ECLI:NL:RBROT:2025:9039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
ROT 23/3589
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot toekenning van huisnummers op grond van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen

Op 23 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, met zaaknummer ROT 23/3589. De zaak betreft het beroep van eisers tegen het primaire besluit van 24 maart 2022, waarin nieuwe huisnummers zijn toegekend aan panden aan [adres 1] en [adres 2]. Eisers zijn van mening dat het samengevoegde pand het adres [adres 2] moet krijgen, omdat de hoofdingang van het pand aan [adres 2] zit. Het college heeft echter het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft op 13 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij ook de vishandel als derde-partij aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat eisers geen belanghebbenden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens de artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb kan alleen een belanghebbende bezwaar maken tegen een besluit. De rechtbank stelt vast dat eisers geen rechtstreeks betrokken belang hebben bij het besluit, omdat zij geen rechthebbende zijn op de panden waar het besluit betrekking op heeft. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft gesteld dat eisers geen bezwaar kunnen maken tegen het besluit. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3589

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] ,

[eiser 2], uit [plaats] , eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van de [gemeente]

(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]. ( de Vishandel ) uit [plaats] ,
(gemachtigde: mr. M.J.E. Boudesteijn).

Procesverloop

1.1.
Deze uitspraak gaat over het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van eisers gericht tegen het primaire besluit van 24 maart 2022 over de toekenning van huisnummers.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De vishandel heeft de rechtbank laten weten aan het beroep te willen deelnemen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2025 op zitting behandeld, gelijktijdig met de zaken 22/6253, 24/52, 24/53 en 23/4349. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigden van het college, [persoon A] namens de Vishandel en de gemachtigde van de vishandel .

Totstandkoming van het bestreden besluit

2.1.
Met het primaire besluit van 24 maart 2022 heeft het college nieuwe huisnummers toegekend aan de panden aan [adres 1] en [adres 2] . De begane grond van het (voormalig) pand [adres 2] is bij [adres 1] getrokken en behoort voortaan tot dat adres.
2.2.
Eisers zijn het niet eens met de nieuwe indeling van adressen. Zij vinden dat het samengevoegde pand het adres [adres 2] in plaats van [adres 1] moet krijgen, omdat de hoofdingang van het pand aan de [adres 2] zit. De bovenwoning kan dan het [adres 3] krijgen. Eisers hebben daarom bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
2.3.
Het college heeft eisers met het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar omdat zij niet aan te merken zijn als belanghebbenden. Het college stelt zich op het standpunt dat eisers geen rechtstreeks betrokken belang hebben, omdat zij geen rechthebbende zijn op één van de panden en omdat de identificeerbaarheid van de woning van eisers ook niet in het geding is.

Beoordeling van de rechtbank

3. De rechtbank is van oordeel dat het college zich terecht op standpunt heeft gesteld dat eisers geen belanghebbende zijn bij het primaire besluit en als gevolg daarvan geen bezwaar kunnen maken tegen dit besluit. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
3.1.
Op grond van de artikelen 7:1, eerste lid, en artikel 8:1 van de Awb kan alleen een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder een belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
3.2.
Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een besluit tot toekenning van een huisnummer op grond van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (de BAG) het toekennen van een eigen nummeraanduiding aan een verblijfsobject als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder q, van die wet behelst. Een dergelijk besluit bepaalt de identiteit van een verblijfsobject en heeft daarmee een rechtstreeks gevolg voor de rechthebbenden op het betrokken verblijfsobject. Indien bij een dergelijk besluit aan een verblijfsobject een huisnummer wordt toegekend dat (eerder) al aan een ander verblijfsobject is toegekend, doet dat besluit afbreuk aan de identificeerbaarheid van dat andere verblijfsobject, waarmee het ook een rechtstreeks gevolg heeft voor de rechthebbenden op dat andere verblijfsobject. Zie de uitspraak van de Afdeling van 25 september 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1263).
3.3.
Eisers zijn geen rechthebbende op het pand waarop het besluit van 24 maart 2022 betrekking heeft. Eisers zijn woonachtig aan [adres 4] . Dit adres is niet betrokken in de besluitvorming. Gelet hierop valt niet in te zien hoe de belangen van eisers rechtstreeks bij het primaire besluit zijn geraakt. Aan de identificeerbaarheid van het adres van eisers wordt geen afbreuk gedaan. De omstandigheid dat het adres [adres 1] in het Horeca gebiedsplan uitdrukkelijk is genoemd als ontwikkellocatie voor het vestigen van horeca, terwijl eisers als buurtbewoners er belang bij hebben dat er geen horeca in het pand wordt gevestigd, maakt ook niet dat eisers belanghebbend zijn. Het doel van de BAG is het aan eenieder beschikbaar stellen van de in de basisregistratie adressen en gebouwen opgenomen gegevens [1] . Het BAG regelt niets ten aanzien van gebruiksdoeleinden van een pand. Daarvoor geldende regelgeving is te vinden in onder meer het Omgevingsplan. De rechtbank begrijpt dat er als gevolg van de adreswijziging, mede gelet op het Horeca gebiedsplan, ogenschijnlijk meer mogelijk is voor de rechthebbende van het pand en dat eisers als directe omwonenden daarvan hinder of overlast kunnen ondervinden. Deze mogelijke belangen zijn echter te ver verwijderd van het doel van de BAG en het bestreden besluit om te kunnen spreken van een rechtstreeks belang als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Bovendien kunnen eisers wel rechtsmiddelen indienen tegen (omgevings)besluiten waarbij de twee panden worden samengevoegd tot één pand en het vestigen van horeca wordt toegestaan, hetgeen zij ook hebben gedaan.
3.2.
Uit het voorgaande volgt dat eisers geen belanghebbenden zijn in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Het beroep is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besteden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 3 van de Wet BAG.