ECLI:NL:RBROT:2025:9105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
ROT 24/9837
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven en de beoordeling van letselcategorie

Deze uitspraak betreft de aanvraag van eiseres om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven op basis van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). De Commissie heeft aan eiseres een uitkering van € 5.000,- toegekend, maar eiseres is het niet eens met dit besluit en stelt dat zij recht heeft op een hogere uitkering. De rechtbank heeft de zaak behandeld en beoordeeld of de Commissie in redelijkheid de hoogte van de uitkering heeft vastgesteld.

Eiseres heeft in het verleden ernstige mishandelingen ondergaan door haar ouders en heeft hier psychisch letsel aan overgehouden. De Commissie heeft de aanvraag toegewezen op basis van letselcategorie 3 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiseres betoogt dat haar situatie meer passend is voor letselcategorie 4, maar de rechtbank oordeelt dat de Commissie zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toegewezen uitkering passend is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen objectieve informatie heeft overgelegd die aantoont dat zij langdurig afhankelijk is van hulp, wat vereist is voor een hogere uitkering.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de Commissie de uitkering naar letselcategorie 3 terecht heeft toegekend. Eiseres krijgt geen terugbetaling van griffierecht en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/9837

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, de Commissie

(gemachtigde: mr. J.C.M. van de Weerd).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). De Commissie heeft aan eiseres een uitkering toegekend van € 5.000,-. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Eiseres is van mening dat een hogere financiële tegemoetkoming meer passend is. Aan de hand van deze beroepsgrond beoordeelt de rechtbank de hoogte van uitkering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de commissie zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de uitkering van € 5.000,- passend is
.Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 1 juli 2024 is de aanvraag van eiseres om een uitkering uit het schadefonds toegewezen. De Commissie heeft besloten om aan eiseres een uitkering ter hoogte van € 5.000,- toe te kennen. Met het bestreden besluit van 1 oktober 2024 is de Commissie bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Commissie heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van de Commissie hebben zich met kennisgeving vooraf afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres heeft op 7 maart 2024 een aanvraag gedaan op grond van de Wsg, omdat zij tussen 1994 en 2014 slachtoffer is geworden van stelselmatige ernstige mishandeling door zowel haar moeder als vader waarbij zij is geschopt, geslagen, opgesloten, geen eten kreeg en buiten moest slapen. Eiseres is in een instelling geplaatst, maar de mishandelingen vonden ook in het weekend plaats. Eiseres heeft in de instellingen ook te maken gehad met geweld. De Commissie heeft deze aanvraag toegewezen en heeft een uitkering van € 5.000,- passend geacht. Deze uitkering is conform letselcategorie 3 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 juli 2024 (de Letsellijst). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, zij is van mening in aanmerking te komen voor een hogere uitkering. Met het bestreden besluit van 1 oktober 2024 heeft de Commissie de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en is zij bij de beslissing gebleven.
Toetsingskader
4. Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg kunnen uit het schadefonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
5. Bij het beoordelen van een aanvraag om een uitkering uit het schadefonds hanteert de Commissie beleid, neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (Beleidsbundel). De Commissie gebruikt zes letselcategorieën, waaraan vaste, in hoogte oplopende bedragen zijn gekoppeld. Aan de hand van de Letsellijst bepaalt de Commissie in welke letselcategorie het opgelopen letsel past.
Heeft de Commissie in redelijkheid letselcategorie 3 toegepast?
6. Eiseres voert aan dat een uitkering in categorie 4 meer passend is in haar situatie. Zij betoogt daartoe dat zij blijvend letsel heeft, blijvende hinder ervaart en dat er geen uitzicht is op herstel. Ter onderbouwing heeft eiseres verwezen naar twee verklaringen van de behandelend psycholoog, waaruit volgt dat eiseres PTSS klachten heeft na ernstig geweld, dat er 36 behandelsessies zijn geweest en dat het einde van de behandeling nog niet in zicht is, maar zeker nog een jaar zal duren.
6.1.
De Commissie heeft bij het nemen van een besluit over de hoogte van de uitkering beslissingsruimte. Het bestreden besluit dient daarom terughoudend te worden getoetst. De rechtbank moet dus toetsen of het besluit van de Commissie om een uitkering in categorie 3 toe te kennen, redelijk is. De rechtbank acht het beleid, zoals opgenomen in de Beleidsbundel en de Letsellijst, niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist. De Commissie mocht dus uitgaan van dat beleid. Daarbij komt dat de Letsellijst indicatief van aard is, de Commissie bepaalt de letselcategorie op basis van de omstandigheden van het geval. [1]
6.2.
De beroepsgrond slaagt niet. Om in aanmerking te komen voor letselcategorie 4 moet er volgens het beleid sprake zijn van een diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel en behandeltrajecten die leiden tot langdurige (vooralsnog) tijdelijke afhankelijkheid. Hierbij gaat het volgens het beleid om afhankelijkheid in de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Algemene dagelijkse levensverrichtingen zijn de dagelijks terugkerende dingen die iemand moet doen om zelfstandig te kunnen leven. De afhankelijkheid kan worden aangetoond met bijvoorbeeld relevante beschikkingen van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of medische verklaringen. Enkel het feit dat iemand bijvoorbeeld arbeidsongeschikt is, is niet voldoende om te spreken van een tijdelijke/gedeeltelijke afhankelijkheid. Eiseres heeft geen objectieve informatie overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van de in de Letsellijst bedoelde afhankelijkheid als gevolg van het door de Commissie aannemelijk geachte geweldsmisdrijf. Bij eiseres is er sprake van een behandeling van zeventien sessies of meer ter behandeling van haar complexe posttraumatische stressstoornis. In dat geval is volgens de Letsellijst een uitkering uit letselcategorie 3 passend. Uit de door eiseres overgelegde medische informatie blijkt niet dat zij langdurig (vooralsnog) tijdelijk afhankelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Commissie zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het door eiseres ondervonden letsel valt in categorie 3 van de Letsellijst.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de Commissie in redelijkheid een uitkering naar letselcategorie 3 heeft kunnen toekennen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van