ECLI:NL:RBROT:2025:9164

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
25/5339
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking exploitatievergunningen autoschadeherstelbedrijf wegens schijnbeheer

Op 25 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, exploitanten van een autoschadeherstelbedrijf, een voorlopige voorziening vroegen tegen de intrekking van hun exploitatievergunningen door de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had de vergunningen ingetrokken omdat uit een controle was gebleken dat iemand anders dan de op de vergunningen vermelde personen de feitelijke leiding over het bedrijf had, wat leidde tot de conclusie van schijnbeheer. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er voldoende spoedeisend belang was, maar de burgemeester terecht had gehandeld door de vergunningen in te trekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester op basis van de bevindingen van de toezichthouders mocht concluderen dat er sprake was van schijnbeheer, aangezien de feitelijke leiding niet overeenkwam met de op de vergunningen vermelde beheerders. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste vermelding van beheerders op exploitatievergunningen en de gevolgen van schijnbeheer voor de exploitatie van bedrijven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/5339

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker 1]., [verzoeker 2] en [verzoeker 3], uit Rotterdam, verzoekers
(gemachtigde: mr. L. Hennink),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigde: mr. A. Hielkema).

Samenvatting

De burgemeester heeft de exploitatievergunningen van verzoekers ingetrokken zodat het bedrijf moet worden gesloten Uit een controle is naar voren gekomen dat iemand anders dan de personen die op de exploitatievergunningen staan vermeld, de feitelijke leiding heeft over de bedrijfsmatige activiteiten binnen het bedrijf. Hierdoor is er sprake van schijnbeheer. De burgemeester was daarom bevoegd om de exploitatievergunningen in te trekken en heeft ook van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Procesverloop

