ECLI:NL:RBROT:2025:9293

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
10/097047-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel in Rotterdam

Op 24 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1971 en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. M. Kruit, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een ISD-maatregel van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de diefstal van een fles port uit een supermarkt op 30 maart 2025 te Rotterdam heeft bekend. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten en dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank legde de ISD-maatregel op, gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een alcoholverslaving en een diagnose van schizofrenie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet ontvankelijk is voor hulpverlening en dat eerdere interventies niet hebben geleid tot verbetering van haar situatie. De rechtbank achtte de ISD-maatregel noodzakelijk om de maatschappij te beschermen en de recidive van de verdachte te beëindigen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/097047-25
Datum uitspraak: 24 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
verblijvende op het adres
[adres] , ( [postcode] ) te [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
[penitentiaire inrichting] ,
raadsvrouw mr. R.J.E. Planken, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Kruit heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 30 maart 2025 te Rotterdam een fles port, die aan [supermarkt] te Rotterdam, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1.Diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Maatregel

7.1.
ISD
De rechtbank legt de ISD-maatregel op aan de verdachte. Dit is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft een fles port gestolen uit een supermarkt. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke feiten die doorgaans overlast en schade veroorzaken voor de getroffen winkeliers en het daar werkzame personeel. Zij worden genoodzaakt extra beveiligingsmaatregelen te nemen, waarvan de kosten worden doorberekend in de goederen die zij verkopen en daarmee aan alle consumenten. Zo ondervindt ook de maatschappij als geheel nadeel van dit soort feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder en meerdere malen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van de brief inzake retourzending van het rapportageverzoek d.d. 15 april 2025 van de heer [persoon A] van Stichting Verslavingsreclassering GGZ te Roermond. Uit deze brief blijkt dat de verdachte tijdens haar verblijf in het huis van bewaring is uitgenodigd voor een gesprek. De verdachte weigerde echter naar het gesprek te komen. Ook na een poging van de rapporteur om naar de afdeling te gaan, heeft de verdachte laten weten alle medewerking te weigeren.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd 31 maart 2025, waarin de reclasseringsmedewerkster rapporteert over haar vruchteloze poging om met medewerking van de verdachte een onderzoek in te stellen naar de persoonlijkheid van de verdachte. De reclasseringsmedewerkster verwijst naar het advies uit het eerder over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 30 april 2024 om toe te werken naar een onvoorwaardelijke ISD-maatregel en concludeert dat er geen reden is om daarvan af te wijken. De risico’s op recidive, letsel en het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als hoog.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 30 april 2024.
Ook aan dit rapport heeft de verdachte niet willen meewerken. De reclassering heeft in het rapport opgenomen wat de verdachte over de verschillende leefgebieden heeft gezegd tijdens eerdere contacten met de reclassering (zoals opgenomen in de adviezen van 4 oktober 2021 en 8 juli 2022).
Over het leefgebied ‘middelengebruik en verslaving’ wordt geciteerd in het reclasseringsadvies van 8 juli 2022: ‘
Over haar alcoholgebruik vertelt ze in eerste instantie "wel eens" bier of wijn te drinken. Bij doorvragen van de rapporteur vertelt ze uiteindelijk een fles port per dag te drinken. Betrokkene zegt zich bewust te zijn van het feit dat het drinken van alcohol geen oplossing is voor haar problematiek, desondanks geeft het haar wel (op korte termijn) het gevoel van rust en ontspanning waar ze juist zo naar verlangt, aldus betrokkene. Tevens laat ze in het gesprek blijken dat ze weet dat haar alcoholgebruik haar meermaals in de problemen heeft gebracht en bijdraagt aan het delictgedrag, echter lijkt ze niet ontvankelijk voor hulp. Ze geeft aan dat hulp voor haar alcoholproblematiek niet nodig is. Gezien haar dagelijkse alcoholgebruik en het feit dat zij onder invloed van alcohol delicten pleegt, kunnen we stellen dat er sprake is van een alcoholproblematiek, welke direct delictgerelateerd is.
En over het leefgebied ‘psychosociaal functioneren’ is uit het reclasseringsadvies van 4 oktober 2021 opgenomen: ‘
Betrokkene geeft aan dat zij de diagnose schizofrenie heeft. Zij ervaart echter dat zij met overleden mensen kan 'kwebbelen'. Ze heeft deze diagnose al sinds 2002. Ze krijgt bij [instelling] gedwongen medicatie. Zij ervaart dit als zeer vervelend en is het hier niet mee eens. Ze zegt het niet eens te zijn met de gestelde diagnoses en is daar al jaren tegen aan het strijden. Volgens haar zou ze alleen last hebben van slaapproblemen en burn-out klachten. Daarnaast heeft ze weinig energie, met als gevolg dat ze haar zelfzorg totaal heeft los gelaten. Ze zou graag haar energie weer terug willen hebben, zodat ze dit weer kan oppakken.’
Op basis van recente dossierinformatie komt de reclassering in dit rapport tot de volgende conclusie:
Betrokkene komt sinds 2020 veelvuldig in aanraking met politie en justitie wegens onder meer overtreding van de Wegenverkeerswet, winkeldiefstal, huisvredebreuk, brandstichting, vernieling en mishandeling. Er is sprake van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten. Betrokkene heeft alle delicten gepleegd onder invloed van alcohol. De verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie en er is sprake van een alcoholverslaving. Eerdere interventies in zowel een vrijwillig kader als in het kader van een zorgmachtiging hebben niet geleid tot verbetering van haar situatie. Er zijn op alle leefgebieden forse problemen die in onderlinge samenhang leiden tot aanhoudend overlastgevend- en delictgedrag. Omdat de verdachte niet ontvankelijk is voor hulpverlening zijn er geen aanknopingspunten voor interventies en toezicht van de reclassering. In het kader van de ISD-maatregel kan de verdachte voor langere tijd worden gestabiliseerd en ingesteld op medicatie, in de hoop dat zij zich hierna kan en wil conformeren aan de hulpverlening die zij nodig heeft.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
In beginsel kan de ISD-maatregel op grond van artikel 38m, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) slechts worden opgelegd nadat een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel is opgesteld. De raadsvrouw heeft daar, terecht, op gewezen. Echter, dit kan echter achterwege blijven indien de verdachte weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van dat advies moet worden verricht. In dat geval wordt zo veel mogelijk een ander advies of rapport over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel en waaraan de verdachte wel bereid is om medewerking te verlenen, overgelegd.
De rechtbank constateert, zoals de verdachte desgevraagd ter terechtzitting ook heeft bevestigd, dat de verdachte niet openstaat voor hulpverlening en al jaren niet meewerkt aan de totstandkoming van (reclasserings)rapportages. Een advies of rapport over de ISD-maatregel waaraan de verdachte medewerking heeft willen verlenen, is dan ook niet voorhanden en zal naar verwachting ook niet gerealiseerd kunnen worden. In de reclasseringsrapportage van 30 april 2024 heeft de reclassering verwoord wat met de verdachte is besproken tijdens eerdere contacten met de reclassering, toen zij kennelijk nog wel haar medewerking verleende. De rechtbank acht zich hiermee, alsmede met de gemotiveerde recente adviezen van de reclassering van 30 april 2024 en 31 maart 2025 zo veel als mogelijk en voldoende ingelicht over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de ISD-maatregel.
Aan de wettelijke eisen voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan het door haar begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Ook is voldaan aan de vereisten uit de richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers. De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is aangewezen. De risico’s op recidive en op het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als hoog en er worden geen mogelijkheden gezien om met voorwaarden en/of toezicht deze risico’s te beperken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen. De veiligheid van personen en goederen vereist dat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. Nu het plegen van strafbare feiten bij de verdachte samenhangt met haar persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van haar verslavingsproblematiek dan wel van die andere problematiek.
Alleen het gedwongen kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan voldoende druk op de verdachte uitoefenen om mee te werken aan een diagnostisch onderzoek naar haar persoonlijkheid en middelengebruik en de eventuele mogelijkheden voor behandeling en begeleiding, gelet op het huidige gebrek aan inzicht in haar problematiek en het gegeven dat alle eerdere pogingen van de reclassering niet zijn geslaagd.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.I. Blagrove, voorzitter,
en mrs. W.J. de Veld en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B.A. Slebus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 30 maart 2025 te Rotterdam een fles port, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt] te Rotterdam, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.