ECLI:NL:RBROT:2025:9173

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
10/221316-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke PIJ-maatregel in jeugdstrafrechtzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 juli 2025 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel die eerder was opgelegd aan een minderjarige veroordeelde. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 2 juni 2025, na een rapport van de jeugdreclassering waaruit bleek dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. De veroordeelde, geboren in 2008, had een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 160 dagen opgelegd gekregen, met een voorwaardelijke PIJ-maatregel en een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere begeleiding bij een instelling, naleving van een avondklok en het vermijden van contact met medeverdachten. Tijdens de behandeling van de vordering op 10 juli 2025, werd duidelijk dat de veroordeelde zich niet had gehouden aan deze voorwaarden, wat leidde tot de conclusie dat de vordering tot tenuitvoerlegging gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat de problematiek van de veroordeelde te complex was voor een ambulante setting en dat er geen alternatieven beschikbaar waren. De rechtbank gelastte daarom de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel, in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer TUL: 10/221316-22
Datum beslissing: 24 juli 2025
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam, met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen (en verblijvende) op het adres:
[adres] , [postcode] [plaats 1] ,
raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager, advocaat te Rotterdam.

1.Vordering

Op 2 juni 2025 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de maatregel die de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank bij vonnis van 31 mei 2024 voorwaardelijk aan de veroordeelde heeft opgelegd.
Aan de vordering ligt ten grondslag een rapport van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering) van 8 mei 2025 over de veroordeelde. Op 9 mei 2025 heeft de jeugdreclassering een terugmelding gedaan, omdat de veroordeelde zich volgens de jeugdreclassering - ondanks de officiële waarschuwing - niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden.

2.Feiten

Bij het vonnis van 31 mei 2024, dat onherroepelijk is geworden, zijn opgelegd aan de veroordeelde een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 160 dagen met aftrek van het voorarrest en een maatregel tot plaatsing in een instelling voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel). De PIJ-maatregel is voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daaraan zijn als bijzondere voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op
door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak
en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd mee zal werken aan begeleid wonen bij [instelling 1] of een
soortgelijke instelling buiten de [regio] , en zich hier zal houden aan
de huisregels van deze instelling;
- gedurende de proeftijd mee zal werken aan alle behandeling en begeleiding die de
jeugdreclassering noodzakelijk acht, waaronder behandeling bij de specialistische
instelling voor ambulante forensisch psychiatrische behandeling [GGZ] te [plaats 2] of
een soortgelijke instelling;
- zich zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden of
zoveel korter als de (jeugd) reclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat
de veroordeelde dagelijks om 20 uur thuis zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende
ochtend 7 uur. Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de
(jeugd)reclassering in die zin dat de veroordeelde in dat geval ‘s avonds later thuis mag
komen en ‘s ochtends eerder van huis mag;
- zich zal inspannen voor het vinden en/of behouden van een zinvolle dagbesteding;
- zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt dat de
verdachte gedurende de eerste zes maanden niet onbegeleid op verlof mag naar de [regio]
;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen,
zoeken of hebben met medeverdachten:
- [medeverdachte 1] . geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats 2] ;
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2008 te [geboorteplaats 3] ;
- [medeverdachte 3] . geboren op [geboortedatum 4] 2008 te [geboorteplaats 4] :
- [medeverdachte 4] . geboren op [geboortedatum 3] 2008 te [geboorteplaats 3] ;
- [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum 5] 2008 te [geboorteplaats 4] ;
- [medeverdachte 6] , geboren op [geboortedatum 6] 2008 te
[geboorteplaats 4] :
- [medeverdachte 7] , geboren op [geboortedatum 7] 2009 te [geboorteplaats 4] :
- [medeverdachte 8] , geboren op [geboortedatum 8] 2009 te [geboorteplaats 4] ;
zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
het [slachtoffer] . geboren op [geboortedatum 9] 2008 te
[geboorteplaats 5] .
Daarbij is opdracht gegeven aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.
De mededeling voorwaardelijke veroordeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is op 19 juni 2024 aan de veroordeelde verzonden.

