ECLI:NL:RBROT:2025:9073

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
11183046 CV EXPL 24-16647
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over servicekosten tussen Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam en gedaagde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (hierna: SOR) en een gedaagde partij over de hoogte van de servicekosten voor het jaar 2020. De gedaagde huurt een woning van SOR en er is een geschil ontstaan over de kosten die in rekening zijn gebracht, met name de kosten voor de huismeester. SOR is het niet eens met de uitspraak van de Huurcommissie, die de kosten voor de huismeester op nihil heeft gesteld. SOR eist dat de servicekosten worden vastgesteld op € 1.004,43, inclusief € 116,10 voor de huismeester.

In het tussenvonnis van 7 februari 2025 is SOR in de gelegenheid gesteld om de agenda van de huismeester over 2020 over te leggen. Na het indienen van een akte door SOR, heeft de gedaagde niet gereageerd op de stellingen van SOR. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de stellingen van SOR niet zijn betwist en dat de kosten voor de huismeester voldoende zijn onderbouwd. De kantonrechter heeft de servicekosten voor het jaar 2020 vastgesteld en de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 386,71. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

De beslissing van de kantonrechter omvat het vaststellen van de servicekosten, de veroordeling van de gedaagde in de proceskosten en de uitvoerbaarheid van het vonnis bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11183046 CV EXPL 24-16647
datum uitspraak: 23 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.M. Goeman,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: G. de Graad.
De partijen worden hierna ‘SOR’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 7 februari 2025 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van SOR van 25 februari 2025, met een bijlage.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[gedaagde] huurt een woning van SOR. Tussen de partijen is een geschil ontstaan over de hoogte van de servicekosten over het jaar 2020. SOR is het niet eens met de uitspraak van de Huurcommissie waarin de post ‘huismeester’ in 2020 op nihil is gesteld. Zij eist in deze zaak dat de servicekosten worden vastgesteld op € 1.004,43 in totaal waarvan € 116,10 aan kosten voor de huismeester. [gedaagde] is het daar niet mee eens.
2.2.
In het tussenvonnis is SOR in de gelegenheid gesteld de agenda van de huismeester over het jaar 2020 over te leggen. Zij heeft vervolgens een akte genomen.
De eis van SOR wordt toegewezen
2.3.
Volgens SOR blijkt uit de overgelegde agenda dat de huismeester drie dagdelen per week in het complex Siloam werkte en dat zij de kosten die daarmee gemoeid zijn en de redelijkheid daarvan hiermee voldoende heeft onderbouwd. [gedaagde] mocht op de akte van SOR reageren, maar dat heeft zij niet gedaan. [gedaagde] heeft niet aangegeven dat de stellingen van SOR staan niet kloppen. De juistheid van die stellingen staat daarom in deze zaak vast. Op basis van het voorgaande stelt de kantonrechter de servicekosten over het jaar 2020 als volgt vast, waarbij alleen de vetgedrukte bedragen afwijken van de beslissing van de Huurcommissie:
Stroomgebruik algemene ruimte € 219,65
Lampen € 1,19
Schoonmaak containers € 3,66
Schoonmaak algemene ruimte € 75,14
Glazen wassen € 10,36
Groenvoorziening € 28,57
Glasverzekering € 6,28
Receptiezaken € 53,30
Stookkosten Woning € 459,24
Drinkwaterleiding € 1,21
Huismeester € 116,10
Inventaris incl. onderhoud € 0,-
Alarmering lift € 4,93
Administratiekosten 1% over stookkosten € 4,59
Administratiekosten 5% over de overige kosten
€ 20,21
Totaal € 1.004,43
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.4.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan SOR moet betalen op € 136,71 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 100,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten × € 40,-) en € 20,- aan nakosten. Dat is in totaal € 386,71. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat SOR dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
stelt de servicekosten over het tijdvak 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 voor [gedaagde] vast conform het overzicht zoals genoemd in r.o. 2.3. van dit vonnis;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van SOR worden begroot op € 386,71;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416