ECLI:NL:RBROT:2025:9242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
10-122161-25; 10-023909-25; 10-208669-24 en 10-009219-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dwang, afpersing en meerdere diefstallen met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 30 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1982, die zich schuldig heeft gemaakt aan dwang, afpersing en meerdere diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De zaak betreft vier verschillende parketnummers, waarbij de verdachte onder andere op 3 april 2025 een ander heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 250 euro en op 21 april 2025 een andere persoon heeft bedreigd om een contant geldbedrag van ongeveer 20 euro af te geven. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen, waarbij hij onder andere snoep en energiedranken heeft weggenomen uit winkels in Rotterdam. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor een van de ten laste gelegde feiten, omdat de verdachte hiervoor al een strafbeschikking had ontvangen. De rechtbank heeft de bewezenverklaarde feiten als ernstig beoordeeld, gezien de impact op de slachtoffers en de onveiligheid die dergelijke feiten met zich meebrengen. De verdachte heeft een verslavingsproblematiek en een licht verstandelijke beperking, wat heeft geleid tot een hoog recidiverisico. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht, opname in een zorginstelling en ambulante behandeling, om de verdachte te helpen bij zijn problematiek en recidive te voorkomen. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 135,= toegewezen gekregen voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10-122161-25; 10-023909-25; 10-208669-24 en 10-009219-25
Datum uitspraak: 30 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] [postcode 1] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [naam PI] ,
raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.P.H. van Drunen heeft gevorderd:
  • niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie ten aanzien van het op de dagvaarding met parketnummer 10-208669-25 onder 2 ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van de onder parketnummers 10-023909-25, 10-009219-25 ten laste gelegde feiten, van feit 1 en feit 2 primair onder parketnummer 10-122161-25 en van feit 1 onder parketnummer 10-208669-24;
  • toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ten aanzien van het als feit 1 ten laste gelegde onder parketnummer 10-208669-24;
  • veroordeling van de verdachte voor de overige ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie (10-208669-24, feit 2)

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van feit 2 onder parketnummer 10-208669-24, omdat de verdachte al een strafbeschikking heeft gekregen voor dit feit.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank zal conform de eis de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is niet-ontvankelijk ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 10-208669-24.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering 10-122161-25
Het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10-122161-25 is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering 10-023909-25
Het feit in de zaak met parketnummer 10-023909-25 is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering 10-208669-24
Het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10-208669-24 is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.4.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering 10-009219-25
Het feit in de zaak met parketnummer 10-009219-25 is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in parketnummer 10-122161-25 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, het in parketnummer 10-208669-24 onder 1 ten laste gelegde en het in parketnummers 10-023909-25 en 10-009219-25 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10-122161-25
1
hij op 3 april 2025 te Rotterdam,
een ander, te weten [slachtoffer 1] ,
door enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten die [slachtoffer 1]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten
afgifte van een geldbedrag (te weten ongeveer 250 euro), door
- die [slachtoffer 1] meerdere malen de woorden toe te voegen: "Dit is een
overval" en "geef me die kassa" en
- te wijzen naar de kassa;
2
primair
hij op 21 april 2025 te Rotterdam,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een contant geldbedrag (te weten ongeveer 20 euro), dat aan de Wibra Schiedamseweg toebehoorde, door
- een mes te tonen aan die [slachtoffer 2] , en
de woorden toe te voegen: "je moet nu de kassa openmaken";
10-023909-25
hij op 22 januari 2025 te Rotterdam,
