ECLI:NL:RBROT:2025:8949

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
10-333204-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten met vuurwapen en bedreiging binnen gezinssituatie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn stiefzoon heeft bedreigd met een doorgeladen pistool en een grote hoeveelheid munitie in zijn woning had. De verdachte heeft zijn partner bij de keel gepakt, wat leidde tot een gevoel van onveiligheid in de eigen woning. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar veroordeelde hem wel voor mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en het dwingen van een ander tot afgifte van zijn telefoon. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod, locatieverbod, en meldplicht bij de reclassering. De rechtbank oordeelde dat behandeling en begeleiding door de reclassering noodzakelijk zijn, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De verdachte werd in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht door een ongespecificeerde angststoornis, wat invloed had op zijn handelen. De rechtbank legde ook een vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van drie jaren, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-333204-24
Datum uitspraak: 1 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1982,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in [penitentiaire inrichting] ,
raadsman mr. H. Weisfelt, advocaat in Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I. Eijfferts heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, contactverbod met aangevers, gebiedsverbod met elektronische monitoring, een inspanningsverplichting met betrekking tot het vinden en behouden van dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en een verbod op het deelnemen aan kansspelen;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangevers en een gebiedsverbod voor een periode van drie jaren;
  • met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de maatregel.

4.Waardering van het bewijs

Feit 1 (poging tot doodslag, althans poging tot zware mishandeling)

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de aangeefster van het leven te beroven. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte, door het toegepaste geweld op de aangeefster, namelijk door haar bij de keel te grijpen waardoor zij kort hierop het bewustzijn verloor, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij hiermee levensbedreigend of potentieel fataal letsel zou kunnen toebrengen. Dat dit niet is gebeurd, is niet aan het gedrag van de verdachte te danken en doet aan dat voorwaardelijk opzet niet af.
Beoordeling
De aangeefster heeft bij de politie verklaard dat de verdachte haar tijdens een ruzie in de slaapkamer tegen een muur duwde en haar keel dichtkneep. Zij kreeg bijna geen lucht meer en raakte daarna bewusteloos. Later heeft de aangeefster bij de rechter-commissaris verklaard dat zij niet bewusteloos is geraakt tijdens het wurgen, maar tijdens het trekken en duwen daarna. De verdachte zou eerst haar keel hebben dichtgeknepen en daarna de aangeefster hebben geduwd. Tijdens het duwen en trekken over en weer voelde de aangeefster dat zij wegzakte. Er zat een paar minuten tussen het moment dat de aangeefster loskwam van het wurgen en het moment dat zij voelde dat zij wegzakte.
De zoon van de aangeefster heeft bij de politie verklaard dat hij was afgekomen op geschreeuw vanaf de tweede verdieping van de woning. Hij zag dat zijn moeder bewusteloos op de grond lag. Bij de rechter-commissaris heeft de zoon verklaard dat hij naar boven ging omdat hij geschreeuw hoorde en dat hij toen zag dat de verdachte zijn moeder uit de kamer duwde. Vervolgens ging zijn moeder langzaam op de grond liggen.
De dochter van de aangeefster heeft verklaard dat zij haar moeder op de grond zag liggen, dat zij een beetje wegviel en moeite kreeg met ademhalen. De aangeefster is toen flauwgevallen.
Door de verschillen in de afgelegde verklaringen is het voor de rechtbank moeilijk om vast te stellen wat er precies is gebeurd. De verdachte ontkent dat hij de keel van de aangeefster heeft dichtgeknepen. De verklaringen van de zoon en de dochter bieden evenmin ondersteuning. Hun waarneming van hoe zij hun moeder hebben aangetroffen toen zij op het geschreeuw afkwamen is daarvoor niet voldoende. Dat de verdachte aangeefster bij de keel heeft gepakt acht de rechtbank aannemelijk in het licht van de overige geweldshandelingen. Er is geen aanleiding om op dit punt aan de aangifte te twijfelen. Niet bewezen is echter dat dit op een zodanige wijze is gebeurd dat daarmee bewust de aanmerkelijke kans is aanvaard dat aangeefster daardoor potentieel fataal, althans zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Aangeefster heeft immers verklaard dat zij niet door verwurging buiten bewustzijn is geraakt, hetgeen overeenkomt met haar verklaring in de aangifte dat zij
bijnageen lucht meer kreeg.
De overige ten laste gelegde geweldshandelingen bieden, voor zover bewezen, onvoldoende aanknopingspunten voor bewezenverklaring van poging tot doodslag, dan wel poging tot zware mishandeling, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2
hij op 19 oktober 2024 te [plaats]
[slachtoffer] heeft mishandeld door hem tegen het gezicht te slaan;
3
hij op 19 oktober 2024 te [plaats]
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door een pistool door te laden en aan die
[slachtoffer] te tonen en op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] te richten en
daarbij te roepen tegen die [slachtoffer] : 'Moet ik je schieten, ik ga je afmaken';
4
hij op 19 oktober 2024 te [plaats] ,
een ander, te weten [slachtoffer] ,
door geweld en door bedreiging met geweld
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten
de afgifte van zijn telefoon,
door een vuurwapen op het hoofd en het
lichaam van die [slachtoffer] te richten en die [slachtoffer] tegen het hoofd te slaan en tegen die [slachtoffer] te zeggen: 'Geef mij jouw telefoon";
5
hij op 19 oktober 2024 te [plaats]
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Glock, type Model 19 gen 5, kaliber 9 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
(bijbehorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 80
kogelpatronen, kaliber 9 mm
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
mishandeling;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4.
een ander door geweld en bedreiging met geweld wederrechtelijk dwingen iets te doen;
5.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft tijdens een ruzie met zijn partner zijn stiefzoon mishandeld, bedreigd en hem gedwongen zijn telefoon af te geven. Daarbij heeft de verdachte een pistool doorgeladen en deze vervolgens gericht op zijn stiefzoon. In de woning van de verdachte is tevens een grote hoeveelheid munitie aangetroffen.
Door zijn handelwijze heeft de verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn stiefzoon. De minderjarige stiefdochter van de verdachte was ook in de woning aanwezig en is getuige geweest van het handelen van de verdachte richting haar broer. De eigen woning is bij uitstek een plek waar het slachtoffer zich veilig moet kunnen voelen, in de geborgenheid van het gezin waartoe hij, zijn zusje en zijn stiefvader behoren. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij door zijn gewelddadig optreden ernstig afbreuk heeft gedaan aan dat gevoel van veiligheid. Het ongecontroleerde bezit van een geladen pistool vormt op zich al een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Dat blijkt al uit het feit hoe gemakkelijk de verdachte het geladen wapen tevoorschijn haalde om de dwang en bedreiging van zijn stiefzoon kracht bij te zetten. Bovendien had de verdachte het wapen met munitie voorhanden in de woning waar ook de minderjarige stiefdochter woonde, hetgeen als strafverzwarend moet worden aangemerkt. Tevens is in aanmerking genomen dat bij het wapen een grote hoeveelheid munitie is aangetroffen. Uit het oogpunt van generale preventie en als waarborg van de maatschappelijke veiligheid dient streng te worden opgetreden tegen verboden vuurwapenbezit.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van 2 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor bedreiging en mishandeling, maar die veroordeling dateert van langere tijd geleden.
Rapportages
[psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 6 februari 2025. Daarin wordt het volgende overwogen:
“Er is bij betrokkene sprake van een ongespecificeerde angststoornis en er is sprake van narcistische en dwangmatige trekken, onvoldoende om te kunnen spreken van een persoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van een stoornis in alcoholgebruik, in vroege remissie in een gereguleerde omgeving. Wellicht heeft angst meegespeeld in de heftigheid van de emotie en de reactie naar zijn zoon. Om deze reden zou geadviseerd worden het tenlastegelegde, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen. Immers, door de angst wordt de helderheid in denken en doen verminderd en wordt vooral uit paniek gehandeld. De aarzeling is gelegen in het feit dat er ook sprake is van alcoholgebruik dat ontremmend werkt. Ten aanzien van het wapenbezit geldt deze redenering niet.
Risicofactoren die vanuit het verleden een rol spelen in de kans op herhaling, betreffen eerdere veroordelingen inzake geweld en andere antisociale gedragingen. Van geweld is vooral sprake binnen relaties, intieme en niet-intieme zoals de bedreiging van een klant. Klinische risicofactoren betreffen de angststoornis die van invloed is op zijn functioneren. Betrokkene heeft wel een poging gedaan hulp te zoeken maar is snel afgehaakt dat als risico gezien wordt. Stress en problemen met coping rond emoties spelen ook een rol bij de kans op herhaling als er geen behandeling plaatsvindt. Beschermende factoren worden gevormd door zijn intelligentie, empathie, coping onder normale omstandigheden en zelfcontrole. Betrokkene heeft werk, inkomsten, geen financiële problemen, maar lijkt een balans tussen inspanning en ontspanning te missen. Familie is een belangrijke factor en in feite ook zijn relatie al zijn hierbinnen nog spanningen.
Het is zeer raadzaam wanneer betrokkene in eerste instantie behandeling krijgt om meer zicht te krijgen op zijn emotieregulatie bij oplopende spanning, zicht op wat zijn gedrag met anderen doet, zicht krijgen op grenzen en onderzoeken hoe het zit met de verlatingsangst. Behandeling dient tevens gericht te worden op alcoholgebruik en terugvalpreventie.
In tweede instantie zou een relatietherapie behulpzaam kunnen zijn bij het herstel van de relatie mits aangeefster hierin toestemt.
Geadviseerd wordt betrokkene een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd gedurende welke betrokkene zich dient te houden aan de voorwaarden van de reclassering met als bijzondere voorwaarde behandeling zoals omschreven.”
Reclassering Nederland heeft over de verdachte gerapporteerd, onder meer inhoudende:
“De reclassering ziet bij de verdachte recidive verhogende factoren op de leefgebieden psychosociaal functioneren, middelengebruik, relatie met zijn partner, gezin en familie. Ook worden zorgen over zijn huisvesting, werk en financiën gezien. De reclassering ziet een opeenstapeling van problemen en beschouwt de kwetsbare positie van de verdachte als zorgelijk. Verdere verplichte hulpverleningsbemoeienis wordt geïndiceerd geacht. Ambulante behandeling dient in eerste instantie om meer zicht te krijgen op zijn emotieregulatie bij oplopende spanning, wat zijn grenzeloos gedrag met anderen doet, op grenzen en onderzoeken hoe het zit met de verlatingsangst. De behandeling dient tevens gericht te worden op alcoholgebruik, gokken en terugvalpreventie. De verdachte heeft bij de reclassering gezegd dat hij bereid is om eerst aan zijn eigen problematiek te gaan werken en zijn gezin voor nu met rust te laten.”
De verdachte heeft zich op de zitting bereid verklaard alle voorwaarden na te leven.
Conclusies van de rechtbank
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door wat ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de bewezen verklaarde mishandeling, bedreiging en dwang een ongespecificeerde angststoornis. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht voor die feiten.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in de regel in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de rechtbank, in navolging van de rapporten van de psycholoog en de reclassering, begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van drie jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod en een contactverbod met de aangevers.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de aangevers wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Gelet op de afdoening van deze zaak neemt de rechtbank geen beslissing over de door de verdediging voorwaardelijk gedane verzoeken tot het horen van een getuige en schorsing van de voorlopige hechtenis.

8.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen vuurwapen te onttrekken aan het verkeer.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Het in beslag genomen vuurwapen zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Het onder 5 bewezen feit is met behulp van voornoemd voorwerp begaan.

9.Vordering benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.250,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleite vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit en aan hem voor dat feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 38v, 38w, 57, 284, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
9 (negen) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect - contact met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum 2] 1981 in ‘ [geboorteplaats 2] , en [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 3] 2002 in [geboorteplaats 2] . Een uitzondering op dit verbod geldt uitsluitend wanneer er sprake is van contact met expliciete toestemming van- en in aanwezigheid of door tussenkomst van het Openbaar Ministerie, Reclassering Nederland of Veilig Thuis zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
2. de veroordeelde bevindt zich niet in [plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Uitzondering op dit verbod geldt uitsluitend de route vanaf [rijksweg] , via de [weg] in [plaats] , naar [locatie] aan [adres 2] in [plaats] , heen en terug;
3. de veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het [adres 3] in [plaats] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
4. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor GGZ en of Antes GGZ en/of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
6. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
7. de veroordeelde neemt niet deel aan kansspelen;
8. de veroordeelde zal ter controle van de onder 2 genoemde voorwaarde gebruik maken van het door Reclassering Nederland aangewezen technische hulpmiddel ter ondersteuning van het elektronisch toezicht, zolang de reclassering dit nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 2 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in [plaats] , met uitzondering van de route vanaf [rijksweg] , via de [weg] in [plaats] , naar [locatie] aan [adres 2] in [plaats] , heen en terug;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum 2] 1981 in ‘ [geboorteplaats 2] , en [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 3] 2002 in ’ [geboorteplaats 2] . Een uitzondering op dit verbod geldt uitsluitend wanneer er sprake is van contact met expliciete toestemming van- en in aanwezigheid of door tussenkomst van het Openbaar Ministerie, Reclassering Nederland of Veilig Thuis;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
14 (veertien) dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal
ten hoogste zes maandenbedragen;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 vuurwapen (pistool), Glock 19 Gen 5, kaliber 9mm, met 2 patroonmagazijnen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te [plaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde partij]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
-de keel van die [benadeelde partij] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft
gehouden en/of
-die [benadeelde partij] hardhandig bij haar armen heeft vastgepakt en/of
- die [benadeelde partij] tegen haar lichaam heeft geduwd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te [plaats]
[slachtoffer] heeft mishandeld door hem tegen het gezicht te slaan en/of te stompen;
3
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te [plaats]
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een pistool, althans daarop gelijkend voorwerp, door te laden en/of aan die
[slachtoffer] te tonen en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te richten en/of
daarbij te roepen tegen die [slachtoffer] : 'Moet ik je schieten, ik ga je afmaken', althans
woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking;
4
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te [plaats] ,
een ander, te weten [slachtoffer] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten [slachtoffer]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
de afgifte van zijn telefoon,
door een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of het
lichaam van die [slachtoffer] te richten en/of die [slachtoffer] tegen het hoofd te slaan en/of te
stompen en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen: 'Geef mij jouw telefoon";
5
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te [plaats]
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Glock, type Model 19 gen 5, kaliber 9 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
(bijbehorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 80
kogelpatronen, kaliber 9 mm
voorhanden heeft gehad.