ECLI:NL:RBROT:2025:9162
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor urgentieverklaring mantelzorg
In deze zaak heeft verzoekster, die geen zelfstandige woonruimte heeft, een urgentieverklaring aangevraagd om mantelzorg te verlenen aan haar vader. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de vader van verzoekster op het moment van het besluit in een zorginstelling verbleef en er geen noodzaak voor mantelzorg was. Tijdens de zitting bleek dat de situatie was veranderd, aangezien de vader van verzoekster weer thuis was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisende of onhoudbare situatie was die het noodzakelijk maakte om het verzoek om een voorlopige voorziening te honoreren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoekster de bezwaarprocedure kan afwachten. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak werd gedaan op 25 juli 2025, en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak.