ECLI:NL:RBROT:2025:9086

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
11486643 CV EXPL 25-803
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling aankoopsom na vernietiging overeenkomst

In deze zaak vordert eiseres, vertegenwoordigd door mr. I.E.F.M. Delahaije, een terugbetaling van € 8.553,92 van gedaagden, die gezamenlijk worden aangeduid als gedaagde c.s. De vordering is gebaseerd op de vernietiging van een overeenkomst die eiseres op 31 december 2022 had gesloten met een ontbonden vennootschap, waarvan gedaagden de vennoten waren. Eiseres stelt dat het gekochte bed gebreken vertoonde en dat er schade aan haar woning is ontstaan tijdens de montage. Gedaagden betwisten de vordering en stellen dat de schade al door de verzekering is vergoed en dat er een vaststellingsovereenkomst is gesloten. Eiseres ontkent dit en stelt dat er geen sprake is van aanneming van werk, maar van de koop van roerende zaken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden hoofdelijk moeten betalen en de producten bij eiseres moeten ophalen. Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld tot het betalen van incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11486643 CV EXPL 25-803
datum uitspraak: 18 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
woonplaats: [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. I.E.F.M. Delahaije,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2] ,

3. [gedaagde 3] ,

woonplaats: [plaats 2] ,
gedaagden,
gemachtigde: B.H.J.W.J. Dolstra LL.B.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde c.s.] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 december 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] eist in deze zaak, samengevat, betaling van € 8.553,92 met rente en om [gedaagde c.s.] te bevelen om een hoofdbord, boxspring, molton, matras, dekbed, hoeslaken en houten omlijsting op te halen op straffe van een dwangsom. [eiseres] legt daaraan het volgende ten grondslag. Op 31 december 2022 heeft [eiseres] een bed met toebehoren gekocht van de inmiddels ontbonden [VOF] , waarvan gedaagden de vennoten waren. Volgens [eiseres] vertoont het bed gebreken en is bij de montage van het bed schade ontstaan aan een wand in haar woning. Zij heeft daarom (primair) de overeenkomst vernietigd op grond van dwaling dan wel (subsidiair) de overeenkomst ontbonden dan wel (meer subsidiair) de overeenkomst partieel ontbonden met als gevolg dat [gedaagde c.s.] het voornoemde bedrag aan haar moeten terugbetalen.
2.2.
[gedaagde c.s.] zijn het niet eens met deze eisen en voeren het volgende aan. De schade aan de wand is al vergoed door de verzekering. Ten aanzien van de andere punten hebben de partijen afspraken met elkaar gemaakt, die zijn opgenomen in een vaststellingsovereenkomst. Door alsnog deze procedure te starten maakt [eiseres] misbruik van procesrecht, aldus [gedaagde c.s.] Bovendien is geen sprake van consumentenkoop, maar van een overeenkomst van aanneming van werk. Het werk is opgeleverd en komt daarom voor rekening van [eiseres] . [gedaagde c.s.] betwisten het bestaan van gebreken en zijn ook niet in de gelegenheid gesteld om eventuele gebreken te herstellen.
2.3.
[eiseres] heeft bij repliek als volgt op het verweer van [gedaagde c.s.] gereageerd. Het is onjuist dat de partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten hebben. Ook is het bedrag dat de verzekeraar heeft uitgekeerd niet ontvangen door [eiseres] . De overeenkomst betreft de koop van roerende zaken en er is geen sprake van aanneming van werk.
2.4.
[gedaagde c.s.] hebben, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet op de repliek gereageerd.
2.5.
Op de stellingen van de partijen zal hierna, voor zover dat van belang is voor de beoordeling, verder worden ingegaan.
2.6.
[gedaagde c.s.] moeten van de kantonrechter inderdaad nog een bedrag aan [eiseres] betalen. Hierna wordt toegelicht waarom.
[gedaagde c.s.] moeten de hoofdsom van € 7.638,07 betalen en de producten bij [eiseres] (laten) ophalen
2.7.
[gedaagde c.s.] hebben niet gereageerd op de repliek en hebben dus niet aangegeven dat de feiten die [eiseres] in die akte heeft aangevoerd niet kloppen. Die staan daarom in deze zaak vast. Op basis daarvan wordt de geëiste hoofdsom van € 7.638,07 (het totaal van € 6.625,07 en € 1.013,-) op de primaire grond toegewezen. Naast de terugbetaling van het aankoopbedrag en vergoeding van de schade aan de muur moeten [gedaagde c.s.] de producten bij [eiseres] (laten) ophalen. Doen zij dit niet, dan zijn zij een dwangsom verschuldigd zoals opgenomen in de beslissing van dit vonnis.
[gedaagde c.s.] moeten incassokosten en rente betalen
2.8.
De incassokosten van € 915,85 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
2.9.
De rente wordt toegewezen op de wijze zoals opgenomen in de beslissing, omdat [eiseres] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde c.s.] dat niet hebben betwist.
[gedaagde c.s.] moeten de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde c.s.] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die zij aan [eiseres] moeten betalen op € 274,19 aan dagvaardingskosten, € 257,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.344,19. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde c.s.] daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde c.s.] , hoofdelijk, om aan [eiseres] te betalen € 8.553,92 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.125,04 vanaf 9 januari 2023 tot de dag dat volledig is betaald, over € 3.500,03 vanaf 1 maart 2023 tot de dag dat volledig is betaald, over € 1.013,- vanaf 6 juni 2023 tot de dag dat volledig is betaald en over € 915,85 vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde c.s.] , hoofdelijk, om het hoofdbord, de boxspring, de molton, het matras, het dekbed, het hoeslaken en de houten omlijsting op te (doen) halen op een door [eiseres] aan te wijzen locatie op een tussen partijen in nader overleg schriftelijk, via de e-mail, af te bespreken moment (dat in elk geval gelegen zal zijn op een doordeweekse dag, tussen 9:00 en 17:00 uur, waarbij er 30 minuten speling is ná het af te spreken moment, binnen 21 dagen na de datum van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 100,- per (gedeelte van een) dag waarop de spullen niet (allemaal) zijn opgehaald, met een maximum van € 5.000,- en op straffe van een dwangsom van € 250,- per niet nagekomen gemaakte ophaalafspraak, met een maximum van € 2.500,-;
3.3.
veroordeelt [gedaagde c.s.] , hoofdelijk, in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.344,19;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416