4.1.DWHR vordert, na wijziging van haar eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
i. voor ieder van gedaagden, althans de gedaagden die naar het oordeel van de rechtbank daarvoor in aanmerking komen, voor recht verklaart dat zij jegens DWHR onrechtmatig hebben gehandeld en dat zij aansprakelijk zijn voor de schade die DWHR hierdoor heeft geleden.
Subsidiair
ii. voor recht verklaart dat de tussen DWHR en [bedrijf A] , [persoon A] en Germanydiag gesloten geldleningsovereenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd, althans deze (geheel of gedeeltelijk) vernietigt op gronden als gesteld door DWHR in deze procedure; althans voor recht verklaart dat de artikelen 3, 6 en 11 uit de geldleningsovereenkomsten van 13 oktober 2021, 4 februari 2022 en 21 januari 2023 zijn vernietigd, althans deze vernietigt op de gronden als gesteld in deze procedure;
iii. voor recht verklaart dat [bedrijf A] , [persoon A] en Germanydiag aan DWHR een bedrag van € 1.171.790,- dienen te betalen uit hoofde van de opgeëiste geldleningen zoals beschreven in het lichaam van de dagvaarding, althans tot betaling van een zodanig bedrag aan opgeëiste geldleningen als de rechtbank in goede justitie zal bepalen;
iv. voor recht verklaart dat de bedragen die DWHR aan gedaagden heeft overgemaakt onverschuldigd zijn betaald;
Zowel primair als subsidiair als meer subsidiair als nog meer subsidiair
v. op grond van de gevorderde voorrechtverklaring(en), althans op (onder meer) de in de dagvaarding aangevoerde gronden, [persoon A] en (of) de overige gedaagden (hoofdelijk, des de een betalende, de ander zal zijn gekweten) veroordeelt tot betaling aan DWHR van:
- € 1.171.790,00 aan hoofdsom;
- € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten
te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119a BW (subsidiair op de voet van artikel 6:119 BW), te rekenen vanaf de dag van betaling door DWHR tot aan de dag van volledige betaling;
vi. [holding A] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 40.000,00 zijnde de koopprijs van de aandelen van DWHR in [bedrijf A] ;
vii. althans tot betaling van zodanige bedragen als de rechtbank in redelijkheid zal oordelen;
viii. althans van de schade nader op te maken bij staat;
ix. alsmede [persoon A] c.s. voor zover mogelijk hoofdelijk des de een betalende, de ander zal zijn gekweten, veroordeelt tot betaling van de beslagkosten, althans die gedaagden ten laste van wie beslag is gelegd veroordeelt tot betaling van de beslagkosten;
x. op de door DWHR aangevoerde gronden de overeenkomst tot overdracht van de goederen tussen [bedrijf A] en [VOF A] vernietigt;
xi. voor recht verklaart dat [bedrijf A] . niet ontbonden is, maar is blijven voortbestaan;
xii. zodanige beslissingen neemt als de rechtbank in goede justitie nodig acht;
xiii. alsmede [persoon A] c.s. hoofdelijk, des de een betalende, de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan DWHR van de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen, onder bepaling dat indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de dag waarop het vonnis is gewezen aan DWHR zijn betaald, daarover vanaf de veertiende dag wettelijke rente verschuldigd is.