Op 2 juli 2025 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet, waarin zij vroeg om een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 14 juli 2025 bepaald. Verweerster, Stichting Havensteder, heeft zich naar het oordeel van de rechtbank gerapporteerd en is niet ter zitting verschenen. Tijdens de zitting heeft de advocaat van verzoekster bewijsstukken overgelegd, waaronder een betalingsbewijs van de huur van juli 2025.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een inkomen heeft van € 1.860,60 per maand, met daarnaast minimale inkomsten als ZZP’er. De huur bedraagt vanaf juli 2025 € 774,71. De lopende huurtermijnen zijn vanaf september 2024 betaald, maar vaak te laat, wat heeft geleid tot een dreigende situatie van ontruiming. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende waarborgen zijn dat de huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan, vooral door de verplichting voor verzoekster om haar inkomen op een rekening van de schuldhulpverlener te laten storten.
De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het proces-verbaal van ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.