In deze zaak, die op 29 juli 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres, in haar hoedanigheid als executeur van de nalatenschap van haar overleden vader, een kort geding aangespannen tegen haar broers, gedaagden, om hen te dwingen medewerking te verlenen aan de verkoop van een appartement in Spanje. Eiseres heeft een koper gevonden voor het appartement, maar gedaagden weigeren hun handtekening te zetten, wat noodzakelijk is volgens Spaans recht. Eiseres heeft de verkoop van het appartement nodig om schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres tot medewerking aan de verkoop van het appartement toewijsbaar is, omdat de wet geen schorsende werking toekent aan de door gedaagden gestarte verzoekschriftprocedure. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de verkoop, gezien de schulden in de nalatenschap en de noodzaak om deze te voldoen. De tegenvorderingen van gedaagden zijn afgewezen, omdat zij onvoldoende spoedeisend belang hebben aangetoond. De rechtbank heeft gedaagden hoofdelijk veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan de verkoop en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval zij hieraan niet voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.