ECLI:NL:RBROT:2025:9022

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
10-028989-25; 10-261639-24, 22-000797-24 (TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en oplegging ISD-maatregel

Op 12 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1988 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van het stelen van een handtas van een aangeefster op de Mauritsstraat in Rotterdam op 26 januari 2025. De aangeefster verklaarde dat zij tijdens het zoeken naar een parkeerplek werd getrapt in de rug, waardoor zij viel en haar handtas werd weggenomen. De verdachte bekende de tas te hebben weggenomen, maar ontkende geweld te hebben gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was en dat het geweld, zoals door de aangeefster beschreven, wel degelijk had plaatsgevonden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de handtas met geweld had weggenomen en legde een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren. De rechtbank weigerde het verzoek van de verdediging om de verdachte in een forensisch psychiatrische kliniek op te nemen, en benadrukte de noodzaak van de ISD-maatregel ter bescherming van de samenleving en ter vermindering van de kans op recidive. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, gezien zijn strafblad en eerdere veroordelingen, een hoog risico op recidive vertoonde, wat de oplegging van de maatregel rechtvaardigde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-028989-25
Parketnummers TUL: 10-261639-24; 22-000797-24
Datum uitspraak: 12 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1988,
zonder bekend adres in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
raadsman mr. P. van Tour, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren;
  • afwijzing van de vorderingen tenuitvoerlegging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte bekent dat hij de tas heeft weggenomen, maar ontkent dat hij daarbij geweld heeft gebruikt. Daarnaast zaten in de tas enkel een mobiele telefoon, sleutels en een teller. De verdachte dient te worden vrijgesproken van de onderdelen van de tenlastelegging die zien op andere dan deze goederen en van de geweldshandeling.
4.1.2.
Beoordeling
Tijdens de nacht van 26 januari 2025 bevond de aangeefster zich in Rotterdam op de Mauritsstraat. Zij heeft verklaard dat zij op zoek was naar een parkeerplek voor de auto van haar vrienden, toen zij een trap in haar rug voelde waardoor zij op straat viel. De aangeefster zag vervolgens dat een persoon haar handtas wegnam, naar een fiets rende en op deze fiets wegvluchtte. In de handtas zaten volgens de aangeefster een telefoon, een contant geldbedrag, een sleutelbos, een teller, verschillende bankpasjes en een pakje sigaretten. De verdachte heeft bekend dat hij de persoon was die deze handtas heeft weggenomen, maar hij heeft ontkend dat hij geweld heeft gebruikt. Daarnaast heeft hij verklaard dat er in de tas enkel een telefoon, een teller en sleutels zaten. Deze spullen zijn later ook in zijn bezit aangetroffen. Volgens de verdachte stond de aangeefster stil op straat en was zij met iemand in een auto in gesprek. Haar tasje hing aan een rekje, waardoor hij deze makkelijk kon meenemen.
De rechtbank vindt de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig en gaat uit van de juistheid van de verklaring van de aangeefster. Redengevend hiervoor is het volgende. De verklaring van de aangeefster dat zij op zoek was naar een parkeerplek voor de auto van haar vrienden, en dus in beweging was, wordt ondersteund door de verklaring van de [getuige] . [getuige] heeft de diefstal weliswaar niet gezien, maar heeft wel net als de aangeefster verklaard dat zij op zoek waren naar een parkeerplek. Anders dan de verdachte heeft verklaard, is aannemelijk dat de aangeefster dus niet stil op straat met een persoon in de auto stond te praten en dat zij haar handtas bij zich had. Daarnaast heeft de aangeefster later op de dag waarop het incident plaatsvond aan de politie verklaard dat zij veel spierpijn had, wat aansluit bij de verklaring van aangeefster dat de verdachte geweld heeft gebruikt. Als laatste acht de rechtbank van belang dat de verdachte tot aan de zitting heeft ontkend dat hij de tas gestolen had, hetgeen afdoet aan de geloofwaardigheid van zijn uiteindelijk deels bekennende verklaring ter zitting. Een en ander doet de rechtbank concluderen dat de verdachte de aangeefster in haar rug heeft getrapt waardoor de aangeefster en de handtas op de grond vielen en dat hij vervolgens de handtas, met daarin de inhoud zoals beschreven door de aangeefster in haar aangifte, heeft weggenomen.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 januari 2025 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten de Mauritsstraat te Rotterdam, een handtas en de inhoud van de handtas, te weten:
- een telefoon,
- een contant geldbedrag ter waarde van €40,-,
- sleutels,
- een teller,
- een bankpas van de Rabobank,
- een bankpas van Knab,
- een bankpas van Bunq, en
- een pakje sigaretten,
die geheel aan [slachtoffer] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan
doorgeweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- [slachtoffer] inde rug, te trappen, ten gevolge waarvan [slachtoffer] ten val is gekomen en de handtas uit de greep van [slachtoffer] op straat is gevallen, en
- vervolgens die handtas en de inhoud van die handtas te pakken en mee te nemen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
Voor het bewezenverklaarde feit wordt aan de verdachte een maatregel opgelegd. Hieronder zullen de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte worden besproken die bij de oplegging van de maatregel een rol spelen.
7.2.
Eis officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dader voor de duur van 2 jaren.
7.3.
Verzoek verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan de verdachte geen ISD-maatregel op te leggen, maar in plaats daarvan de verdachte op te laten nemen in een forensisch psychiatrische kliniek in het kader van bijzondere voorwaarden bij een eventueel op te leggen straf.
7.4.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft een handtas met spullen gestolen door de eigenares onverhoeds in haar rug te schoppen waardoor zij ten val kwam en vervolgens haar handtas van de grond weg te pakken. Dergelijke berovingen in de openbare ruimte zorgen voor gevoelens van angst en onrust in de samenleving. Met zijn handelen heeft de verdachte laten zien dat hij de lichamelijke integriteit en het eigendom van anderen niet respecteert. De verdachte heeft verklaard dat hij de handtas heeft weggenomen, omdat hij zijn verslaving moest bekostigen. Hoewel dit een verklaring is voor zijn handelen, vormt dit vanzelfsprekend geen rechtvaardiging.
7.5.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.5.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte de afgelopen jaren stelselmatig met politie en justitie in aanraking is gekomen. In de vijf jaar voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit, een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan, is de verdachte ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De vrijheidsstraffen die in het verleden aan de verdachte zijn opgelegd, zijn ten uitvoer gelegd voordat de onderhavige diefstal is gepleegd. Ook zijn tegen de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het onderhavige feit processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden voorafgaand aan de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit. De verdachte voldoet hiermee aan de criteria voor de oplegging van een ISD-maatregel.
7.5.2.
Reclasseringsrapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 april 2025. Dit rapport houdt, kort gezegd, in dat ondanks herhaald reclasseringstoezicht het de verdachte telkens niet lukt om abstinent te blijven. Er is sprake van problematiek op vrijwel alle leefgebieden vanwege zijn hardnekkige verslaving. Wanneer de verdachte actief gebruikt, raakt hij uit beeld bij de reclassering en komt hij zijn afspraken niet meer na. De reclassering schat de kans op recidive, het veroorzaken van letsel bij anderen en onttrekking aan voorwaarden hoog in. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
7.6.
Conclusies van de rechtbank
Zoals hiervoor is geconcludeerd is voldaan aan de formele vereisten voor de oplegging van
een ISD-maatregel. Verder moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte
wederom een misdrijf zal begaan, nu het risico op recidive door de reclassering wordt
ingeschat als hoog. De veiligheid van personen en goederen is daarmee in het geding. De rechtbank stelt vast dat interventies – waaronder een eerder ISD-traject – als ook de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is geëindigd. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Wat betreft het verzoek van de verdediging stelt de rechtbank vast dat de verdachte (onder andere) in een proeftijd liep van een voorwaardelijke ISD die hem pas vijf maanden daarvoor door deze rechtbank was opgelegd en dat hem in dat kader op het hart was gedrukt dat dit de laatste kans voor hem zou zijn. Door toch weer de fout in te gaan heeft de verdachte deze laatste kans aan zich voorbij laten gaan. De rechtbank volgt de verdediging dan ook niet in haar verzoek om de verdachte op te laten nemen in een forensisch psychiatrische kliniek en hem geen ISD-maatregel op te leggen. Gelet op de overlast en de schade die de verdachte steeds weer veroorzaakt, staat nu het belang van de samenleving voorop. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen, de recidive van verdachte te beëindigen en een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek van de verdachte.
De veiligheid van personen of goederen vereist dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank zal daartoe dan ook overgaan.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis en arrest waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 10 december 2024 in meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met braak veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke ISD-maatregel, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 25 december 2024.
Bij arrest van 14 november 2024 van het Gerechtshof Den Haag is de verdachte ter zake van meerdere feiten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 weken, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 november 2024.
Nu aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd, wordt de tenuitvoerlegging van deze sancties niet opportuun geacht. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 10 december 2024 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke maatregel en bij arrest van 14 november 2024 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. C.M. Derijks en D.H. Dongelmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 mei 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 januari 2025 te Rotterdam,
op de openbare weg, te weten de Mauritsstraat te Rotterdam,
een (hand)tas en/of de inhoud van de (hand)tas, te weten:
- een telefoon,
- een contant geldbedrag ter waarde van € 40,-,
- een sleutelbos en/of een of meerdere sleutels,
- een teller,
- een bankpas van de Rabobank,
- een bankpas van Knab,
- een bankpas van Bunq, en/of
- een pakje sigaretten,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan
een ander, toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
door
- [slachtoffer] in/op/tegen de rug, in elk geval het lichaam, te trappen en/of te
schoppen en/of te slaan, ten gevolge waarvan [slachtoffer] ten val is gekomen
en/of de (hand)tas (uit de greep van [slachtoffer] ) op straat is gevallen, en/of
- ( vervolgens) die (hand)tas en/of de inhoud van die (hand)tas te pakken en/of mee
te nemen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2025 te Rotterdam,
- een telefoon,
- een sleutelbos en/of een of meerdere sleutels, en/of
- een teller,
althans een of meerdere goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of
heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze
goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een of
meerdere door misdrijf verkregen goederen betroffen;