Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[persoon A] ,
LINRO SHIPPING B.V.,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de dagvaarding van 1 november 2024, met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 24;
- de oproepingsbrief van 23 januari 2025 van de rechtbank voor de mondelinge behandeling op 13 mei 2025;
- de brief van 3 april 2025 van de rechtbank met een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling;
- de spreekaantekeningen van partijen voor de mondelinge behandeling;
- de mondelinge behandeling van 13 mei 2025.
3.De feiten
datSteder Group afspraken wenst te maken met Linro Shipping over onder meer maar niet uitsluitend, aanbiedingsregelingen, financieel beleid, non-concurrentie, dividendpolitiek en verkoop van de door Steder Group gehouden aandelen in het kapitaal van de Vennootschap [SGA; toevoeging rechtbank];
datde Aandeelhouders de door hen gemaakte afspraken terzake bij deze wensen vast te leggen, zulks in aanvulling op casu quo in afwijking van de statuten van de Vennootschap.
Non-concurrentie
4.Het geschil
5.De beoordeling
De grondslag van de vordering
Om proceseconomische redenen baseert Geromar haar vorderingen in het kader van deze procedure (…) op gebondenheid van [persoon A] en Linro aan het in 2013 geformuleerde non-concurrentiebeding en op schending van de artikelen 2:8 en 2:9 BW. Zij stelt thans geen vordering in op grond van onrechtmatige concurrentie.” Ter zitting heeft Geromar dit desgevraagd bevestigd en ook heeft zij bevestigd dat het in deze procedure gaat om (door haar overgenomen) vorderingen van SGA en niet (ook) om eigen vorderingen van Geromar.
Ik geloof graag dat er in 2017 geen nieuwe aandeelhoudersovereenkomst aan [persoon A] is aangeboden.
Dat is een fout geweest”. Maar volgens Geromar is dat niet relevant, omdat [persoon A] en Linro nog altijd gebonden zijn aan de verbintenis die zij in 2013 zijn aangegaan om niet met SGA te concurreren. [persoon A] en Linro hebben zich volgens Geromar zodanig gedragen dat SGA en Geromar er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat [persoon A] en Linro zich na de overdracht van de aandelen door SG aan Geromar ook tegenover Geromar gebonden achtten aan aandeelhoudersovereenkomst 2013 of 2017. Zij wijst daarbij op het feit dat Linro uitdrukkelijk akkoord is gegaan met de aandelenoverdracht van SG aan Geromar en dat Linro haar aandelen heeft aangeboden conform de aandeelhoudersovereenkomst.
alsof[persoon A] bestuurder was, ligt die vordering daarom niet ter beoordeling voor.
als werknemervan SGA al binnen het bereik valt van artikel 2:8 BW, heeft Geromar onvoldoende gesteld om tot het oordeel te komen dat [persoon A] artikel 2:8 BW heeft geschonden. Anders dan Geromar heeft gesteld, is het niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt vereist dat [persoon A] aan collega’s heeft verteld dat hij naar Maripro ging en niet heeft weten te voorkomen dat sommige collega’s hem zijn gevolgd.
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)