Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoekster van 23 juni 2025, met bijlagen;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 30 juni 2025.
Rechtbank Rotterdam
Op 28 juli 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.B. Bogaart, tegen mr. D. van Dooren, de rechter in de aanhangige kantonzaken. Verzoekster betoogde dat de beslissing van de rechter om de hoofdzaken gelijktijdig te behandelen, blijk gaf van vooringenomenheid. De rechter had deze beslissing genomen uit efficiencyoverwegingen, maar verzoekster stelde dat dit haar recht op een eerlijke behandeling in gevaar bracht. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter een procesbeslissing was en dat wraking op basis van een procesbeslissing niet mogelijk is. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen. De beslissing van de rechter om de hoofdzaken gelijktijdig te behandelen werd als begrijpelijk beschouwd, gezien de omstandigheden. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.