meerdere snoepproducten, koekproducten en chocoladeproducten, die aan Jumbo (gelegen aan de Schiedamseweg), toebehoorden heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
10-208669-24
1
hij op 6 februari 2024 op een voor het openbaar verkeer opengestelde
weg te Rotterdam, als bestuurder van een voertuig
(personenauto met kenteken [kentekennummer] ), daarmee rijdende op de weg,
Zevenkampsering, [postcode 2] , zich links van een tussen rijstroken aangebrachte
doorgetrokken streep bevond en tegen de richting van het verkeer in heeft gereden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
10-009219-25
hij op meerdere tijdstippen op 8 januari 2025 te Rotterdam, meerdere energiedranken die geheel aan de
Dirk van den Broek (gevestigd op de Schiedamseweg),
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10-122161-25
een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
afpersing;
10-023909-25
diefstal;
10-208669-24
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
10-009219-25
diefstal, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan dwang en afpersing door in twee verschillende winkels een geldbedrag afhandig te maken. Hij heeft herhaaldelijk op dwingende wijze geëist dat de medewerksters het geld uit de kassa zouden overhandigen. In één van de zaken heeft hij de minderjarige medewerkster een mes getoond waardoor zij haar handen in de lucht deed. Het behoeft geen betoog dat dit soort feiten een grote impact hebben op de direct betrokkenen en zorgen voor een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat veel schade en overlast veroorzaakt voor de betrokken winkelbedrijven.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaarlijk rijgedrag. De verdachte reed zonder rijbewijs over de openbare weg en raakte afgeleid door zijn radio, waardoor hij op de andere weghelft terechtkwam en een botsing met een ander voertuig veroorzaakte. Het andere voertuig heeft zoveel schade opgelopen dat de eigenaresse een nieuwe auto heeft moeten kopen. De verdachte heeft door zijn gedrag de veiligheid van andere verkeersdeelnemers en zichzelf in gevaar gebracht. De rechtbank rekent dat de verdachte aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, maar wel wat langer geleden, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. .
8.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 juli 2025. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft te kampen met forse verslavingsproblematiek en bij hem is in het verleden een licht verstandelijke beperking vastgesteld. Eerdere behandelingen hebben niet tot langdurige abstinentie geleid. In een klinische setting functioneert de verdachte goed, alleen valt hij door een gebrek aan nazorg telkens terug. De verdachte maakt impulsieve keuzes en is sterk afhankelijk van anderen. Hij heeft traumagerelateerde klachten en neemt zichzelf de impact van zijn handelen op de slachtoffers en zijn eigen familie kwalijk. Sinds kort is de verdachte gemotiveerd voor een traject in een forensisch kader. De reclassering ziet weinig beschermende factoren tegen recidive en schat het recidiverisico hoog in, en het risico op herhaling van gewelddadig gedrag als gemiddeld. De reclassering adviseert een langdurige klinische opname met begeleid wonen. De kans dat de verdachte buiten een intramuraal kader terugvalt in gebruik en recidiveert, is immers groot. De reclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om een eventuele gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die de verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest. De rechtbank gaat hier niet in mee, omdat de verdachte in een korte periode veel strafbare feiten heeft gepleegd en de aard en de ernst van deze feiten zich hiertoe niet verhouden. Wel ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de strafeis van de officier van justitie. Bij de overval bij de Wibra heeft de verdachte het mes enkel in zijn hand gehouden en er verder geen bedreigende bewegingen mee gemaakt. Ook bij het feit in de ijssalon, gekwalificeerd als dwang, heeft de verdachte geen geweld gebruikt. Daarbij komt dat verdachte excuses heeft gemaakt aan de slachtoffers. Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat de verdachte wordt geholpen met zijn verslavingsproblematiek en dat hij hier niet al te lang mee hoeft te wachten. De rechtbank legt om die reden een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank vindt dat daarbij een proeftijd van 3 jaar op zijn plaats is, zodat na de klinische opname voldoende tijd resteert voor de behandeling en begeleiding van verdachte.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De rechtbank merkt daarbij op dat het recidiverisico hoog is en dat de verdachte bij de afpersing op 21 april 2025 gebruik heeft gemaakt van een mes.
