In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] heeft de woning aan [adres] in [plaats] onderverhuurd aan [gedaagde], die op haar beurt de woning heeft onderverhuurd aan derden. [Eiseres] vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat [gedaagde] volgens haar tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst door zonder toestemming onder te verhuren, het maximum aantal bewoners te overschrijden en overlast te veroorzaken. [Gedaagde] betwist deze claims en stelt dat zij zich aan de afspraken heeft gehouden.
De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen. De rechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de woning in strijd met de afspraken heeft onderverhuurd. De huurovereenkomst bevat geen specifieke bepalingen die de onderverhuur aan derden verbieden, en de interpretatie van de afspraken tussen partijen laat ruimte voor onderverhuur aan individuele personen. Ook de claims van overbewoning en overlast zijn niet voldoende onderbouwd door [eiseres].
De rechter concludeert dat de eisen van [eiseres] niet toewijsbaar zijn en dat zij de proceskosten moet vergoeden aan [gedaagde]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.