ECLI:NL:RBROT:2025:8945

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
11672971 VV EXPL 25-239
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugname van een paard en terugbetaling van de koopprijs in verband met (wederzijdse) dwaling

In deze zaak heeft eiseres een paard gekocht van gedaagde, maar heeft zij de koopovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd op basis van (wederzijdse) dwaling en non-conformiteit. Eiseres vordert dat gedaagde het paard terugneemt en de koopprijs van € 12.000,- met rente terugbetaalt, evenals de kosten voor stalling en verzorging. Gedaagde betwist de vernietiging van de koopovereenkomst en stelt dat eiseres niet kan terugkomen op de koop. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde het paard moet terugnemen en de koopprijs met rente moet terugbetalen, omdat voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat er sprake is van (wederzijdse) dwaling. De rechter wijst de vorderingen van eiseres tot schadevergoeding voor stallingskosten en andere kosten af, maar kent wel buitengerechtelijke kosten toe. De rechter benadrukt dat de vernietiging van de koopovereenkomst terugwerkende kracht heeft, waardoor gedaagde eigenaar van het paard blijft en eiseres de koopprijs onverschuldigd heeft betaald. De rechter legt gedaagde een dwangsom op voor het niet ophalen van het paard binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11672971 VV EXPL 25-239
datum uitspraak: 4 juli 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [plaats 1] , [gemeente 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. L. Rietbergen,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaats 2] , [gemeente 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • het antwoord, met een tegeneis;
  • de mail van 15 mei 2025 van mr. Rietbergen, met een brief van [gedaagde] waaruit blijkt dat zij vrijwillig zal verschijnen;
  • de spreekaantekeningen van mr. Rietbergen.
1.2.
Op 20 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiseres] , vergezeld van haar partner, met mr. Rietbergen en [gedaagde] , vergezeld van haar partner.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] heeft van [gedaagde] het [paard] (hierna: het paard) gekocht, maar heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd omdat volgens haar sprake is van (wederzijdse) dwaling en het paard niet voldoet aan de tussen partijen gesloten koopovereenkomst (non-conformiteit). [eiseres] heeft [gedaagde] gesommeerd het paard op te halen. [gedaagde] heeft echter laten weten dat ze het paard niet terug wil nemen.
Wat wil [eiseres] ?
2.2.
[eiseres] wil dat [gedaagde] het paard komt ophalen, dat [gedaagde] het aankoopbedrag van € 12.000,- met rente terugbetaalt en dat [gedaagde] de door [eiseres] gemaakte kosten voor stalling en verzorging ter hoogte van € 1.786,04 met rente betaalt, [eiseres] wil ook dat [gedaagde] vanaf 1 juni 2025 een vergoeding betaalt van € 497,70 per maand zolang het paard niet wordt opgehaald en dat [gedaagde] aan haar de buitengerechtelijke kosten en de kosten van deze procedure vergoedt.
Wat wil [gedaagde] ?
2.3.
[gedaagde] vindt dat [eiseres] de koopovereenkomst niet heeft kunnen vernietigen en wil dat de eisen van [eiseres] worden afgewezen. In het geval zij het paard wel moet terugnemen eist [gedaagde] dat er een recent keuringsrapport wordt verstrekt waaruit blijkt dat het paard in dezelfde uitstekende conditie verkeert als op het moment van de koopovereenkomst, dat alle documenten worden overhandigd en dat alle toebehoren die zijn meegeleverd worden geretourneerd. Daarnaast wil zij een gedeeltelijke betaling van de buitengerechtelijke en proceskosten, een schriftelijke bevestiging van finale kwijting, compensatie voor het vruchtgebruik van het paard van € 25,- per dag vanaf de datum van ontbinding van de koopovereenkomst tot de dag dat het paard weer in de stalling van [gedaagde] is en compensatie voor de gemaakte proceskosten.
Conclusie
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] het paard moet terugnemen, de koopsom vermeerderd met rente aan [eiseres] moet terugbetalen en de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten van [eiseres] moet betalen. [eiseres] moet als het paard wordt opgehaald de documenten en de meegeleverde toebehoren afgeven aan [gedaagde] . Hierna zal deze beslissing worden toegelicht.
Beoordelingskader in kort geding
2.5.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiseres] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Spoedeisend belang
2.6.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vordering omdat het paard in haar optiek niet meer haar eigendom is en de zorg voor het paard kostbaar is en ook de nodige risico’s met zich brengt.
