ECLI:NL:RBROT:2025:9127

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
C/10/679138 / HA ZA 24-414
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders in faillissement van Comedical B.V. en onrechtmatige handelingen van Coyome B.V.

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de aansprakelijkheid van de bestuurders van Comedical B.V. in het kader van het faillissement van deze vennootschap. De curator, in zijn hoedanigheid van eiser, vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de bestuurders hun taak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, wat een belangrijke oorzaak van het faillissement zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de bestuurders, [persoon B] en [persoon C], hun verplichtingen niet zijn nagekomen, met name op het gebied van de publicatieplicht en administratieplicht, zoals vastgelegd in de artikelen 2:394 en 2:10 BW. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van onbehoorlijk bestuur.

Daarnaast werd vastgesteld dat de bestuurders de bedrijfsactiviteiten van Comedical zonder compensatie hebben overgeheveld naar Coyome B.V., wat ook als onbehoorlijk bestuur werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort in de boedel van Comedical, en dat zij een voorschot van € 500.000,00 moeten betalen. Ook werd Coyome B.V. aansprakelijk gesteld voor onrechtmatige handelingen jegens de gezamenlijke schuldeisers van Comedical. De rechtbank heeft de vorderingen van de curator grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die niet uitvoerbaar bij voorraad werden verklaard.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in faillissementssituaties en de gevolgen van onbehoorlijk bestuur, evenals de aansprakelijkheid van vennootschappen die profiteren van dergelijke handelingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/679138 / HA ZA 24-414
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van
[eiser]in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
Comedical B.V.,
kantoorhoudende te [plaats] ,
eiser,
advocaat: mr. G.L. van Weverwijk te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COYOSAMO B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de stichting
[stichting A],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[persoon B],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[persoon C],
wonende te [woonplaats]
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COYOME B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COYOWA B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
gedaagden,
advocaat: mr. E.M. Richel te Schiedam.
Eiser zal hierna de curator worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als Coyosamo, [stichting A] , [persoon B] , [persoon C] , Coyome en Coyowa en gezamenlijk als Coyosamo c.s. Coyosamo, [stichting A] , [persoon B] en [persoon C] worden gezamenlijk aangeduid als de bestuurders.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 mei 2024,
  • de akte overlegging producties van de curator, met producties 1 tot en met 51,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 12,
  • de brief van de rechtbank van 27 september 2024, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
  • de brief van de rechtbank van 8 januari 2025, waarbij een zittingsagenda aan partijen is gestuurd,
  • de akte overlegging producties en eiswijziging van de curator, met producties 52 tot en met 73,
  • de akte overleggen producties van Coyosamo c.s., met producties 13 tot en met 18,
  • de mondelinge behandeling van 3 februari 2025 en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van de curator en Coyosamo c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[persoon B] en [persoon C] vormen het bestuur van [stichting A] . [stichting A] is de bestuurder en aandeelhouder van Coyosamo, die op haar beurt bestuurder en aandeelhouder is van Comedical B.V. (hierna: Comedical), Coyome en Coyowa.
2.2.
Comedical hield zich (onder meer) bezig met de verkoop van medische apparatuur, specifiek voor pijnbestrijding en neurochirurgie. Zij was distributeur van producten van onder meer Cosman Medical Inc. (hierna: Cosman) en Diros Technologies Inc. (hierna: Diros).
2.3.
Op basis van een overeenkomst van 23 oktober 2008 stelde Coyosamo [persoon B] en [persoon C] ter beschikking aan Comedical voor het verrichten van managementwerkzaamheden. Deze overeenkomst – waarin Comedical is aangeduid als opdrachtgever en Coyosamo als opdrachtnemer – luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Artikel 2:
1.
Als beheersvergoeding ontvangt opdrachtnemer, ter zake van de door haar vertegenwoordigde manager als zodanig te verrichten werkzaamheden, een vaste vergoeding welke voor het jaar 2008/2009 op jaarbasis word vastgesteld op € 80.000,00.
(…)
6. Telkenjare zal tussen partijen overleg plaatsvinden omtrent aanpassing van de beheersvergoeding (…).
(…)”.
2.4.
Cosman is in 2016 overgenomen door Boston Scientific International B.V. (hierna: BSI). Comedical heeft vervolgens een distributieovereenkomst gesloten met BSI. De meest recente distributieovereenkomst had een looptijd van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019.
2.5.
De notulen van de bijzondere vergadering van aandeelhouders van Coyosamo van 1 maart 2020 luiden voor zover hier van belang:
“(…)
Op de agenda staat 1 agendapunt:
Het bepalen van de fee voor de dochter B.V. 's. Comedical B.V. (…) over 2020 - 2021 e.v.
