Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift (ontvangen op 6 juli 2023), met bijlagen 1 tot en met 18;
- het verweerschrift, met bijlagen 1 tot en met 4;
- de brief aan de zijde van [verzoeker] van 28 september 2023, met bijlage 19;
- de brief aan de zijde van [verzoeker] van 3 oktober 2023, met bijlage 20;
- de brief aan de zijde van [verzoeker] van 5 oktober 2023, met bijlage 21;
- de brief aan de zijde van [verzoeker] van 9 oktober 2023;
- de aantekeningen van de griffier van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling, gehouden op 9 januari 2024 besproken is;
- de brief aan de zijde van [verzoeker] van 29 december 2023, met bijlagen 22 en 23;
- de e-mail aan de zijde van [verzoeker] van 26 januari 2024;
- de e-mail aan de zijde van [verzoeker] van 29 januari 2024;
- de brief aan de zijde van [verzoeker] van 24 april 2024, met bijlagen 24 en 25;
- de e-mail aan de zijde van [verzoeker] van 2 mei 2024;
- de aantekeningen van de griffier van hetgeen tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling op 3 mei 2024 besproken is
- de brief aan de zijde van [verzoeker] van 31 maart 2025, met het aanvullende verzoekschrift, met bijlage 26;
- de brief aan de zijde van [verzoeker] van 30 mei 2025, met bijlagen 27 tot en met 34.
2.De beoordeling
€ 30.000,- toe en begroot de kosten van het deelgeschil op € 7.289,70. Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissingen gekomen is.
€ 30.000,-, maar deze betaling ziet op de aanvulling van de loondoorbetalingsverplichting van [verweerster] tot 100% van het laatstverdiende loon van [verzoeker] over een periode van vier jaar, dus over de periode van mei 2018 tot en met mei 2022. Na deze betaling van
€ 30.000,- heeft [verweerster] niets meer betaald. [verzoeker] heeft tijdens de laatste zitting verklaard dat hij nog niet aan het werk is en dat hij op dit moment in [land 3] leeft van een uitkering voor asielzoekers van € 560,- per maand. [verweerster] heeft dat ook niet betwist. Het is de kantonrechter daarom voldoende gebleken dat [verzoeker] nog altijd forse loonschade lijdt als gevolg van de gijzeling. De kantonrechter acht toekenning van een aanvullend voorschot van € 30.000,- aan [verzoeker] in de gegeven omstandigheden redelijk en passend. Dit (voorschot)bedrag wordt dan ook toegewezen.