De rechtbank zal, conform de eis van de officier van justitie, geen afzonderlijke straf of maatregel opleggen voor het overtreden van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994, maar artikel 9a Sr toepassen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] , ter zake van het onder 1 van parketnummer 10-208669-24 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.480,= aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering die ziet op de huurauto dient te worden toegewezen. Ten aanzien van het gedeelte van de vordering dat ziet op het verschil tussen de oude en nieuwe auto, merkt de officier van justitie op dat de benadeelde partij geen rechtsbijstand heeft en daarom geen onderbouwende stukken heeft toegevoegd. De officier van justitie meent dat een deel van die schade vergoed dient te worden.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft het deel van de vordering dat ziet op de vergoeding van de huurauto, na de nadere toelichting daarop ter terechtzitting, niet langer betwist. Het deel van de vordering dat betrekking heeft op het verschil tussen de oude en nieuwe auto dient te worden afgewezen, nu daarbij geen sprake is van schade.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 van parketnummer 10-208669-24 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht van € 135,=, door het tijdelijk moeten huren van een auto, zal dit deel van de vordering als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op het verschil tussen de aankoopprijs van de nieuwe auto en de door de verzekering uitgekeerde schadevergoeding voor de oude auto kan de rechtbank op dit moment niet beoordelen, nu onduidelijk is gebleven wat de staat van de oude auto was en hoe de waarde van die auto zich verhoudt tot de aanschafprijs van de nieuwe auto.
Het zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren als de benadeelde partij, gelet op de gemotiveerde betwisting door de verdachte, nogmaals in de gelegenheid wordt gesteld om deze schadepost toe te lichten. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 februari 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 135,=, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 284, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor zover het betreft feit 2 onder parketnummer 10-208669-24;
verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder de parketnummers 10-023909-25, 10-009219-25 ten laste gelegde feiten, feit 1 en het primair ten laste gelegde feit 2 onder parketnummer 10-122161-25 en feit 1 onder parketnummer 10-208669-24, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit 1 onder parketnummer 10-208669-24 geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de overige bewezenverklaarde feiten tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte,
groot 5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde laat zich opnemen in de AFZ Poortugaal of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
4. de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname in een zorginstelling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
6. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van harddrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde] te betalen een bedrag van
€ 135,= (zegge: honderdvijfendertig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde] te betalen
€ 135,=(hoofdsom,
zegge: honderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 135,= niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
2 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Flikweert, voorzitter,
en mrs. I. Tillema en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. I. Bezemer en L.R. van Zaanen, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
10-122161-25
1
hij op of omstreeks 3 april 2025 te Rotterdam,
een ander, te weten [slachtoffer 1] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/ of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die [slachtoffer 1]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/ofte dulden, te weten
afgifte van een geldbedrag (te weten ongeveer 250 euro),
door
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen de woorden toe te voegen: "Dit is een
overval" en/of "geef me die kassa" en/of
- te wijzen naar de kassa;
2
hij op of omstreeks 21 april 2025 te Rotterdam,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/ of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een contant geldbedrag (te
weten ongeveer 20 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de
Wibra Schiedamseweg en/ of een derde toebehoorde(n),
door
- een mes te tonen aan die [slachtoffer 2] , althans een mes vast te houden, en/of
de woorden toe te voegen: "je moet nu de kassa openmaken";
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 april 2025 te Rotterdam,
een ander, te weten [slachtoffer 2] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/ of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die van der
Linden
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/ofte dulden, te weten
afgifte van een contant geldbedrag (te weten ongeveer 20 euro),
door
- een mes te tonen aan die [slachtoffer 2] , althans een mes vast te houden, en/of
de woorden toe te voegen: "je moet nu de kassa openmaken";
10-023909-25
hij op of omstreeks 22 januari 2025 te Rotterdam,
een of meerdere snoepproducten, koekproducten en/ of chocoladeproducten, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo (gelegen aan de
Schiedamseweg). in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
10-208669-24
1
hij op of omstreeks 6 februari 2024 op een voor het openbaar verkeer opengestelde
weg te Rotterdam, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig
(personenauto met kenteken [kentekennummer] ). daarmee rijdende op de weg,
Zevenkampsering, [postcode 2] , zich links van een tussen rijstroken aangebrachte
doorgetrokken streep bevond en tegen de richting van het verkeer in heeft gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/ of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 6 februari 2024 op een voor het openbaar verkeer opengestelde
weg te Rotterdam, althans in Nederland op de Zevenkampsering, [postcode 2] een
motorrijtuig personenauto heeft bestuurd, terwijl ten aanzien van hem in het geheel
geen rijbewijs conform het Reglement rijbewijzen was afgegeven
10-009219-25
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 8 januari 2025 te Rotterdam, een
of
meerdere energiedranken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de
Dirk
van den Broek (gevestigd op/aan de Schiedamseweg), in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;