(…)
Voor 2020 wordt het fee bedrag voor Comedical [op] € 340.000,-- (…) gesteld (…)”.
2.6.
Comedical en BSI hebben in 2020 onderhandeld over voortzetting van de distributierelatie, maar zij hebben geen overeenstemming bereikt. Toen dat duidelijk werd, heeft BSI aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag aan onbetaalde facturen wegens geleverde producten van $ 817.506,95 en € 175.405,84. Bij brief van 3 juli 2020 heeft Comedical zich vervolgens beroepen op verrekening met een tegenvordering van (afgerond) $ 7 miljoen. Bij brief van 12 oktober 2020 heeft (de advocaat van) BSI die tegenvordering afgewezen.
2.7.
De notulen van de bijzondere vergadering van aandeelhouders van Coyosamo van 22 december 2020 luiden voor zover hier van belang:
“(…)
“Per 1 januari 2021 wordt Coyome importeur van de Diros producten. Was Diros in een eerder stadium slechts de vervanger van de Cosman/Boston producten, door de problemen met Boston is Diros de leverancier van deze producten geworden.
Omdat de naam van Comedical BV ernstig besmet is door acties van Boston en doordat Boston Comedical BV verboden heeft de Cosman artikelen te verkopen moeten de bestellingen direct door Coyome BV aan de ziekenhuizen geleverd worden en gefactureerd.
Dhr. [persoon B] gaf aan dat de facturatie niet zomaar naar Coyome BV omgezet kan worden omdat de ziekenhuizen dit administratief niet bol kunnen werken. Hij stelt voor de leveringen door Coyome BV te laten doen en Comedical BV de nota’s te laten uitbrengen. Dit tot dat de omzetting naar Coyome BV met ziekenhuizen geregeld is.
Nieuwe klanten moeten wel direct door Coyome BV worden gefactureerd.
Coyome BV moet dan geen nota's aan Comedical BV sturen, omdat er niet aan Comedical BV geleverd wordt. Comedical maakt zelf de nota's aan de ziekenhuizen vanaf de door Coyome BV verstrekte lijsten.
Comedical fungeert in wezen als administratiekantoor. Zij schrijft de nota’s uit, incasseert deze, draagt de BTW af en maakt de bedragen exclusief de BTW over aan Coyome BV. De kosten die Comedical BV maakt worden door Coyome BV of Coyosamo BV gecompenseerd of verrekend.
Met algemene stemmen gaat de vergadering akkoord met het door dhr. [persoon B] gedane voorstel.
(…)”.
2.8.
De bestuurders hebben uitvoering gegeven aan het onder 2.7 vermelde aandeelhoudersbesluit. Per 1 januari 2021 is Coyome Diros producten gaan importeren en verkopen. Voor bestaande klanten werd er vanuit Comedical gefactureerd. Voor nieuwe klanten werd er vanuit Coyome gefactureerd. Comedical droeg vervolgens de verkoopopbrengst af aan Coyome.
2.9.
De notulen van de bijzondere vergadering van aandeelhouders van Coyosamo van 21 januari 2022 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Op de agenda staat 1 agendapunt:
Het bepalen van de fee voor de dochter B.V. 's. Comedical B.V., Coyome B.V. en Coyowa B.V. over 2022 e.v.
(…) Dus de fee moet nog weer teruggesteld worden voor 2022 op € 340.000,- voor Comedical B.V. (…).
In oktober 2022 bepalen we de fee voor 2023 voor de dochter B.V.’s.
(…)”.
2.10.
Comedical is bij vonnis van deze rechtbank van 7 december 2022 veroordeeld tot betaling aan BSI van $ 804.756,17 en € 176.742,84, te vermeerderen met rente en kosten. De rechtbank heeft in dat vonnis het beroep van Comedical op verrekening met haar tegenvordering afgewezen, omdat een beroep op verrekening in de distributieovereenkomst was uitgesloten. Ten aanzien van die tegenvordering in reconventie heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard, vanwege het beroep van BSI op het arbitragebeding in de distributieovereenkomst.
2.11.
Bij vonnis van deze rechtbank van 6 juni 2023 is Comedical in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curator als zodanig.
2.12.
Een brief van de curator aan Coyosamo van 25 augustus 2023 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Ik vernietig bij deze ten behoeve van Comedical BV de bedoelde rechtshandelingen tot toekenning van beheersvergoedingen aan Coyosamo BV voor 2020, 2021 en 2022, alsmede overigens alle overige rechtshandelingen jegens Coyosamo BV die in strijd met het bepaalde in artikel 2:247 BW niet schriftelijk zijn vastgelegd.
