Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Vordering
2.Feiten
[geboorteplaats 4] :
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 juli 2025 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel die eerder was opgelegd aan een minderjarige veroordeelde. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 2 juni 2025, na een rapport van de jeugdreclassering waaruit bleek dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. De veroordeelde, geboren in 2008, had een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 160 dagen opgelegd gekregen, met een voorwaardelijke PIJ-maatregel en een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere begeleiding bij een instelling, naleving van een avondklok en het vermijden van contact met medeverdachten. Tijdens de behandeling van de vordering op 10 juli 2025, werd duidelijk dat de veroordeelde zich niet had gehouden aan deze voorwaarden, wat leidde tot de conclusie dat de vordering tot tenuitvoerlegging gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat de problematiek van de veroordeelde te complex was voor een ambulante setting en dat er geen alternatieven beschikbaar waren. De rechtbank gelastte daarom de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel, in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde.