In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee eisers en KSCN Kozijnen B.V. over de levering van kunststof kozijnen. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A.G. de Jong, stellen dat KSCN bij het inmeten van de kozijnen een fout heeft gemaakt, waardoor de geleverde kozijnen te klein zijn. De eisers hebben de overeenkomst met KSCN op 19 april 2023 ontbonden en eisen terugbetaling van de aanbetaling van € 6.750,- en een aanvullende schadevergoeding van € 1.720,-. KSCN, vertegenwoordigd door mr. M.S. van Knippenberg en later mr. M. Huizingh, betwist de claims van de eisers en stelt dat de kozijnen correct zijn ingemeten.
De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat KSCN een fout heeft gemaakt bij het inmeten. De eisers hebben getuigen en bewijsstukken ingebracht, maar de kantonrechter oordeelt dat de verklaring van de getuige [persoon B], die bij het inmeten aanwezig was, geloofwaardig en overtuigend is. De kantonrechter concludeert dat de eisers niet hebben bewezen dat KSCN tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Hierdoor is de ontbinding van de overeenkomst niet rechtsgeldig en zijn de eisen van de eisers afgewezen. De proceskosten worden aan de eisers opgelegd, omdat zij ongelijk hebben gekregen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat KSCN het recht heeft om de proceskosten direct te vorderen, ook als de eisers in hoger beroep gaan. De kantonrechter heeft de proceskosten begroot op € 2.091,-, inclusief wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.