(…)”.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert – na wijziging van eis – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van de bestuurders:
1)
primair
voor recht verklaart dat het bestuur van Comedical zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement, en
de bestuurders hoofdelijk veroordeelt tot betaling van
i) het bedrag van de schulden in het faillissement van Comedical voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, op te maken bij staat, en
ii) een voorschot op het onder i) bedoelde bedrag van € 500.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen voorschot, te vermeerderen met wettelijke rente over het voorschot vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis,
2)
subsidiair
voor recht verklaart dat de bestuurders hun taak onbehoorlijk hebben vervuld, en
de bestuurders hoofdelijk veroordeelt tot betaling van
i) de door hen als gevolg van hun onbehoorlijk bestuur veroorzaakte schade, op te maken bij staat, en
ii) een voorschot op het onder i) bedoelde bedrag van € 500.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen voorschot, te vermeerderen met wettelijke rente over het voorschot vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis,
3)
meer subsidiair
voor recht verklaart dat de bestuurders door wijziging van de werkwijze van Comedical en/of door onttrekking van vermogen van Comedical (door het verrichten van (onverschuldigde) betalingen aan en voor Coyosamo, [persoon B] , [persoon C] en Coyowa) onrechtmatig hebben gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van Comedical, en
de bestuurders hoofdelijk veroordeelt tot betaling van
i) de door hen als gevolg van hun onrechtmatig handelen jegens de gezamenlijke schuldeisers van Comedical veroorzaakte schade, op te maken bij staat, en
ii) een voorschot op het onder i) bedoelde bedrag van € 500.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen voorschot, te vermeerderen met wettelijke rente over het voorschot vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis,
4) ten aanzien van Coyome:
voor recht verklaart dat Coyome door verlenen van medewerking aan wijziging van de werkwijze van Comedical onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van Comedical, en
Coyome veroordeelt tot betaling van (indien van toepassing hoofdelijk met de bestuurders)
i) de door haar als gevolg van haar onrechtmatig handelen jegens de gezamenlijke schuldeisers van Comedical veroorzaakte schade, op te maken bij staat, en
ii) een voorschot op het onder i) bedoelde bedrag van € 500.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen voorschot, te vermeerderen met wettelijke rente over het voorschot vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis,
5) Coyosamo veroordeelt tot betaling van € 469.565,95, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 26 november 2024, althans 14 dagen na de datum van het vonnis,
6) Coyowa veroordeelt tot betaling van € 103.126,62, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 26 november 2024, althans vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis,
7) behoudens ten aanzien van de bestuurders bij toewijzing van de jegens hen ingestelde primaire vordering, Coyosamo c.s. te veroordelen in de proceskosten en de beslagkosten, te vermeerderen met rente en nakosten.
3.2.
De conclusie van Coyosamo c.s. strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van de curator, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Eiswijziging

4.1.
De curator heeft bij akte van 8 januari 2025 zijn eis gewijzigd. Zolang de rechtbank nog geen eindvonnis heeft gewezen, is de eiser bevoegd zijn eis te wijzigen (artikel 130 Rv). De eiswijziging is dan ook tijdig gedaan. Coyosamo c.s. hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging en de rechtbank acht deze ook niet ambtshalve in strijd met de goede procesorde.
4.2.
Daarnaast heeft de curator ter zitting zijn eis tegen Coyowa verminderd met een bedrag van € 13.000,00 (van € 116.126,62 tot € 103.126,62 in hoofdsom).
4.3.
De rechtbank doet daarom recht op basis van de gewijzigde vorderingen, zoals weergegeven in 3.1.
Bestuurdersaansprakelijkheid
4.4.
In deze zaak is allereerst de vraag aan de orde of de bestuurders (indirect via artikel 2:11 BW) op grond van artikel 2:248 BW aansprakelijk kunnen worden gehouden voor het tekort in het faillissement van Comedical.
4.5.
Op grond van artikel 2:248 lid 1 BW is iedere bestuurder jegens de boedel aansprakelijk voor het boedeltekort als het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Er is sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur als geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden aldus zou hebben gehandeld. Op grond van artikel 2:11 BW rust de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid (op zijn beurt) bestuurder is van deze rechtspersoon-bestuurder.
4.6.