Er is sprake van (wederzijdse) dwaling
2.7.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat in de gewone procedure zal worden geoordeeld dat sprake is van (wederzijdse) dwaling. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.8.
In artikel 6:228 BW is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is. Volgens dat artikel zijn er drie gevallen waarin dwaling zich voor kan doen, namelijk (a) door een inlichting door de wederpartij, (b) door schending van de mededelingsplicht of (c) de wederpartij is zelf ook onwetend.
2.8.1.
[gedaagde] heeft op 12 februari 2025 op Marktplaats het paard als ‘dressuurtopper’ te koop aangeboden. [eiseres] heeft op 15 februari 2025 per WhatsApp contact opgenomen met [gedaagde] en op 22 februari 2025 heeft [eiseres] een proefrit met het paard gemaakt. Na de proefrit hebben partijen in de stal met elkaar gesproken en heeft [eiseres] om het keuringsrapport gevraagd. In het keuringsrapport van 24 juni 2024 is voor zover van belang opgenomen:

Conclusie:Paard vertoont cornage.
(…)
Algemeen en klinisch onderzoek
(…)
Laryngoscopie bevindingen: Cornage 4 / IV (links)
(…)”
2.8.2.
[eiseres] heeft vervolgens aan [gedaagde] gevraagd wat ‘cornage’ betekent en inhoudt. [gedaagde] heeft daarop geantwoord dat het zou gaan om lichte cornage en dat het volgens haar geen belemmering voor de sportambities van [eiseres] oplevert.
2.8.3.
Op 23 februari 2025 heeft [eiseres] het paard voor € 12.000,- gekocht en opgehaald. In de koopovereenkomst die partijen hebben getekend is bij het kopje eigenschappen paard opgenomen:

Koper verklaart het paard te kopen met het doel: het rijden van dressuur op Z niveau. Verkoper acht het paard geschikt voor dit doel.”
Aanvankelijk stond in deze bepaling ‘op B niveau’ dat is een lager niveau dan Z, echter [gedaagde] heeft met de wijziging naar Z niveau ingestemd. Het was [gedaagde] aldus bekend dat [eiseres] met het paard op Z niveau dressuur wilde gaan rijden.
2.8.4.
Op de site ‘paardenarts.nl’ staat over cornage, voor zover van belang, het volgende:
Bij cornage is er sprake van een verlamming van de stemband van het paard. Het betreft vrijwel altijd alleen de linker stemband, (…). Door uitval van de zenuwvoorziening (…) van de spier (…) die de stemband moeten aansturen, raakt de stemband verlamd. Hierdoor hangt deze met minder spanning in de luchtdoorgang en kan deze doorgang worden vernauwd. Wanneer het paard inademt, veroorzaakt werveling van de lucht een fluitend geluid. Dit geluid is meestal goed te horen wanneer het paard zich inspant en versnelt ademt.
(…)
Cornage kan in verschillende gradaties voorkomen:
  • Graad 0: het paard heeft gezonde, normale stembanden
  • (…)
  • Graad 4: de (linker) stemband is volledig verlamd en kan niet meer worden bewogen.
De meeste paarden met een lichte vorm van cornage kunnen hier zonder noemenswaardige problemen mee functioneren. Bij een paard met ernstige vorm van cornage kan door de vernauwing van de luchtweg in het strottenhoofd het uithoudingsvermogen worden aangetast.
(…)”
2.8.5.
[eiseres] stelt dat zij heeft gedwaald door de mededeling van [gedaagde] dat sprake was van lichte cornage, terwijl graad 4/IV de zwaarste graad is. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij voorafgaand aan de verkoop inderdaad heeft verklaard dat het paard lichte cornage had, omdat zij er vanuit ging dat er 10 (en niet vier) schalen van cornage waren.
2.8.6.
De vraag of [gedaagde] daadwerkelijk niet beter wist, kan buiten beschouwing blijven. Ook in het geval [gedaagde] niet wist van de daadwerkelijke ernst van de cornage, en dus zowel [eiseres] als [gedaagde] van de onjuiste veronderstelling over de ernst van de cornage zijn uitgegaan, is sprake van dwaling, meer in het bijzonder wederzijdse dwaling als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 sub c BW. De overeenkomst is daarmee vernietigbaar. Gelet op het feit dat [gedaagde] wist dat [eiseres] op een hoog niveau (niveau Z) dressuur wilde gaan rijden, moet [gedaagde] namelijk hebben begrepen dat [eiseres] af zou hebben gezien van de koop van het paard, als zij wel op de hoogte was geweest van de ernst van de cornage. Een volledig verlamde stemband heeft immers als gevolg dat het uithoudingsvermogen van het paard wordt aangetast en beperkt aldus de mogelijkheden om in hogere klasse dressuur te rijden. Weliswaar is juist dat het bereiken van een bepaald dressuur niveau naast het talent en de capaciteit van het paard mede afhankelijk is van de berijder, maar cornage graad 4/IV is nu juist een beperking van de capaciteit van het paard.
