelen af, omdat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd. De rechter oordeelde dat gedaagde ook geen recht had op verrekening van schadevergoeding met de openstaande facturen. De proceskosten werden toegewezen aan eiseres, en gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11317490 CV EXPL 24-24105
datum uitspraak: 18 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres], die handelt onder de naam
[handelsnaam],
woonplaats: [plaats] ,
eiseres,
gemachtigde: R. Ashr,
tegen
[gedaagde] .,
vestigingsplaats: [plaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Pershad.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de mail van [eiseres] van 5 juni 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 16 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] heeft als zzp-er voor [gedaagde] gewerkt als [functie] , op basis van een opdrachtovereenkomst. [eiseres] heeft die overeenkomst opgezegd per 31 juli 2024. [gedaagde] heeft de laatste twee facturen maar deels betaald. [eiseres] eist dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om het restant van € 9.219,51 te betalen, met rente en buitengerechtelijke kosten. [eiseres] heeft verder vanaf 26 juni 2025 tot de einddatum van het contract niet meer voor [gedaagde] gewerkt. Zij stelt dat ze ziek was, door de manier waarop [gedaagde] haar heeft behandeld. Ze eist dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om de omzet die zij heeft gemist te vergoeden. Volgens haar gaat dat om € 11.256,40. Zij eist ten slotte dat de kantonrechter vaststelt dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de privacywetgeving, doordat zij heeft gebeld met een andere opdrachtgever van [eiseres] , om te controleren of zij echt ziek was.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. Zij vindt dat zij de rest van de facturen niet hoeft te betalen aan [eiseres] . Ze stelt dat ze € 8.932,23 aan omzet is misgelopen doordat [eiseres] in juli 2024 niet heeft gewerkt en geen vervanging heeft geregeld. Zij stelt dat [eiseres] dit als schadevergoeding aan haar moet betalen en dat ze dit kan verrekenen met de facturen. Zij vindt dat ze ook geen schadevergoeding hoeft te betalen aan [eiseres] . Volgens haar was [eiseres] niet ziek en al zeker niet door de manier waarop [gedaagde] haar heeft behandeld.
Het oordeel van de rechter
2.3.
De rechter veroordeelt [gedaagde] om de rest van de facturen van [eiseres] te betalen, met rente en buitengerechtelijke kosten. De rest van de eis van [eiseres] wordt afgewezen. In dit vonnis legt de rechter dit oordeel uit.
[gedaagde] moet in principe nog € 9.219,51 betalen voor mei en juni 2024
2.4.
Bij de dagvaarding heeft [eiseres] twee facturen gevoegd. Een factuur van mei 2024 van € 8.410,05 en van juni 2024 van € 4.922,18. Het gaat dus totaal om € 13.332,23. Die facturen zijn gespecificeerd. [gedaagde] heeft de hoogte van die facturen op zich niet betwist. Er is ook geen discussie over dat [gedaagde] maar € 3.834,71 heeft betaald. [eiseres] heeft zelf nog € 278,01 van de factuur afgetrokken. In principe moet [gedaagde] dus nog € 9.219,51 betalen, voor mei en juni 2024.
[gedaagde] heeft geen recht op verrekening met een schadevergoeding
2.5.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] haar een schadevergoeding van € 8.932,23 moet betalen, omdat [gedaagde] negen dagen omzet is misgelopen doordat [eiseres] afwezig was. Dit verweer slaagt niet.
2.6.
[eiseres] had met [gedaagde] afgesproken dat zij daar iedere woensdag en donderdag zou werken. Die afspraak is zij vanaf 26 juni tot 31 juli 2024 niet nagekomen. [eiseres] is dus tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zij hoeft echter geen schadevergoeding te betalen, want die tekortkoming kan haar niet worden toegerekend (artikel 6:74 BW).
2.7.
