In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2025, is een verzoek ingediend door de executeur van de nalatenschap van een overleden persoon, hier aangeduid als [erflater]. De verzoeker, die zelf procedeert, vraagt om ontslag als executeur. De belanghebbenden in deze zaak zijn onder andere [belanghebbende 1], [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3]. De procedure startte met een verzoekschrift dat op 14 maart 2025 werd ingediend, gevolgd door diverse correspondentie tussen de griffier, de verzoeker en de belanghebbenden. De belanghebbenden hebben geen inhoudelijk verweer gevoerd en zijn het erover eens geworden om een neutrale opvolgend executeur te benoemen. De kantonrechter heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, gezien de overeenstemming tussen de partijen.
De zaak betreft de afwikkeling van de nalatenschap van [erflater], geboren in 1928 en overleden in 2024. De verzoeker, die de partner is van [belanghebbende 1], is in het testament benoemd tot executeur, maar vraagt nu om ontslag. De kantonrechter wijst het verzoek tot ontslag toe, verwijzend naar de parlementaire geschiedenis van de wet die stelt dat een verzoek tot ontslag altijd ingewilligd moet worden als de executeur zijn taken niet meer wil uitoefenen. Tevens stemmen de belanghebbenden in met het verzoek tot ontslag.
De belanghebbenden hebben voorgesteld om de heer [persoon A], verbonden aan [bedrijf] h.o.d.n. [handelsnaam], te benoemen als opvolgend executeur. De kantonrechter heeft dit verzoek toegewezen, aangezien het testament deze mogelijkheid biedt en [persoon A] bereid is om deze rol op zich te nemen. De proceskosten worden door de kantonrechter toegewezen, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.