ECLI:NL:RBROT:2025:9268

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
10/105926-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van poging tot diefstal, maar veroordeling voor medeplichtigheid aan poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld. De verdachte had op 5 april 2025 een rol gespeeld in een overval op een winkel in Vlaardingen, waarbij hij de vluchtauto had geregeld en bestuurd. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de medeplichtigheid aan de poging tot diefstal wel bewezen. De verdachte had opzettelijk gefungeerd als chauffeur voor de overvallers en was op de hoogte van hun criminele intenties, zoals bleek uit communicatie via Snapchat. De rechtbank verwierp het beroep op psychische overmacht, omdat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder dwang had gehandeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en verklaarde de vluchtauto verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/105926-25
Datum uitspraak: 30 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [plaats] ,
raadsman mr. V.T.E. Kuijpers, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde, omdat de dubbele opzet ontbreekt. De verdachte heeft geen opzet op het gronddelict gehad en ook geen opzet gehad op de hulp bij het plegen van het delict. Hij heeft onvrijwillig de overvallers vervoerd naar de winkel en na de overval de overvallers weer meegenomen in zijn auto.
4.2.2.
Beoordeling
Op 5 april 2025 vond er een overval plaats op een winkel in Vlaardingen. Twee mannen, in het zwart gekleed en met gezichtsbedekking, kwamen om 19:15 uur de winkel in. Eén van de mannen had een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand en richtte deze op de eigenaar van de winkel en een van diens vrienden. De andere man sloeg met een hamer een vitrine in, waarin zich laptops bevonden. De mannen renden daarna zonder buit de winkel uit en stapten in een auto die zich twintig minuten later op de A20 bevond met de verdachte achter het stuur.
De verdachte is niet in de winkel geweest. Dit heeft ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en is voor de rechtbank het uitgangspunt. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte als medeplichtige betrokken is geweest bij het feit.
De verdachte heeft hierover het volgende verklaard. Op 5 april 2025 is hij benaderd door [persoon A] , die hem vroeg of hij een vriend van hem wilde helpen, ‘iets met verhuizen of boodschappen’. Hij heeft [persoon A] opgehaald in Gouda, is vervolgens naar Schiedam gereden en daar is een jongen in zijn auto gestapt. De jongen heeft ingelogd op Snapchat op de telefoon van de verdachte. [persoon A] is achtergebleven in Schiedam en de verdachte is met de hem onbekende jongen verder gereden. Na een tijdje zijn er nog drie jongens in zijn auto gestapt. Eén van de jongens heeft een mes tegen de zij van verdachte gehouden en hem bedreigd: de verdachte moest de overvallers afzetten en op hen wachten. Verdachte is vervolgens met de overvallers weer weggereden. Ook dat heeft hij onder bedreiging gedaan.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario van de verdachte onaannemelijk geworden. Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat hij om 17:35 uur op 5 april 2025, voordat hij [persoon A] (of een ander) heeft opgehaald, via Snapchat met [persoon A] heeft gecommuniceerd. In dit gesprek stelde de verdachte expliciet de vraag: “zeker inbraak?”, waarop [persoon A] antwoordde: “Doe aub snel strijder, we gaan geld maken.” Vervolgens vroeg [persoon A] om 18:39 uur, 35 minuten voor de overval, aan de verdachte of het lukt. De verdachte heeft over de betekenis van deze berichten geen uitleg willen geven. De rechtbank is van oordeel dat de inhoud ervan duidt op een duidelijke wetenschap van de verdachte over het criminele karakter van het voornemen. Daarnaast leidt de rechtbank uit het digitaal sporenonderzoek af dat die dag niemand anders dan de verdachte gebruik heeft gemaakt van de applicatie Snapchat op zijn telefoon, wat de stelling van de verdachte dat iemand anders heeft ingelogd, weerlegt. Tot slot kwam de verdachte pas met zijn verklaring dat hij is bedreigd om mee te werken nadat de politie hem had geconfronteerd met een getuigenverklaring waaruit blijkt dat de overvallers in zíjn auto zijn gestapt. De late presentatie van deze verklaring, zonder concrete onderbouwing of aangifte van bedreiging, maakt de verklaring nog minder geloofwaardig.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte opzettelijk heeft gefungeerd als chauffeur en dat, mede gelet op de bevindingen in het dossier, met name het gesprek via Snapchat, de verdachte in ieder geval wist dat er een gekwalificeerde diefstal ging plaatsvinden.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Subsidiair
meerdere, onbekend gebleven personen
op 5 april 2025 te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door hun voorgenomen misdrijf om laptops die geheel aan [bedrijf]
(gevestigd aan [adres 2] ) en [slachtoffer 1] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen
en deze poging diefstal , te doen vergezellen
vanbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te
plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal
gemakkelijk te maken,
terwijl die onbekend gebleven personen hun gezichten hadden bedekt
met een bivakmuts danwel gezichtsbedekkende kleding ,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft getoond en op hen heeft gericht en
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar de vitrines heeft gewezen en daarbij geroepen "vitrine" en
- ( meermalen) met een hamer op/tegen de vitrine heeft geslagen en die vitrine kapot heeft gemaakt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte op/ 5 april 2025
te Vlaardingen opzettelijk behulpzaam is geweest door
- een (vlucht)auto te regelen en ter beschikking te stellen en
- voornoemde (onbekend gebleven) personen naar de plaats van het misdrijf te brengen en van de plaats van het misdrijf weg te voeren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplichtigheid aan poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte is bedreigd om mee te werken doordat er een mes aan hem werd getoond en tegen hem is gezegd dat hij moest doen wat zij zeiden, omdat hij anders zou worden gestoken. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van psychische overmacht sprake is bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarnaast kan onder omstandigheden het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht.