2.8.7.
Volgens [gedaagde] moet een en ander voor risico van [eiseres] komen, omdat zij op het moment van de verkoop op de hoogte was van alle beschikbare informatie, waaronder het keuringsrapport met vermelding van de cornage. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Op [gedaagde] als verkoper rust de verplichting om de koper goed voor te lichten en juiste informatie te verschaffen. Dat heeft zij niet gedaan. [gedaagde] heeft het paard te koop aangeboden als “
dressuurtopper” en op de vraag van [eiseres] wat cornage inhoudt en betekent heeft [gedaagde] verklaard dat sprake was van lichte cornage. Op basis van de advertentie en die mededeling heeft [eiseres] er op mogen vertrouwen dat het paard geschikt was om daarmee dressuur te gaan rijden in het hogere segment, zoals bovendien ook is opgenomen in de koopovereenkomst.
2.9.
Omdat op grond van het voorgaande voldoende aannemelijk is dat het beroep op (wederzijdse) dwaling in de gewone procedure zal slagen, mocht [eiseres] de koopovereenkomst buitengerechtelijk vernietigen (wat zij met haar brief van 21 maart 2025 heeft gedaan) en behoeft de subsidiaire grondslag (non-conformiteit) niet te worden besproken.
Gevolgen van de vernietiging
2.10.
De vernietiging van de koopovereenkomst heeft terugwerkende kracht. Dat betekent dat [gedaagde] eigenaar van het paard is gebleven en dat [eiseres] de koopprijs onverschuldigd heeft betaald. Op partijen rust daarom een ongedaanmakingsverplichting.
[gedaagde] moet het paard ophalen
2.10.1.
Omdat [gedaagde] eigenaar van het paard is gebleven, wordt de vordering om [gedaagde] te veroordelen om het paard op te halen toegewezen. De termijn waarbinnen [gedaagde] het paard moet ophalen wordt gesteld op één week na betekening van het vonnis. Die termijn is redelijk en biedt [gedaagde] voldoende tijd om het transport en stalling te regelen. Indien [gedaagde] niet binnen de gestelde termijn het paard komt ophalen, is zij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-.
[gedaagde] moet de koopprijs met rente terugbetalen
2.10.2.
[gedaagde] moet ook de koopprijs van € 12.000,- aan [eiseres] terugbetalen. Door de vernietiging van de koopovereenkomst is [gedaagde] eigenaar van het paard gebleven en heeft [eiseres] de koopprijs onverschuldigd betaald. [gedaagde] is ook gehouden om rente over de koopprijs te betalen, omdat [eiseres] dit bedrag onverschuldigd aan [gedaagde] heeft betaald. De rente wordt zoals gevorderd vanaf 25 maart 2025 toegewezen.
Moet [gedaagde] ook een schadevergoeding betalen?
2.11.
Afgezien van het feit dat onvoldoende gebleken is dat [eiseres] ook een spoedeisend belang heeft bij de vordering tot betaling van de gevorderde schade, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende zeker dat alle door [eiseres] gevorderde kosten in de gewone procedure zullen worden toegewezen. De vordering tot betaling van € 1.786,04 aan schadevergoeding voor stallings- en verzorgingskosten wordt daarom afgewezen.
Moet [gedaagde] de stallingskosten vanaf 1 juni 2025 betalen?
2.12.
Ook voor deze vordering geldt dat onvoldoende gebleken is dat [eiseres] een spoedeisend belang bij deze vordering heeft en in een gewone procedure zal moeten worden vastgesteld of en zo ja welke kosten door [gedaagde] moeten worden vergoed. De vordering tot betaling van de maandelijkse stallingskosten van € 497,70 per maand vanaf 1 juni 2025 wordt daarom afgewezen.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke kosten betalen
2.13.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 1.082,95 toegewezen. Aan alle voorwaarden om een vergoeding voor deze kosten te krijgen is voldaan (artikel 6:96 BW). Wel zijn de buitengerechtelijke incassokosten berekend over het bedrag dat in dit vonnis wordt toegewezen.