Indien het bestuur niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de artikelen 2:10 BW (administratieplicht) of artikel 2:394 BW (publicatieplicht), staat vast dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement (artikel 2:248 lid 2 BW). Een redelijke uitleg van art. 2:248 lid 2 BW brengt mee dat voor het ontzenuwen van het daarin neergelegde vermoeden dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement, volstaat dat de aangesproken bestuurder aannemelijk maakt dat andere feiten of omstandigheden dan zijn onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Als hij daarin slaagt, ligt het op de weg van de curator op de voet van artikel 2:248 lid 1 BW om aannemelijk te maken dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling toch mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. (HR 30 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA6773).
Publicatieplicht
4.7.
Op grond van artikel 2:394 BW moet de jaarrekening binnen acht dagen na vaststelling en binnen twaalf maanden na afloop van het boekjaar worden openbaar gemaakt.
4.8.
Vaststaat dat de jaarrekeningen over 2019, 2020 en 2021 te laat zijn gedeponeerd. Daarmee staat vast dat niet is voldaan aan de verplichtingen uit artikel 2:394 BW. Dit betekent dat de onbehoorlijke taakvervulling vaststaat en dat op grond van de wet wordt vermoed dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement van Comedical (zie 4.6).
Administratieplicht
4.9.
Op grond van artikel 2:10 lid 1 BW is het bestuur verplicht van de vermogenstoestand van de rechtspersoon en van alles betreffende de werkzaamheden van de rechtspersoon, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daarbij behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend. Aan de administratieplicht is voldaan indien de boekhouding van een zodanig niveau is dat men snel inzicht kan krijgen in de debiteuren- en crediteurenpositie op enig moment en deze posities en de stand van de liquiditeiten, gezien de aard en omvang van de onderneming, een redelijk inzicht geven in de vermogenspositie (HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2932).
4.10.
De bestuurders hebben niet betwist dat de aan de curator ter beschikking gestelde administratie incompleet was en dat accountantskantoor MRVO is ingeschakeld om deze administratie op orde te brengen. MRVO heeft kolommenbalansen en grootboekmutatiekaarten over de boekjaren 2020 tot en met 2023 opgesteld. De bestuurders hebben niet betwist dat er een omvangrijk verschil van bijna € 500.000,00 tussen de voorraad per 31 december 2020 en de voorraad ten tijde van de faillietverklaring is gevonden.
4.11.
De bestuurders voeren aan dat het verschil in voorraadpositie wordt verklaard door afboekingen, omdat de Cosman producten onverkoopbaar waren. De curator heeft hierop gesteld en onderbouwd dat Comedical na 1 januari 2021 nog Cosman producten heeft verkocht. De bestuurders hebben dit niet nader gemotiveerd weersproken. Verder heeft de curator gesteld dat de voorraad werd gemuteerd door één boeking per jaar via het memoriaal. Hierdoor waren eventuele afboekingen niet inzichtelijk. De bestuurders hebben dat niet betwist. Zij verwijzen weliswaar naar voorraadlijsten die werden bijgehouden, maar hebben niet betwist dat die lijsten niet aansluiten bij de kolommenbalans.
4.12.
Door de onder 4.11 vermelde wijze van voorraadmutatie was volgens de curator bovendien niet inzichtelijk wat er met de Diros artikelen is gebeurd die Comedical in 2020 had ingekocht. De curator heeft gesteld en onderbouwd dat Comedical in 2020 voor (afgerond) € 1,1 miljoen aan Diros artikelen heeft ingekocht en dat Comedical in 2020 ook Diros artikelen heeft verkocht. De bestuurders hebben dit niet gemotiveerd weersproken. Ten tijde van de faillietverklaring zijn er geen Diros artikelen aangetroffen en ook staan er geen Diros artikelen in de voorraadlijst per 31 december 2022, aldus de curator. De curator acht het onwaarschijnlijk dat alle in 2020 ingekochte Diros artikelen datzelfde jaar nog zijn verkocht. De bestuurders hebben dit alles niet (gemotiveerd) weersproken.
4.13.
Het voorgaande rechtvaardigt de conclusie dat de administratie van Comedical niet van een zodanig niveau was dat deze snel een redelijk inzicht kon verschaffen in de vermogenspositie van Comedical. Daarmee hebben de bestuurders hun administratieplicht geschonden.
Andere belangrijke oorzaak van het faillissement
4.14.
