Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[persoon B],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de dagvaarding van 4 februari 2025, met producties 1-24 en 26-75;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid, met producties 1a-1i en 2;
- de incidentele conclusie van antwoord.
3.De vordering in de hoofdzaak
- a) DVE, een van oorsprong Nederlands bedrijf, heeft in 2008 een zelfstandige vestiging in Suriname opgericht en zich toegelegd op het ondernemen van handelsactiviteiten in onder andere de pluimveesector. DVE exploiteert voor haar pluimvee-activiteiten een boerderij in Suriname die eigendom is van de Stichting. [naamloze vennootschap B] is een handelsonderneming die ook actief is in de Surinaamse financiële wereld en in dat kader leningen verstrekt en ondernemingen financiert en, zo nodig, (financieel) deelneemt in die ondernemingen. De heer [persoon B] geeft leiding aan [naamloze vennootschap B] . De heer [persoon B] staat bekend als een zeer invloedrijk persoon in de Surinaamse samenleving. Zijn invloed in de Surinaamse politiek reikt ver, net zoals in het Surinaamse financieel-economische zakenleven. Hij is gedurende zeer lange tijd President Commissaris van De Surinaamse Centrale Bank geweest.
- b) Vanwege haar succesvolle pluimvee-activiteiten heeft DVE vanaf haar start structureel de aandacht getrokken van lokale ondernemingen en potentiële financiers, ook van de heer [persoon B] . Dit heeft geleid tot een aanbod van [naamloze vennootschap B] c.s. tot deelneming en investering in DVE, dat door DVE is aanvaard. [naamloze vennootschap B] c.s. hebben onrechtmatig jegens DVE c.s. gehandeld, omdat zij de zorgplicht die zij hadden jegens DVE c.s. hebben geschonden door de vereiste overeengekomen financiële middelen voor de uitvoering van (onder meer) het zogenaamde ‘kippie’-project niet volledig aan DVE c.s. ter beschikking te stellen, met als gevolg dat het project gestaakt moest worden. Voor de door DVE c.s. geleden schade die hiervan het gevolg is, zijn [naamloze vennootschap B] c.s. aansprakelijk.
- c) De rechtbank is bevoegd op grond van artikel 9 aanhef en onder c Rv.
4.Het geschil in het incident
5.De beoordeling in het incident
forum necessitatis.De rechtbank volgt partijen in hun kennelijke standpunt dat de rechtbank in ieder geval geen bevoegdheid kan ontlenen aan andere bevoegdheidsgronden dan artikel 9 aanhef en sub c Rv.