De kantonrechter gaat er namelijk vanuit dat [eiseres] op advies van de huisarts niet is verschenen. [eiseres] heeft een huisartsenjournaal bij de dagvaarding gevoegd. Daarin staat dat de huisarts haar adviseert om niet meer bij [gedaagde] te werken, omdat [eiseres] stressklachten ervaart als gevolg van een arbeidsconflict. [eiseres] heeft ook medicatielijsten overhandigd, waaruit volgt dat zij medicijnen kreeg tegen angst en paniek. Het is dan ook begrijpelijk dat [eiseres] haar werkzaamheden niet heeft hervat. De omstandigheid dat zij in die periode wel voor een andere opdrachtgever heeft gewerkt maakt dit niet anders. De huisarts heeft namelijk geadviseerd om specifiek niet meer voor [gedaagde] te werken, omdat zij daardoor gezondheidsklachten ervoer.
2.8.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat [eiseres] vervanging had moeten regelen. Dat verweer volgt de rechter niet. [gedaagde] en [eiseres] hebben namelijk samen afgesproken dat [eiseres] een vervanger
kanaanwijzen (artikel 1.2) als zij zelf de opdracht niet kan uitvoeren. [eiseres] is dat dus niet verplicht.
2.9.
[eiseres] hoeft dus geen schadevergoeding te betalen aan [gedaagde] . Dat betekent dat [gedaagde] die dus ook niet kan verrekenen met de openstaande facturen.
[gedaagde] kan ook niet verrekenen met andere vorderingen
2.10.
Tijdens de zitting heeft [gedaagde] ook nog aangevoerd dat zij andere posten kan verrekenen met de facturen. Het zou gaan om zogenoemde retrocessies en onafgeronde behandelingen. Deze verrekenposten zijn door [eiseres] betwist en zijn niet eenvoudig vast te stellen. [gedaagde] had hier in het antwoord namelijk nog niets over geschreven en voerde dit pas voor het eerst tijdens de zitting aan. Volgens [gedaagde] zou dit blijken uit productie 5 bij de dagvaarding. Het is echter niet aan de rechter om aan de hand van producties te achterhalen wat het standpunt van een partij zou kunnen zijn. Omdat deze posten niet eenvoudig zijn om vast te stellen passeert de rechter dit verrekeningsverweer (artikel 6:136 BW).
[gedaagde] moet de rest van de facturen betalen
2.11.
Omdat [gedaagde] dus niets kan verrekenen met de facturen moet zij het restant ter grootte van € 9.219,51 alsnog betalen. Die eis van [eiseres] wordt dus toegewezen.
[gedaagde] moet handelsrente betalen over de facturen
2.12.
Volgens [eiseres] is [gedaagde] sinds 7 juli 2024 in verzuim met het betalen van de facturen. Dat heeft [gedaagde] niet betwist. Ze moet daarom vanaf die datum wettelijke handelsrente betalen (artikel 6:119a BW). Die eis wordt toegewezen.
[gedaagde] moet een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten betalen
2.13.
[eiseres] heeft een aanmaning gestuurd naar [gedaagde] voor de openstaande factuurbedragen (productie 8 bij de dagvaarding). Zij heeft recht op vergoeding van de kosten die zij daarvoor heeft gemaakt (artikel 6:96 lid 2 onder c BW). De vergoeding van € 1.011,53 die zij eist is berekend op basis van de wet (artikel 2 Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten) en wordt daarom toegewezen.
[gedaagde] hoeft geen schadevergoeding te betalen aan [eiseres]
2.14.
De opdrachtovereenkomst van [eiseres] zou dus op 31 juli 2024 eindigen. [eiseres] heeft zich op 26 juni 2024 ziekgemeld en heeft daarna niet meer gewerkt. Volgens [eiseres] moet [gedaagde] haar als schadevergoeding de omzet betalen die zij is misgelopen voor deze laatste tien werkdagen. Volgens [eiseres] is de gemiste omzet namelijk veroorzaakt doordat [gedaagde] haar verplichtingen als opdrachtgever heeft geschonden of onrechtmatig heeft gehandeld en is [eiseres] daardoor ziek geworden. De kantonrechter oordeelt dat zij dit onvoldoende heeft onderbouwd.