De bestuurders voeren – kort samengevat – aan dat de oorzaak van het faillissement van Comedical is gelegen in de (proces)houding van BSI in combinatie met de slechte juridische bijstand van de toenmalige advocaat van Comedical. Tot aan de veroordeling bij vonnis van 7 december 2022 tot betaling van $ 804.756,17 en € 176.742,84 heeft Comedical steeds aan al haar (betalings)verplichtingen kunnen voldoen en ook voldaan. Comedical kon ook haar klanten financieel compenseren voor schade als gevolg van gebrekkige producten van BSI. BSI heeft echter haar claim doorgezet en was niet tot enig overleg met Comedical bereid, ook niet om een betalingsregeling te treffen. Als BSI haar claim niet had doorgezet, zou Comedical niet failliet zijn gegaan, aldus de bestuurders.
4.15.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of de door de bestuurders aangevoerde omstandigheden zoals weergegeven onder 4.14 een belangrijke oorzaak van het faillissement van Comedical zijn geweest. De rechtbank is namelijk van oordeel dat er ook materieel sprake is van onbehoorlijke taakvervulling die een belangrijke oorzaak van het faillissement is, nu de bestuurders de
corporate opportunitiesvan Comedical hebben overgeheveld naar Coyome zonder dat daar een reële vergoeding of compensatie tegenover stond. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.16.
Vaststaat dat de bestuurders tot 1 januari 2021 hun onderneming voerden via Comedical. Comedical verkocht gedurende vele jaren medische apparatuur van onder meer Cosman en Diros (zie 2.2). Coyome was tot die tijd een inactieve vennootschap. Met het aandeelhoudersbesluit van 22 december 2020 (zie 2.7) hebben de bestuurders de verkoop van Diros producten overgeheveld naar Coyome. Niet in geschil is dat de Diros artikelen een vervanging waren voor de Cosman producten, die Comedical niet meer kon aanbieden, omdat zij geen nieuwe distributieovereenkomst met BSI had gesloten.
De bestuurders hebben niet betwist dat Comedical voor het overhevelen van de bedrijfsactiviteiten bestaande uit de verkoop van Diros producten, geen (reële) vergoeding of een andere vorm tegenprestatie heeft ontvangen. Verder is ook niet in geschil dat de bestuurders nadien geen nieuwe activiteiten via Comedical hebben uitgeoefend.
4.17.
Ten tijde van het besluit van 22 december 2020 was al duidelijk dat er een geschil met BSI was. De distributieovereenkomst tussen BSI en Comedical was in mei 2020 geëindigd en BSI maakte in die periode al aanspraak op betaling van openstaande facturen voor een bedrag van (afgerond) $ 8 ton en € 1,75 ton. In juli 2020 heeft Comedical vervolgens aan BSI laten weten dat zij de vordering van BSI wilde verrekenen met een tegenvordering van (afgerond) $ 7 miljoen. Bij brief van 12 oktober 2020 aan Comedical heeft BSI die tegenvordering voor het overgrote deel afgewezen en heeft zij Comedical erop gewezen dat verrekening contractueel is uitgesloten en dat de tegenvordering was onderworpen aan arbitrage in Boston. De bestuurders moesten er eind 2020 terdege rekening mee houden dat Comedical een omvangrijke schuld had aan BSI en dat haar tegenvordering op zijn minst onzeker was.
4.18.
Doordat de bestuurders de bedrijfsactiviteiten die tot die tijd via Comedical werden uitgeoefend, vanaf 1 januari 2021 zijn gaan uitoefenen via Coyome, waarvan de bestuurders eveneens het bestuur vormden, hebben de bestuurders de verdiencapaciteit en het winstpotentieel (
corporate opportunities) van Comedical overgeheveld naar Coyome. De bestuurders hebben hiermee aan Comedical de mogelijkheid ontnomen om zakelijke activiteiten te ontplooien die passen in haar bedrijfsvoering. Hierdoor is Comedical inkomsten misgelopen, waaruit schulden van Comedical hadden kunnen worden afgelost. Het verweer dat de naam van Comedical besmet was geraakt als gevolg van de gebrekkige producten van BSI en dat zo’n besmette naam in de medische branche nog jaren doorwerkt, zodat de waarde van (de handelsnaam van) Comedical eigenlijk nihil was, treft geen doel. Coyosamo c.s. hebben zelf aangevoerd dat de waarde van de onderneming voornamelijk werd gevormd door het netwerk en de (specialistische) kennis van [persoon B] zelf. Tegen die achtergrond valt ook niet in te zien waarom (bijvoorbeeld) wijziging van de statutaire naam of handelsnaam van Comedical niet voldoende zou zijn geweest om tegemoet te komen aan het bezwaar dat de naam van Comedical besmet was.
4.19.
Naar het oordeel van de rechtbank had geen redelijk handelend bestuurder in de wetenschap dat Comedical een omvangrijke schuld had en haar tegenvordering op zijn minst onzeker was, de verdiencapaciteit en het winstpotentieel van Comedical overgeheveld naar een zustervennootschap zonder daarvoor een (reële) vergoeding of andere vorm van compensatie te bedingen.
Conclusie
4.20.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank, zoals primair gevorderd, voor recht verklaren dat de bestuurders hun bestuurstaak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld en dat aanemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De bestuurders zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van de schulden in het faillissement van Comedical voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, op te maken bij staat. De omvang van de betalingsverplichting van de bestuurders (het faillissementstekort) zal zo nodig worden vastgesteld in de schadestaatprocedure.
Voorschot
4.21.
De curator vordert betaling van een voorschot van € 500.000,00 op het boedeltekort. Hij stelt dat het boedeltekort, exclusief de kosten van het faillissement (afgerond) € 1,1 miljoen bedraagt. De bestuurders hebben tegen de hoogte van het voorschot geen verweer gevoerd. Het gevorderde voorschot van € 500.000,00 is daarom toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het voorschot is als niet gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
Coyome
4.22.
De curator legt aan zijn vordering tegen Coyome ten grondslag dat Coyome onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van Comedical, doordat zij medewerking heeft verleend aan het overhevelen van de activiteiten van Comedical aan zichzelf. Coyome was ervan op de hoogte dat de schuldeisers van Comedical als gevolg daarvan en als gevolg van haar medewerking zouden worden benadeeld (vgl. hiervoor onder 4.18). Coyome is daarom aansprakelijk voor de schade die de gezamenlijke schuldeisers lijden.
4.23.
De curator is bevoegd om, ingeval van benadeling van de gezamenlijke schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden, ten behoeve van de belangen van die gezamenlijke schuldeisers op te komen en in dat kader een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad in te stellen tegen een derde die betrokken was bij de benadeling (de Peeters/Gatzen-vordering; HR 14 januari 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4521).
4.24.
Op grond van vaste jurisprudentie is het enkele profiteren van – in dit geval – de onbehoorlijke taakvervulling door de bestuurders nog niet onrechtmatig. Dit wordt pas anders als Coyome op de hoogte is van die onbehoorlijke taakvervulling of daarvan op de hoogte behoort te zijn en er bijkomende bijzondere omstandigheden zijn (HR 26 januari 2007, ECLI:HR:2007:AZ1084, en HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:740).
Naar het oordeel van de rechtbank doet die situatie zich hier voor. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.25.
Vaststaat dat Comedical en Coyome indirect worden beheerst door dezelfde natuurlijke personen, namelijk [persoon B] en [persoon C] , beiden indirect bestuurders van beide rechtspersonen. Dit betekent dat de wetenschap van het onbehoorlijk bestuur en de benadeling van de schuldeisers aan Coyome kan worden toegerekend. Door niettemin aan het overhevelen van de
corporate opportunitiesvan Comedical mee te werken en daarvan te profiteren, handelde Coyome onrechtmatig jegens die schuldeisers. Dat Coyome hierdoor is bevoordeeld ten nadele van Comedical, is evident.
Coyome is daarom uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk tegenover de gezamenlijke schuldeisers van Comedical en moet de schade die de gezamenlijke schuldeisers daardoor lijden, vergoeden.
4.26.
Voor het bepalen van de omvang van de schade als gevolg van het onder 4.25 vermelde onrechtmatig handelen, moet een vergelijking worden gemaakt tussen de werkelijke situatie na de onrechtmatige benadeling en de hypothetische situatie waarin dat onrechtmatig handelen wordt weggedacht. Het gaat dus om de schade die de gezamenlijke schuldeisers van Comedical hebben geleden doordat Coyome heeft meegewerkt aan het overhevelen van de
corporate opportunitiesvan Comedical aan zichzelf. Aannemelijk is dat zonder het onrechtmatig handelen meer schulden van Comedical zouden zijn voldaan. De rechtbank kan echter de omvang van de schade op dit moment nog niet begroten, alleen al omdat de hoogte van het boedeltekort nog niet vaststaat (de werkelijke situatie). De rechtbank ziet daarom aanleiding de zaak ter begroting van de schade te verwijzen naar de schadestaatprocedure (612 Rv).
4.27.
De gevorderde hoofdelijke veroordeling van Coyome met de bestuurders acht de rechtbank niet toewijsbaar. De vordering tegen Coyome strekt immers tot schadevergoeding, terwijl de vordering tegen de bestuurders strekt tot betaling van het boedeltekort.
