In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen besluiten van de Nationale Ombudsman. Eiseres had op 3 mei 2023 een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo) om openbaarmaking van documenten met betrekking tot contactafspraken met de ombudsman. De ombudsman heeft het verzoek op 17 mei 2023 buiten behandeling gesteld wegens misbruik van de Woo en heeft het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in een besluit van 22 juni 2023. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 1 augustus 2023 heeft de ombudsman het primaire besluit ingetrokken en op 21 augustus ook het bestreden besluit. Uiteindelijk heeft de ombudsman op 4 september 2023 alsnog inhoudelijk op het Woo-verzoek beslist, maar zonder documenten te vinden die onder de reikwijdte van het verzoek vallen.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de ombudsman aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het besluit van 22 juni 2023 niet-ontvankelijk was, omdat het besluit van 4 september 2023 in de plaats was gekomen. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van het besluit van 4 september 2023 beoordeeld en vastgesteld dat de ombudsman onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de zoekslag naar documenten. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit blijven in stand. De ombudsman is verplicht het griffierecht van eiseres te vergoeden.