ECLI:NL:RBROT:2025:9107

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
11665939 CV EXPL 25-10073
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in vrijwaringszaak met internationale bevoegdheid en forumkeuze

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een bevoegdheidsincident in een vrijwaringszaak. De eiser, VMF SHIPPING BV, gevestigd in België, heeft een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die buiten Nederland woont. De vordering is gericht op betaling van schadevergoeding in verband met een geschil over een lading die tijdens transport zou zijn beschadigd. De gedaagde heeft de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren, onder verwijzing naar een forumkeuze in een bevrachtingsovereenkomst die zou zijn gesloten tussen de partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de forumkeuze voldoet aan de vereisten van de Brussel I bis verordening, waardoor de rechtbank Rotterdam geen rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen en heeft VMF in de proceskosten veroordeeld. De proceskosten zijn vastgesteld op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter D.L. Spierings op 1 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11665935 CV EXPL 25-10073
datum uitspraak: 1 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de buitenlandse rechtspersoon
VMF SHIPPING BV,
gevestigd te Eeklo, België,
eiseres,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. V. van der Kuil te Rotterdam,
tegen
de heer
[gedaagde],
wonende te [plaats] , [land] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. J.J. van de Velde te Rotterdam
De partijen worden hierna ‘VMF’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 maart 2025, met producties;
  • de incidentele conclusie houdende eis tot onbevoegdheid, met producties;
  • de akte tot referte in het onbevoegdheidsincident.