4.28.
Het gevorderde voorschot is evenmin toewijsbaar. Dat de gezamenlijke schuldeisers van Comedical schade hebben geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Coyome, is weliswaar aannemelijk, maar de omvang ervan is vooralsnog onvoldoende inzichtelijk om een concreet bedrag als voorschot te kunnen vaststellen.
Coyosamo (managementvergoeding)
4.29.
De curator vordert terugbetaling door Coyosamo van een bedrag van € 469.565,95 aan managementvergoeding over 2021 en 2023. Comedical heeft dit bedrag ten behoeve van Coyosamo betaald, terwijl een schriftelijke vastlegging voor deze vergoeding zoals bedoeld in artikel 2:247 BW ontbreekt. De curator heeft op 25 augustus 2023 ten behoeve van Comedical alle rechtshandelingen jegens Coyosamo die in strijd met het bepaalde in artikel 2:247 BW niet schriftelijk zijn vastgelegd, vernietigd.
4.30.
Coyosamo betwist dat de managementvergoedingen niet schriftelijk zijn vastgelegd. Zij beroept zich op de managementovereenkomst van 23 oktober 2008 en de notulen van de AvA van Coyosamo waarin de hoogte van de verschuldigde managementvergoedingen is vastgelegd.
4.31.
Artikel 2:247 BW bepaalt dat een rechtshandeling, die is aangegaan door een vennootschap (Comedical) met haar enig aandeelhouder (Coyosamo) op schrift wordt gesteld op straffe van vernietigbaarheid, wanneer de vennootschap bij die rechtshandeling is vertegenwoordigd door deze aandeelhouder. Lid 2 maakt een uitzondering voor rechtshandelingen die tot de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap behoren.
4.32.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het aangaan van de onderhavige overeenkomsten tot vaststelling/betaling van managementvergoedingen niet worden gerekend tot de gewone bedrijfsuitoefening van Comedical. Omdat Comedical de overeenkomst is aangegaan met haar enig aandeelhouder (Coyosamo), was schriftelijke vastlegging vereist. Tussen partijen is niet in geschil dat aan de betaling van de managementvergoeding de overeenkomst van 23 oktober 2008 ten grondslag ligt (zie 2.3). In die overeenkomst is bepaald dat de hoogte van de vergoeding periodiek nader zal worden vastgesteld. In de onder 2.3 vermelde overeenkomst was de managementvergoeding voor de periode 2008/2009 vastgelegd. Vaststaat dat – voor zover hier relevant – de managementvergoeding voor 2020 en 2022 schriftelijk is vastgelegd in de notulen van de AvA van 1 maart 2020 (zie 2.5) respectievelijk 21 januari 2022 (zie 2.9).
Dat geldt niet voor de managementvergoedingen voor 2021 en 2023. In de onder 2.5 en 2.9 vermelde notulen staat weliswaar dat op de agenda staat het bepalen van de managementvergoeding over
“2020-2021 e.v.”respectievelijk
“2022 e.v.”, maar uit die notulen blijkt dat vervolgens alleen is besloten over het jaar 2020 respectievelijk 2022. In de onder 2.9 vermelde notulen staat bovendien expliciet dat de managementvergoeding voor 2023 in oktober 2022 wordt bepaald. Coyosamo heeft geen andere stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de hoogte van de managementvergoeding voor 2021 en 2023 schriftelijk is vastgelegd.
4.33.
Nu een schriftelijke vastlegging van de hoogte van de managementvergoeding voor 2021 en 2023 ontbreekt, kon de curator de managementvergoeding voor 2021 en 2023 vernietigen (zie 2.12). Deze vernietiging brengt met zich dat op Coyosamo een ongedaanmakingsverplichting is komen te rusten en dat zij de over 2021 en 2023 betaalde managementvergoedingen moet terugbetalen. Coyosamo heeft niet betwist dat dit in totaal een bedrag van € 469.565,95 betreft. De vordering van de curator onder 5) (zie 3.1) is dus toewijsbaar. De mede gevorderde rente ex artikel 6:119 BW is ook toewijsbaar. Coyosamo heeft hiertegen geen zelfstandig verweer gevoerd.
Coyowa
4.34.
De curator stelt dat Comedical per datum faillissement nog een rekening-courant vordering op Coyowa heeft van € 116.126,62. Coyowa heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Coyowa heeft ter zitting aangevoerd dat zij is begonnen met het aflossen van deze schuld en dat zij inmiddels € 13.000,00 heeft betaald op de boedelrekening. De curator heeft dat erkend en heeft zijn eis ter zitting verminderd (zie 4.2).