De rechtbank is van oordeel dat de stelling dat de verdachte onder dwang heeft gehandeld, zodat het feit niet aan hem kan worden toegerekend, niet aannemelijk is geworden, met verwijzing naar haar overweging onder 4.2.2. De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is medeplichtig geweest aan een poging tot diefstal vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd in vereniging. De medeplichtigheid van de verdachte bestond uit het vervoeren van de overvallers naar en van de plaats delict, een essentiële rol. Verdachte heeft op geen enkele manier blijk gegeven van inzicht in de essentiële rol die hij heeft vervuld in de overval en de gevolgen hiervan voor de slachtoffers. Dit soort feiten leiden tevens tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 april 2025. In dit rapport staat dat vanwege de ontkennende houding van de verdachte geen criminogene factoren kunnen worden vastgesteld. De verdachte woont bij zijn broer en werkt in de fietsenwinkel van zijn broer. Bij hem is op twaalfjarige leeftijd de diagnose PTSS gesteld vanwege oorlogservaringen in het land van herkomst. Gelet op de proceshouding van de verdachte kan het risico op recidive niet worden ingeschat. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar het voortgangsverslag van 10 juli 2025 van de reclassering, waar de verdachte sinds de start van de schorsing van de voorlopige hechtenis in juni 2025 onder toezicht staat. Uit het rapport volgt dat verdachte zijn meldplicht goed nakomt. Hij is uitgenodigd om deel te nemen aan de Persoonsgerichte aanpak van de gemeente, maar is op de eerste afspraak niet verschenen. De reclassering heeft de verdachte wel gesproken over de verkeerde kringen waarin hij mogelijk verkeert en de verdachte heeft aangegeven dat hij daar afstand van wil nemen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank is van oordeel dat dit geenszins recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name zijn leeftijd, wel reden om de eis van de officier van justitie te matigen.
De rechtbank zal, gelet op het advies van de reclassering, waaruit blijkt dat de verdachte baat heeft bij bijzondere voorwaarden, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om het locatieverbod en locatiegebod met elektronische monitoring voort te laten duren als bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen personenauto, Seat Ibiza, voorzien van [kenteken] , zal conform de eis van de officier van justitie, worden verbeurd verklaard. De personenauto behoort toe aan de verdachte en gebleken is dat het bewezenverklaarde feit is begaan met behulp van de personenauto.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 48, 49 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij reclassering Nederland op het [adres 3] in [plaats] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 2] -1976, en eventuele personen die gaandeweg het onderzoek als medeverdachten worden aangemerkt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de personenauto, Seat Ibiza, voorzien van [kenteken] , als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezenverklaarde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Flikweert, voorzitter,
en mrs. I. Tillema en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.R. van Zaanen en I. Bezemer, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 april 2025 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om laptops, althans enig(e) goed(eren) van zijn/hun gading, dat/die geheel
of ten dele aan [bedrijf] (gevestigd aan [adres 2] ) en/of [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te
plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn/hun gezicht(en) had(den) bedekt
met een bivakmuts danwel gezichtsbedekkende kleding en/of een capuchon,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of op hem/hen heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden op het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- met voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar de vitrines heeft gewezen en/of daarbij geroepen "vitrine" en/of
- ( meermalen) met een hamer op/tegen de vitrine(s) heeft/hebben geslagen en/of die vitrine(s) kapot heeft/hebben gemaakt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
meerdere, althans een, onbekend gebleven perso(o)n(en)
op of omstreeks 5 april 2025 te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door hen/hun voorgenomen misdrijf om laptops, althans
enig(e) goed(eren) van zijn/hun gading, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf]
(gevestigd aan [adres 2] ) en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of verdachte
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te
plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
terwijl die onbekend gebleven perso(o)n(en) zijn/hun gezicht(en) had(den) bedekt
met een bivakmuts danwel gezichtsbedekkende kleding en/of een capuchon,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of op hem/hen heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden op het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- met voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar de vitrines heeft gewezen en/of daarbij geroepen "vitrine" en/of
- ( meermalen) met een hamer op/tegen de vitrine(s) heeft/hebben geslagen en/of die vitrine(s) kapot heeft/hebben gemaakt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op/in of omstreeks 5 april 2025
te Vlaardingen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- een (vlucht)auto te regelen en/of ter beschikking te stellen en/of
- voornoemde (onbekend gebleven) perso(o)n(en) naar de plaats van het misdrijf te brengen en/of van de plaats van het misdrijf weg te voeren, althans te vervoeren.