Deze uitspraak betreft de aanvraag van eiseres om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven op basis van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). De Commissie heeft aan eiseres een uitkering van € 5.000,- toegekend, maar eiseres is het niet eens met dit besluit en stelt dat zij recht heeft op een hogere uitkering. De rechtbank heeft de zaak behandeld en beoordeeld of de Commissie in redelijkheid de hoogte van de uitkering heeft vastgesteld.
Eiseres heeft in het verleden ernstige mishandelingen ondergaan door haar ouders en heeft hier psychisch letsel aan overgehouden. De Commissie heeft de aanvraag toegewezen op basis van letselcategorie 3 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiseres betoogt dat haar situatie meer passend is voor letselcategorie 4, maar de rechtbank oordeelt dat de Commissie zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toegewezen uitkering passend is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen objectieve informatie heeft overgelegd die aantoont dat zij langdurig afhankelijk is van hulp, wat vereist is voor een hogere uitkering.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de Commissie de uitkering naar letselcategorie 3 terecht heeft toegekend. Eiseres krijgt geen terugbetaling van griffierecht en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2025.