De rechtbank zal de verminderde vordering als niet (voldoende) gemotiveerd weersproken toewijzen. Datzelfde geldt voor de mede gevorderde wettelijke rente.
Beslagkosten
4.35.
De vordering tot betaling van de beslagkosten is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De rechtbank begroot de beslagkosten op:
- griffierecht € 1.268,00
- verschotten € 2015,54 [1]
- salaris advocaat
€ 4.298,00
Totaal € 7.581,54
Proceskosten
4.36.
De bestuurders zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het boedeltekort. Zij worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De veroordeling tot betaling van het boedeltekort omvat ook de veroordeling tot betaling van de proceskosten. De rechtbank zal daarom geen aparte proceskostenveroordeling uitspreken, maar de proceskosten van de curator alleen begroten.
4.37.
De rechtbank begroot de proceskosten van de curator op:
- dagvaarding € 125,37
- griffierecht € 404,00 [2]
- salaris advocaat
€ 7.004,00(2 punten × tarief VII)
Totaal € 9.755,37
4.38.
Coyome en Coyowa worden ook in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten betalen. De rechtbank begroot de proceskosten van de curator ten aanzien van Coyome en Coyowa op nihil. In deze zaak lag de nadruk op de vorderingen tegen de bestuurders en niet is gebleken van wezenlijk andere of extra werkzaamheden met betrekking tot de vorderingen tegen Coyome en Coyowa.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.39.
Artikel 233 Rv bepaalt dat de rechter, als dit wordt gevorderd, zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad kan verklaren. Bij die beoordeling moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet de kans van slagen van een eventueel aan te wenden rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing blijven en wordt degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben.
Voorschot
4.40.
De rechtbank zal het vonnis voor wat betreft de toewijzing van het voorschot niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Nu sprake is van een in faillissement verkerende vennootschap met een negatieve boedel, is duidelijk dat de bestuurders na een eventueel geslaagd hoger beroep, een reëel incassorisico lopen; verhaal op de boedel zal dan waarschijnlijk niet of slechts beperkt mogelijk zijn. Bovendien zal de hoogte van het boedeltekort nog moeten worden vastgesteld op een verificatievergadering. Die zal in de regel niet plaatsvinden voordat het eventuele hoger beroep is afgerond. Bij deze stand van zaken weegt het belang van de bestuurders zwaarder dan het belang van de curator bij directe verkrijging van het toegewezen voorschot.
Managementvergoeding
4.41.
Datzelfde geldt voor wat betreft de door Coyosamo terug te betalen managementvergoedingen. De rechtbank zal de toewijzing van die vordering daarom ook niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Rekening-courant
4.42.
De rechtbank zal het vonnis voor wat betreft de toewijzing van de rekening-courantvordering tegen Coyowa wel uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Coyowa is al begonnen met het terugbetalen van deze vordering en er is niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit volgt dat het belang van de curator bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad moet wijken voor het belang van Coyowa.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de bestuurders hun taak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld en dat aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement,
5.2.
veroordeelt de bestuurders hoofdelijk tot betaling van het bedrag van de schulden in het faillissement van Comedical voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, op te maken bij staat,
5.3.
veroordeelt de bestuurders hoofdelijk tot betaling van een voorschot van € 500.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na vandaag,
5.4.
veroordeelt Coyome tot betaling van de schade als gevolg van haar onrechtmatig handelen jegens de gezamenlijke schuldeisers van Comedical, op te maken bij staat,
5.5.
veroordeelt Coyosamo tot betaling van € 469.565,95, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf 26 november 2024 tot aan de dag van algehele betaling,
5.6.
veroordeelt Coyowa tot betaling van € 103.126,62, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf 26 november 2024 tot aan de dag van algehele betaling,
5.7.
begroot de proceskosten van de curator ten aanzien van de bestuurders op € 9.755,37,
5.8.
veroordeelt Coyome en Coyowa in de proceskosten van de curator, begroot op nihil,
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor zover het onderdeel 5.6 betreft,
5.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman, mr. J.M.J. Arts en mr. M.J. Drop en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
2083/1729/3455/3028

Voetnoten

1.De door de curator gestelde en onderbouwde explootkosten tellen op tot een bedrag van € 2015,54 in plaats van € 2.075,54 zoals door de curator gesteld in de dagvaarding onder 60.
2.€ 2.626,00 -/- € 2.222,00 aan rekening gebracht griffierecht in verband met de diverse beslagrekesten en verzoeken termijn verlenging