2.Het door VMF gevorderde

2.1.
In deze vrijwaringszaak vordert VMF dat de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de zaak onder zaaknummer 11391557 CV 24-27837 (hierna: de hoofdzaak):
I. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan VMF van al datgene waartoe VMF als gedaagde in de hoofdzaak jegens Rapide Bevrachting B.V. (hierna: Rapide) mocht worden veroordeeld met inbegrip van de rente en de kostenveroordeling;
II. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten van het geding in vrijwaring, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten en de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.2.
Hieraan legt VMF – samengevat – het volgende ten grondslag.
VMF is een onderneming die zich bezighoudt met logistieke activiteiten. [gedaagde] is eigenaar van het [schip] ’ (hierna: het Schip). De [onderneming] (hierna: [onderneming] ) heeft Rapide opdracht gegeven voor het vervoer van een lading split aan boord van het Schip van Dordrecht naar Oudenaarde in België . Rapide heeft de lading split niet zelf vervoerd. Voor het feitelijke vervoer heeft Rapide op 10 januari 2024 VMF ingeschakeld en VMF heeft op haar beurt die dag het Schip ingeschakeld. Op 12 januari 2024 is het Schip beladen in Dordrecht. Op 15 januari 2024 is het Schip aangekomen in Oudenaarde. Op 16 januari 2024 is de lading gelost. Tijdens het vervoer zou schade aan de lading zijn ontstaan. De lading split zou zijn gecontamineerd met rode verf. Over de oorzaak van die schade verschillen de betrokken partijen van mening. Vanwege deze schade weigert [onderneming] een deel van de verschuldigde vracht te betalen. In de hoofdzaak vordert Rapide primair betaling van de vracht door [onderneming] . Voorwaardelijk subsidiair vordert Rapide dat VMF als vervoerder wordt veroordeeld tot (terug)betaling van het bedrag dat [onderneming] weigert te betalen. Indien in de hoofdzaak komt vast te staan dat VMF aansprakelijk is voor de schade aan de lading en zij veroordeeld wordt tot (terug)betaling van dit bedrag, kan zij dit bedrag verhalen op de eigenaar van het Schip, [gedaagde] . [gedaagde] is immers (onder)vervoerder in de relatie met VMF. Als ondervervoerder was [gedaagde] gehouden een voor het vervoer van de lading geschikt schip beschikbaar te stellen. Als zou blijken dat de laadvloer van het Schip nog niet goed droog was, dan was het Schip ongeschikt voor het vervoer en dan is [gedaagde] hiervoor aansprakelijk.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het door VMF gevorderde kennis te nemen, met veroordeling van VMF in de proceskosten bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
VMF refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Op de stellingen van [gedaagde] wordt hierna, voor zover zij van belang zijn, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Hier is sprake van een internationale zaak, omdat [gedaagde] buiten Nederland zijn woonplaats heeft. De kantonrechter moet daarom ambtshalve onderzoeken of zij internationaal bevoegd is.
4.2.
Omdat sprake is van een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 lid 1 van Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (Brussel I bis) die aanhangig is gemaakt na 10 januari 2015, het tijdstip van inwerkingtreding van Brussel I bis, is deze verordening materieel en temporeel van toepassing. Brussel I bis is ook formeel van toepassing, omdat de gedaagde in deze zaak, [gedaagde] , woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat.
4.3.
De internationale bevoegdheid van deze rechtbank dient derhalve vastgesteld te worden aan de hand van Brussel I bis; als deze rechtbank geen internationale bevoegdheid kan ontlenen aan Brussel I bis, dan is zij onbevoegd. Zie artikel 5 lid 1 Brussel I bis.
4.4.
[gedaagde] heeft woonplaats buiten Nederland. Reeds daarom kan de Nederlandse rechter in deze zaak geen rechtsmacht ontlenen aan de in artikel 4 lid 1 neergelegde hoofdbevoegdheidsregel van Brussel I bis dat de gerechten van die lidstaat rechtsmacht hebben op het grondgebied waarvan de gedaagde zijn woonplaats heeft.
4.5.
De onderhavige zaak is een vrijwaringszaak. Op grond van de bevoegdheidsregel van artikel 8 aanhef en onder 2 Brussel I bis is in een vrijwaringszaak in beginsel het gerecht bevoegd dat ook bevoegd is in de hoofdzaak. Dat zou in deze vrijwaringszaak dus (de kantonrechter van) deze rechtbank, de rechtbank Rotterdam, zijn. Een uitzondering op deze bevoegdheidsregel wordt gevormd door de bevoegdheidsregel van artikel 25 Brussel I bis betreffende de bevoegdheid die volgt uit een uitdrukkelijke exclusieve forumkeuze.
4.6.
[gedaagde] stelt in haar incidentele conclusie dat tussen haar en VMF een bevrachtingsovereenkomst tot stand is gekomen. Ter onderbouwing hiervan heeft [gedaagde] als productie 1 een fotokopie van een “BEVRACHTINGSCONTRACT – CONTRACT D’AFFRETEMENT’ in het geding gebracht op het briefpapier van VMF. [gedaagde] staat in deze bevrachtingsovereenkomst vermeld als “ondergetekende”. Deze bevrachtingsovereenkomst betreft lading bestaande uit “Split”. De laadplaats is Dordrecht, de laaddatum is 12 januari 2024, de losplaats is Oudenaarde en de losdatum is 16 januari 2024.
4.7.
[gedaagde] wijst op de volgende forumkeuze in de bevrachtingsovereenkomst:
“Alle geschillen van welke aard ook, reeds ontstaan of nog te ontstaan door de uitvoering of de niet-uitvoering van dit contract, zullen aan de handelsrechtbank van Antwerpen voorgelegd worden.”
Volgens [gedaagde] voldoet deze forumkeuze aan de vereisten van artikel 25 Brussel I bis en is deze rechtbank dus onbevoegd kennis te nemen van het door VMF gevorderde.
4.8.
VMF heeft dit niet betwist.
4.9.
Het gaat hier om een uitdrukkelijke exclusieve forumkeuze. Deze forumkeuze maakt deel uit van de tekst van een door de partijen in deze zaak gesloten overeenkomst. Daarmee voldoet deze forumkeuze in ieder geval aan het vormvereiste onder a van het eerste lid van artikel 25 Brussel I bis (
bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst).
4.10.
De incidentele vordering van [gedaagde] zal dan ook worden toegewezen en deze rechtbank zal zich onbevoegd verklaren om van het geschil in deze vrijwaringszaak kennis te nemen.
4.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal VMF worden veroordeeld in de proceskosten van dit incident. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op:
salaris advocaat € 614,00 (één punt in liquidatietarief II)
nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 792,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident en in de vrijwaringszaak ten gronde
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van het geschil in de vrijwaringszaak kennis te nemen;
5.2.
veroordeelt VMF in de proceskosten ten bedrage van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als VMF niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet VMF € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
463/45829