3.Procedure

De vordering is behandeld op de terechtzitting met gesloten deuren van 10 juli 2025.
Gehoord zijn:
- de officier van justitie mr. K, Broere;
- de veroordeelde, bijgestaan door de raadsvrouw;
- de ouders van de veroordeelde;
- [persoon A] , werkzaam bij de jeugdreclassering.

4.Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel. De officier van justitie is van mening dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Hij heeft meerdere kansen gekregen om zich alsnog aan de voorwaarden te houden, maar dat is hem blijvend niet gelukt. De veroordeelde heeft - zo blijkt uit het vonnis van de rechtbank van 31 mei 2024 - een uitzonderlijke kans gekregen. Ondanks de zorgen is destijds een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd en mocht hij zich bewijzen binnen het ambulante kader buiten de regio, te weten door begeleiding van [instelling 1] . Dit is een woonvoorziening met 24/7 toezicht, waarbij de meest intensieve ambulante zorg wordt geboden. Desondanks blijft de veroordeelde binnen dit ambulante kader de fout ingaan. Hij houdt zich niet aan de regels van de school en [instelling 1] . Dit heeft er in geresulteerd dat de veroordeelde is uitgeschreven bij de school én het traject bij [instelling 1] is beëindigd. De veroordeelde heeft een plek nodig waar hij strakkere kaders en intensievere zorg krijgt. Een plek binnen een klinische setting (ook buiten de regio) is momenteel niet mogelijk gebleken. Er is geen alternatief beschikbaar. De officier van justitie vordert de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel ten uitvoer te leggen, zodat een geschikte behandelplek voor de veroordeelde kan worden gevonden.

5.Standpunt veroordeelde

De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat een PIJ-maatregel een uiterste maatregel is. Het mag niet zo zijn dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel ten uitvoer wordt gelegd, omdat de (ambulante) hulpverlening niet passend is gebleken voor de veroordeelde en er daardoor nog onvoldoende resultaat is geboekt. Daarnaast kan de tenuitvoerlegging niet worden bevolen, omdat er geen passende instantie is waar de veroordeelde klinisch kan worden geplaatst. Onvoldoende is gebleken in hoeverre er door de jeugdreclassering nader onderzoek is gedaan naar een passende alternatieve plek in een klinische setting. De veroordeelde erkent dat hij zich niet altijd heeft gehouden aan de gemaakte afspraken omtrent school, stage, begeleid wonen en ambulante behandeling. Er moet echter voor hem nog een passende behandeling worden gevonden en gestart, waardoor hij structureel aan gedragsverandering kan gaan werken. Dat dit tot op heden nog niet is gelukt, is niet aan hem te wijten. Er was nog geen jaar verstreken. De raadsvrouw verzoekt de veroordeelde nog een allerlaatste kans te geven om zich alsnog aan de voorwaarden te houden.
Subsidiair is door de veroordeelde en zijn raadsvrouw verzocht om de zaak voor bepaalde tijd aan te houden, zodat opdracht kan worden gegeven aan de jeugdreclassering om een voor de veroordeelde passende plek te vinden binnen een klinische setting.