[eiseres] hoeft geen keuringsrapport te laten opmaken
2.14.
[gedaagde] kan aan het terugnemen van het paard niet de voorwaarde stellen dat [eiseres] een ‘recent keuringsrapport’ moet overleggen, betreffende de gezondheid en conditie van het paard, waaruit onomstotelijk en zonder voorbehoud blijkt dat het paard op het moment van terugname in dezelfde uitstekende conditie verkeert als op het moment van de koopovereenkomst op 23 februari 2025. De vernietiging van de koopovereenkomst heeft tot gevolg dat deze ongedaan moet worden gemaakt, zonder dat daaraan nadere voorwaarden kunnen worden gesteld. Het spreekt voor zich dat van [eiseres] mag worden verwacht dat zij het paard goed heeft verzorgd en de handelingen heeft (laten) verrichten die nodig zijn om het paard in een goede conditie houden. [eiseres] heeft tijdens de zitting verklaard dat het paard goed verzorgd is geweest en dat is ook niet betwist door [gedaagde] . De vordering tot het overleggen van een keuringsrapport wordt daarom afgewezen.
[eiseres] moet de bij de koop ontvangen documenten en geleverde toebehoren afgeven
2.15.
[eiseres] is gehouden om alle documenten, zoals die ten tijde van de verkoop op 23 februari 2025 tezamen met de koopovereenkomst zijn overhandigd, aan [gedaagde] af te geven op het moment dat zij het paard komt ophalen. [eiseres] heeft verklaard daartoe ook bereid te zijn. [eiseres] is ook gehouden om alle toebehoren, zoals die zijn meegeleverd ten tijde van de verkoop, aan [gedaagde] af te geven op het moment dat [gedaagde] het paard komt ophalen. [eiseres] heeft verklaard daartoe bereid te zijn. [gedaagde] kan echter niet verwachten dat de toebehoren in dezelfde staat verkeren als bij de verkoop op 23 februari 2025 omdat [eiseres] naar verwachting van de betreffende toebehoren gebruik heeft gemaakt. Wel mag [gedaagde] verwachten dat [eiseres] voorzichtig is omgegaan met de spullen waar het hier over gaat.
Finale kwijting
2.16.
Het is aan partijen om af te spreken dat zij elkaar over en weer finale kwijting verlenen. In dit kort geding vonnis kan de kantonrechter [eiseres] daar niet toe dwingen. Ter zitting is namens [eiseres] verklaard dat na volledige afwikkeling (terugname en betaling) er finale kwijting zal worden verleend.
Moet [eiseres] compensatie betalen voor het vruchtgebruik van het paard?
2.17.
Afgezien van het feit dat niet gebleken is dat [gedaagde] een spoedeisend belang heeft bij de vordering tot betaling van een vergoeding voor het vruchtgebruik van het paard, zal in een gewone procedure moeten worden beoordeeld wat een redelijke vergoeding is voor het feit dat [eiseres] het paard in haar bezit heeft gehad. Bij de beantwoording van die vraag is mede van belang voor wiens rekening de verzorgings- en stallingskosten komen.
De gevorderde compensatie wordt daarom afgewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.18.
De proceskosten in conventie en in reconventie komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op nihil aan dagvaardingskosten ( [gedaagde] heeft verklaard vrijwillig te verschijnen, zodat [eiseres] geen kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding heeft moeten maken) € 732,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.681,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De over de nakosten gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om het paard op de stal waar het paard thans staat ( [stal] in [plaats 3] aan het adres [adres] ( [postcode] )) binnen één week na betekening van het vonnis op te halen, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag of deel daarvan dat [gedaagde] nalaat dit te doen, met een maximum van € 15.000,-;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 12.000,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 25 maart 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 1.082,95 aan buitengerechtelijke kosten;
in reconventie:
3.4.
veroordeelt [eiseres] om alle documenten, zoals die ten tijde van de verkoop op 23 februari 2025 tezamen met de koopovereenkomst zijn overhandigd, aan [gedaagde] af te geven op het moment dat zij het paard komt ophalen;
3.5.
veroordeelt [eiseres] om alle toebehoren, zoals die zijn meegeleverd ten tijde van de verkoop op 23 februari 2025, aan [gedaagde] af te geven op het moment dat [gedaagde] het paard komt ophalen;
in conventie en reconventie:
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.681,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 135,-vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
754