In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2025 een kop-staart-beschikking gegeven met betrekking tot de verhuizing van de vrouw naar [land] en de zorgregeling voor de minderjarigen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.E. van der Starre, had verzocht om vervangende toestemming voor de verhuizing, terwijl de man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A. Aksü, zich hiertegen verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw zonder toestemming van de man is verhuisd en dat dit gevolgen heeft voor de zorgregeling. De rechtbank heeft besloten dat de vrouw geen toestemming krijgt om met de minderjarigen naar [land] te verhuizen. De zorgregeling is aangepast, waarbij de minderjarigen twee weekenden achtereen bij de vrouw verblijven, gevolgd door één weekend bij de man. De rechtbank heeft ook bepaald dat de vrouw verantwoordelijk is voor de reisdocumenten van de minderjarigen en dat er belmomenten tussen de vrouw en de minderjarigen zullen zijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de nieuwe regeling direct kan ingaan, ook als de vrouw in hoger beroep gaat. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De verzoeken van de vrouw om verhuistoestemming en andere aanvullende verzoeken zijn afgewezen.