6.Beoordeling van de vordering

Uit het rapport van de reclassering van 8 mei 2025 blijkt dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan meerdere bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan de bij vonnis van 31 mei 2024 voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel. Zo heeft de veroordeelde zich niet ingespannen om een dagbesteding te behouden. De veroordeelde is na de zomervakantie van 2024 ingeschreven op een mbo-school in [plaats 2] . Vanaf het begin is er sprake geweest van schoolverzuim, te laat komen en veelvuldige ziekmeldingen. Ook het verkrijgen en het daarna behouden van een stageplek is hem niet gelukt. Na vele waarschuwingen en gesprekken heeft de school zich genoodzaakt gezien om de veroordeelde uit te schrijven. Daarnaast is het de veroordeelde niet gelukt om zich te houden aan de regels van [instelling 1] , een beschermde woonplek met 24-uurs begeleiding waar hij sinds juli 2024 was geplaatst. Hier is hij onder andere een aantal keren zonder overleg weggegaan van de groep, waarna hij te laat of niet terugkeerde, en is hij een keer geschorst vanwege het bezit van flessen lachgas. Er heeft naar aanleiding daarvan een gesprek plaatsgevonden tussen de betrokken instanties en de veroordeelde en er zijn toen duidelijke afspraken gemaakt. Helaas heeft de veroordeelde zich daarna opnieuw niet aan de afspraken gehouden. Na de uitschrijving van de school was er geen sprake meer van een dagbesteding en zijn op 7 mei 2025 de betrokken instanties tot de conclusie gekomen dat het ambulante kader, zelfs als er voortdurend toezicht is, ontoereikend is gebleken voor de veroordeelde. Het verblijf bij [instelling 1] is daarop beëindigd. Gelet op de overgelegde stukken en de gegeven toelichtingen is voldoende komen vast te staan dat de veroordeelde de voorwaarden van de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet heeft nageleefd. De verdachte heeft dit ter zitting bevestigd. Dit betekent dat de vordering tenuitvoerlegging in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
Proportionaliteit
De rechtbank is van oordeel dat tenuitvoerlegging proportioneel en subsidiair is. Niet is gebleken dat een ander minder vergaand alternatief passend én voorhanden is. De problematiek bij de veroordeelde is te complex. In voornoemd vonnis van 31 mei 2024 is overwogen om de veroordeelde een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, maar de veroordeelde heeft toen toch een kans gekregen om zich binnen een ambulante setting (buiten de regio) te bewijzen. Hoewel de veroordeelde toen ter zitting heeft verklaard dat hij zich daarvoor ten volle zou gaan inspannen, is dit onvoldoende gelukt. Uit het rapport van de jeugdreclassering blijkt dat de veroordeelde meerdere keren de fout in is gegaan, waarvoor hij een officiële waarschuwing heeft gekregen. Hoewel hij dus moest weten dat hij zich geen misstappen meer kon veroorloven, is het hem desondanks niet gelukt om zich aan de afspraken te houden. De rechtbank voorziet dan ook dat dit patroon zich zal voortzetten wanneer de vordering wordt afgewezen, mede gelet op wat de jeugdreclasseerder hierover schriftelijk en ter zitting heeft verklaard. De veroordeelde kan of wil niet profiteren van de ingezette hulpverlening en heeft dus strakke(re) kaders nodig. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat de jeugdreclasseerder ter terechtzitting heeft verklaard dat gekeken is naar een andere (klinische) plek voor de veroordeelde, maar zonder resultaat. [instelling 2] heeft hem reeds eerder afgewezen en ook bij andere plekken buiten de regio valt de veroordeelde niet binnen de gestelde kaders. Een plaatsing bij vader thuis, gelet op wat de veroordeelde nodig heeft, is evenmin een optie. Gelet op het voorgaande wordt het subsidiaire aanhoudingsverzoek van de raadsvrouw afgewezen.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen. De behandeling en begeleiding van de veroordeelde zal in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel moeten plaatsvinden. Dat is in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
De rechtbank begrijpt dat dit niet de beslissing is die de veroordeelde wenst, maar hoopt dat dit niet in de weg zal staan aan zijn motivatie om mee te werken aan (vervolg)behandeling en begeleiding.

7.Beslissing

De rechtbank:
Gelast dat de voorwaardelijk opgelegde maatregel, te weten een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, ten uitvoer zal worden gelegd.
Deze beslissing is genomen door mr. S. Jordaan, voorzitter tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en Ü. Gümüş, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Cortenberghe - van Dam, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juli 2025.