In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door de verzoeker, die op 25 maart 2025 een verzoek indiende. De verzoeker heeft een aantal schuldeisers, waaronder één preferente en vijf concurrente, met een totale vordering van € 1.938.729,29. De verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden, waarbij hij 3,58% aan de preferente en 1,79% aan de concurrente schuldeisers zou betalen, gefinancierd door een bedrag van € 35.000,- dat zijn partner ter beschikking heeft gesteld. Tijdens de zitting op 16 juli 2025 heeft één van de schuldeisers, [persoon A], geweigerd in te stemmen met de regeling, terwijl vier andere schuldeisers wel akkoord gingen. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers afgewogen en geconcludeerd dat de weigering van [persoon A] niet in redelijkheid kon worden gehandhaafd, gezien de meerderheid van de schuldeisers die instemde met de regeling en de documentatie die de haalbaarheid van het voorstel ondersteunde. De rechtbank heeft daarom het verzoek om [persoon A] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure aan [persoon A] opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat voor de schuldeisers zou opleveren dan de schuldsaneringsregeling.