2.15.
[eiseres] heeft in de dagvaarding alleen maar in het algemeen verwijten gemaakt aan [gedaagde] . Volgens haar maakte zij “
onder meer driftbuien, passief agressief gedrag en geschreeuw jegens haar mee, werden er opmerkingen richting haar gemaakt, werd zij altijd en overal onder de loep genomen”. Dit betreffen hele algemene verwijten. [gedaagde] heeft die betwist. Zij heeft gewezen op de WhatsAppberichten. Daarin is hier niets van terug te lezen, maar communiceren de partijen op een beleefde manier met elkaar en stelt [gedaagde] zich juist meelevend op. Vervolgens heeft [eiseres] deze verwijten niet concreter gemaakt.
2.16.
In mails heeft [gedaagde] de ziekmelding van [eiseres] wel als ‘nep’ en ‘vals’ aangeduid. Dat is enerzijds op zich niet chic. Anderzijds is het wel begrijpelijk. [eiseres] heeft zich namelijk op 26 juni 2024 ziekgemeld met de melding dat zij een zonnesteek heeft, of iets dergelijks. [gedaagde] vertrouwde dit niet helemaal, omdat [eiseres] zich sinds de opzegging van het contract regelmatig had ziekgemeld. Zij heeft toen een andere opdrachtgever van [eiseres] gebeld, die meldde dat [eiseres] daar gewoon aan het werk was. De kantonrechter kan zich voorstellen dat dit bij [gedaagde] de gedachte heeft opgeroepen dat zij zich onterecht had ziekgemeld. [gedaagde] heeft namelijk onbetwist gesteld dat [eiseres] nooit heeft gemeld dat zij in verband met stress alleen niet in staat was om specifiek voor [gedaagde] te werken.
2.17.
Verder ziet de kantonrechter dat [gedaagde] bij ziekmeldingen van [eiseres] steeds een bepaalde druk op haar heeft gelegd. [gedaagde] heeft [eiseres] gevraagd om de gemiste werkdagen in te halen in het weekend of na het einde van haar contract. Ook heeft [gedaagde] haar bijvoorbeeld gevraagd binnen een uur te reageren. De kantonrechter kan zich voorstellen dat [eiseres] door deze zakelijke opstelling van [gedaagde] druk heeft ervaren. Anderzijds is het niet gek dat [gedaagde] met [eiseres] als gecontracteerde ondernemer zoekt naar mogelijkheden om de gemiste omzet zo beperkt mogelijk te houden. Van [eiseres] mag hierin als zelfstandige ondernemer ook begrip worden verwacht voor de situatie waarin zij [gedaagde] brengt door haar afmelding.
2.18.
De kantonrechter oordeelt op basis van het voorgaande dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar zorgplicht als opdrachtgever of onrechtmatig heeft gehandeld. Alleen al om die reden hoeft [gedaagde] geen schadevergoeding te betalen.
De kantonrechter hoeft niet te beoordelen of [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de AVG
2.19.
[eiseres] heeft ten slotte gevraagd of de kantonrechter wil vaststellen dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Deze eis beoordeelt de kantonrechter niet. Zij ziet namelijk niet in wat [eiseres] aan dat oordeel heeft (artikel 3:303 BW). [eiseres] heeft hier namelijk geen gevolg aan verbonden.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.20.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat [eiseres] terecht deze procedure is gestart (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op basis van de toegewezen eis. Dat leidt tot € 135,97 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 812,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.330,97. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.21.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om € 10.231,04 aan [eiseres] te betalen, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 9.219,51 vanaf 7 juli 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.330,97 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de veertiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
33394