1. Met het bestreden besluit van 2 juli 2025 heeft de burgemeester de exploitatievergunningen van verzoekers ingetrokken en het bedrijf gesloten
.Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester, bijgestaan door mr. J.P. Langenbach en [naam 1].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoekers exploiteren een autoschadeherstelbedrijf op het adres [adres]. Hiervoor is een exploitatievergunning vereist. De burgemeester heeft in juli 2024 exploitatievergunningen verstrekt aan verzoekers, onder de voorwaarde van een positieve uitkomst van een Bibob-onderzoek.
4. Op 22 januari 2025 zijn twee toezichthouders van de gemeente Rotterdam naar het bedrijf van verzoekers gegaan voor het uitvoeren van een integrale controle. De bevindingen van deze controle zijn neergelegd in een rapport van bevindingen van 18 februari 2025.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. De burgemeester heeft de exploitatievergunningen ingetrokken zodat het autoschadeherstelbedrijf moet worden gesloten. Volgens de burgemeester blijkt uit het rapport van bevindingen dat er sprake is van schijnbeheer. Verzoekers zijn het niet eens met de intrekking van de exploitatievergunningen. Zij willen met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij hun bedrijf kunnen blijven exploiteren. De burgemeester heeft toegezegd dat het pand open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
6. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot deze afwijzing komt en welke gevolgen dit heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is er een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. Verzoekers kunnen door de intrekking van de exploitatievergunningen en de sluiting hun autoschadeherstelbedrijf niet meer exploiteren. Dit levert een voldoende spoedeisend belang op voor een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Waarom wordt het verzoek afgewezen?
9. De burgemeester heeft in het bestreden besluit meerdere intrekkingsgronden genoemd, maar tijdens de zitting heeft de burgemeester desgevraagd verklaard dat schijnbeheer [1] de belangrijkste intrekkingsgrond is. Schijnbeheer houdt in dat de feitelijke situatie binnen een bedrijf niet overeenkomt met wat er in de exploitatievergunning staat. Daarbij is van belang de vraag wie de feitelijke leiding heeft over de bedrijfsmatige activiteiten. Die persoon moet namelijk als beheerder op de exploitatievergunning zijn vermeld. Partijen verschillen van mening over de vraag of de juiste personen op de exploitatievergunningen staan vermeld.
10. Op de exploitatievergunningen van verzoekers staan twee beheerders vermeld: [naam 2] ([naam 2]) en [naam 3] ([naam 3]). De toezichthouders hebben tijdens de controle gesproken met [naam 4] ([naam 4]) en [naam 3]. [naam 4] heeft onder meer verklaard dat hij de leiding heeft binnen het bedrijf en dat [naam 3] gewoon een werknemer is. Nadat de toezichthouders hadden gezegd dat zij graag alleen met de beheerder wilden spreken, stond [naam 4] erop om bij dat gesprek aanwezig te zijn. Volgens [naam 4] is hij vroeger eigenaar van het bedrijf geweest, heeft hij nu een eigen bedrijf, heeft hij een adviserende rol binnen het bedrijf van verzoekers en heeft hij daarom het recht om bij het gesprek met de beheerder aanwezig te zijn.
Vervolgens hebben de toezichthouders alleen met [naam 3] gesproken. [naam 3] heeft onder meer verklaard dat hij niet wist dat hij als beheerder op de vergunning staat, dat hij geen eigenaar of beheerder is, dat hij weet dat hij op een vergunning staat, maar dat hij verder niets weet en dat hij ook niet weet wat de vergunning inhoudt. Hij heeft verder verklaard dat [naam 4] de vermoedelijke eigenaar van het bedrijf is, dat [naam 4] alles regelt binnen het bedrijf en dat hij ook de opdrachten van [naam 4] krijgt. Volgens [naam 3] is hij zelf de hele dag op de werkvloer en geeft hij werkopdrachten aan de mensen op de werkvloer. De andere beheerder ([naam 2]) kent hij niet.
11. Verzoekers voeren aan dat [naam 4] zich bezighoudt met het beoordelen van schadeauto’s. Hij brengt in kaart welke werkzaamheden plaats dienen te vinden en wat daarvan de kosten zijn. Hij doet deze werkzaamheden als zzp’er binnen het bedrijf. [naam 3] werkt op de werkvloer en is één van de mensen die de schadeauto’s herstellen. De werknemers op de werkvloer regelen het werk op de werkvloer en kopen de benodigde spullen in. Zij hebben volgens verzoekers de dagelijkse leiding en zijn dagelijks aanwezig en fungeren dus als beheerders. Zij weten volgens verzoekers begrijpelijkerwijs waarschijnlijk niets van de eigendomsverhoudingen en de financiële resultaten van de onderneming.
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de rapportage van bevindingen naar voren komt dat [naam 4] een dominante rol heeft binnen het autoschadeherstelbedrijf van verzoekers. Zo heeft hij zelf aangegeven dat hij de leiding heeft binnen het bedrijf, heeft hij [naam 3] (één van de personen die volgens de vergunning de feitelijke leiding zou moeten hebben) neergezet als ‘gewoon een werknemer’ en stond hij erop om aanwezig te zijn bij het gesprek dat de toezichthouders met de beheerder wilden voeren. Daarnaast heeft [naam 3] verklaard dat [naam 4] de vermoedelijke eigenaar is van het bedrijf en dat hij zijn opdrachten van [naam 4] krijgt. Gelet op de uitlatingen van [naam 4] en [naam 3] mocht de burgemeester ervan uitgaan dat [naam 4] een persoon is die (ook) feitelijk de leiding en zeggenschap heeft over het bedrijf. Omdat [naam 4] niet op de exploitatievergunningen vermeld staat, is daarmee sprake van schijnbeheer. Volgens het Handhavingsarrangement vergunningplicht artikel 2:36 APV gaat de burgemeester bij een eerste constatering van schijnbeheer in beginsel gelijk over tot intrekking van de exploitatievergunning. Gelet op wat verzoekers hebben aangevoerd, heeft de burgemeester vooralsnog geen aanleiding hoeven zien om van intrekking van de exploitatievergunningen af te zien.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekers het autoschadeherstelbedrijf niet meer mogen exploiteren. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 2.36, zevende lid, aanhef en onder i, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012.