ECLI:NL:RBROT:2025:8878

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
C/10/703336 / KG ZA 25-737
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontslag als bewindvoerder in kort geding

In deze zaak heeft [eiseres], een bewindvoerderskantoor, een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] naar aanleiding van een beschikking van de kantonrechter in de Rechtbank Den Haag, waarin [eiseres] ambtshalve is ontslagen als bewindvoerder. De beschikking, die op 14 juli 2025 is gegeven, treedt in werking op 21 juli 2025. [eiseres] is het niet eens met deze beschikking en vordert in kort geding dat de tenuitvoerlegging van de beschikking wordt geschorst, vooruitlopend op een hoger beroep dat zij wil instellen. [gedaagde] verzet zich tegen deze vordering.

De procedure omvatte een dagvaarding, aanvullende bijlagen en een mondelinge behandeling op 18 juli 2025. Tijdens deze behandeling heeft de voorzieningenrechter medegedeeld dat zij mondeling uitspraak zou doen. De vordering van [eiseres] is afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een schorsing rechtvaardigen. De belangenafweging viel in het voordeel van [gedaagde], waarbij het belang van de onderbewindgestelde om te kunnen vertrouwen op de integriteit van zijn bewindvoerder zwaarder woog dan de belangen van [eiseres].

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van [eiseres] niet kan worden toegewezen en dat zij de proceskosten van [gedaagde] moet vergoeden. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.999,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/703336 / KG ZA 25-737
Schriftelijke uitwerking van 21 juli 2025 van het op 18 juli 2025 mondeling uitgesproken vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.R. van Leeuwen te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde],
zetelend in [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.O. Spelten te Den Haag.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiseres] is een bewindvoerderskantoor. De kantonrechter in de Rechtbank Den Haag heeft [eiseres] in een beschikking van 14 juli 2025 (zaaknummer 11789118 EJ VERZ 25-83254) met ingang van 21 juli 2025 ambtshalve ontslagen als bewindvoerder op grond van gewichtige redenen (‘de beschikking’). [eiseres] is het niet eens met de beschikking. Vooruitlopend op een door haar in te stellen hoger beroep tegen de beschikking vordert zij in deze zaak dat de tenuitvoerlegging van de beschikking wordt geschorst. [gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vordering van [eiseres] .

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 juli 2025, met bijlagen 1.1 tot en met 3.14;
  • de aanvullende bijlagen 4 tot en met 9 van [eiseres] ;
  • de mondelinge behandeling op 18 juli 2025;
  • de pleitnota van mr. Spelten;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Leeuwen.
2.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter medegedeeld dat zij mondeling uitspraak gaat doen. De mondelinge behandeling is met het oog daarop kort geschorst. Na de schorsing heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan. Dit vonnis vormt de schriftelijke uitwerking daarvan en wordt op 21 juli 2025 aan partijen gestuurd.

3.De beoordeling

3.1.
[eiseres] vordert de schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking waarin zij als bewindvoerder is ontslagen. In het lichaam van haar dagvaarding schrijft [eiseres] dat zij ervan uitgaat dat zij in meer dossiers als bewindvoerder is ontslagen, maar dat zij die beschikkingen nog niet heeft ontvangen. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat [eiseres] in alle dossiers waarin zij als bewindvoerder, curator en mentor was benoemd, is ontslagen. Daarop heeft [eiseres] haar vordering in die zin uitgebreid, dat zij vordert dat de tenuitvoerlegging van alle beschikkingen worden geschorst. In het midden kan blijven of het mogelijk is om beschikkingen waarvan op dit moment niet bekend is of die zijn gewezen en, zo ja, welke zaaknummers die beschikkingen precies hebben, te schorsen. De uitkomst van deze zaak is namelijk dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen. Daarom wordt in het vervolg van dit vonnis slechts ingegaan op de vraag of de tenuitvoerlegging van de hiervoor genoemde beschikking al dan niet moet worden geschorst.
Het toetsingskader
3.2.
Uit het stelsel van de wet vloeit voort dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Dat betekent dat de beschikking direct ten uitvoer kan worden gelegd en dat de uitkomst van een eventueel door [eiseres] in te stellen hoger beroep niet hoeft te worden afgewacht. Omdat de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de beschikking niet is gemotiveerd, moet bij de beoordeling van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking een belangenafweging plaatsvinden. Meer in het bijzonder moet worden onderzocht of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van [eiseres] bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het eventueel door haar in te stellen rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking. Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de inhoud van de beschikking en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van een hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Wel kan de kortgedingrechter in haar oordeelsvorming betrekken of de beschikking berust op een kennelijke of evidente en direct in het oog springende misslag of dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die, als de kantonrechter daarvan op de hoogte was geweest voordat hij de beschikking gaf, waarschijnlijk tot een ander oordeel hadden geleid.
De inhoudelijke bezwaren tegen de beschikking kunnen niet tot toewijzing van de vordering leiden
3.3.
Alles wat [eiseres] heeft gesteld dat betrekking heeft op de inhoud van de beschikking – zoals de stelling dat [eiseres] geen voordeel heeft genoten van de handelingen die haar worden verweten, dat de kantonrechter bepaalde nuances niet heeft onderkend en dat een andere beslissing met minder ver strekkende gevolgen mogelijk was en is – komen allemaal neer op een verkapt hoger beroep. Anders geformuleerd komt het erop neer dat [eiseres] vindt dat er een geheel of gedeeltelijk andere beslissing had moeten worden genomen en/of nu moet worden genomen. Daarvoor is in een executiegeschil geen ruimte.
Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden gesteld
3.4.
[eiseres] heeft niet gesteld dat zich na het geven van de beschikking nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die, als de kantonrechter daarvan op de hoogte was geweest voordat hij de beschikking gaf, waarschijnlijk tot een ander oordeel hadden geleid. Op deze grond kan de tenuitvoerlegging van de beschikking niet worden geschorst.
Er is geen sprake van een kennelijke misslag
3.5.
[eiseres] heeft in de dagvaarding niets gesteld over een kennelijke misslag. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] betoogd dat sprake is van een kennelijke misslag. Daarvan is volgens haar sprake omdat de beslissingen in de beschikking allemaal berusten op informatie die van slechts één bezwaarmaker is verkregen en omdat de kantonrechter het beginsel van hoor en wederhoor niet heeft toegepast door de onderbewindgestelden niet te horen.
De kantonrechter heeft overwogen dat hij heeft moeten constateren dat een groot aantal beschuldigingen van de bezwaarmaker op waarheid berusten. Zoals hiervoor in 3.2. al is overwogen, moet de voorzieningenrechter in deze zaak uitgaan van de vaststellingen die ten grondslag liggen aan de beslissing in de beschikking. [eiseres] weegt bepaalde zaken anders dan de kantonrechter heeft gedaan. Als dat al als misslag zou kunnen worden aangemerkt, wat de voorzieningenrechter uitdrukkelijk niet doet, dan is dat in ieder geval geen kennelijke direct in het oog springende misslag. Naar aanleiding van de stelling dat de kantonrechter geen hoor en wederhoor heeft toegepast, stelt de voorzieningenrechter voorop dat [eiseres] zelf in ieder geval door de kantonrechter is gehoord. In de wet staat geen verplichting om, in geval van voorgenomen ontslag van een bewindvoerder, ook de onderbewindgestelde te horen zodat uit het niet horen daarvan geen kennelijke misslag kan worden gedestilleerd.
De belangenafweging valt uit in het voordeel van [gedaagde]
3.6.
Alle belangen waar [eiseres] in deze zaak een beroep op doet, zoals het niet hebben van enig voordeel en de belangen van haar medewerkers en cliënten, zijn in de beschikking en de bijlage daarbij al afgewogen tegen de kwaliteitseisen CBM en de inhoudelijke bezwaren tegen [eiseres] . Als de voorzieningenrechter die belangen in deze zaak opnieuw zou toetsen, zou zij zowel de afstemmingsregel als het prognoseverbod miskennen. Eigenlijk is ook op dit punt sprake van een verkapt hoger beroep. Dan resteert slechts het belang dat in het pleidooi van [gedaagde] is benoemd: het algemene belang dat een onderbewindgestelde er op moet kunnen vertrouwen dat zijn bewindvoerder handelt volgens de regels die voor de uitvoering van zijn taak gelden. Dat belang weegt zwaarder dan de belangen van [eiseres] .
De conclusie
3.7.
De conclusie is dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen.
[eiseres] moet de proceskosten van [gedaagde] betalen
3.8.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00 (tarief gemiddeld complexe zaak)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.999,00
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.9.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] de proceskosten niet op tijd betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025. De schriftelijke uitwerking van dit vonnis is op 21 juli 2025 aan partijen ter beschikking gesteld.
3349 / 2009