ECLI:NL:RBROT:2025:9328

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
ROT 25/5060
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de burgemeester van [plaats] besloten om de woning van verzoeker voor drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoeker is het niet eens met deze beslissing en vraagt de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Hij stelt dat de burgemeester niet bevoegd is om de woning te sluiten en dat de sluiting niet noodzakelijk en niet evenwichtig is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 juli 2025 behandeld en oordeelt dat er onvoldoende noodzaak is voor de sluiting van de woning. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het besluit van de burgemeester tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de noodzaak van de sluiting en dat de sluiting niet evenwichtig is. De burgemeester moet het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/5060

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E.B. Jobse),
en

de burgemeester van [plaats]

(gemachtigden: mr. D. van de Water en mr. F.M.F.N. Baeten).

Als derde-partij neemt deel: [derde-partij] (de woningstichting).

Samenvatting

De burgemeester heeft besloten de woning van verzoeker voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoeker is het hier niet mee eens en verzoekt daarom om een voorlopige voorziening. Verzoeker voert aan dat de burgemeester niet bevoegd is om de woning te sluiten en dat de sluiting niet noodzakelijk en niet evenwichtig is. De voorzieningenrechter volgt verzoeker in de stelling dat in dit geval onvoldoende noodzaak voor de sluiting bestaat en wijst het verzoek daarom toe. In deze uitspraak legt de voorzieningenrechter uit waarom zij dat vindt.

Procesverloop

1. Met het bestreden besluit van 24 juni 2025, verzonden op 25 juni 2025, heeft de burgemeester de sluiting bevolen van de woning aan [adres] in [plaats] voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester. Namens de woningstichting is niemand verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
2. Op 8 mei 2025 vond in Dordrecht een geplande drugsactie plaats. Verzoeker is hierbij aangehouden op verdenking van het bezit van en/of de handel in harddrugs. Op het moment van de staandehouding zat een voor de politie bekende drugsgebruiker als bijrijder bij verzoeker in de auto. Deze persoon verklaarde verdovende middelen bij verzoeker te willen kopen. Hierop heeft de politie de uitlevering van alle bij verzoeker aanwezige verdovende middelen gevorderd. Verzoeker overhandigde hierop één zakje met daarin een bolletje met vermoedelijk cocaïne en een bolletje met vermoedelijk heroïne. Tijdens het transport naar het politiebureau verklaarde verzoeker tegenover de politie dat hij nog meer verdovende middelen bij zich droeg (in zijn ondergoed). Bij de fouillering van verzoeker op het politiebureau werden bij hem in totaal zeventien bolletjes aangetroffen: veertien bolletjes met vermoedelijk cocaïne en drie bolletjes met vermoedelijk heroïne. Naar aanleiding van deze vondst heeft de politie op 8 mei 2025 onderzoek gedaan in de woning van verzoeker. Hierbij is één persoon aangehouden. Dit betrof de stiefvader van verzoeker, bij wie na fouillering 150 gram hasj werd aangetroffen. Verder werden in de woning veel dure merkkleding en meerdere kassabonnen waarop diverse contante betalingen, voor onder meer een mobiele telefoon van 1300 euro, te zien waren, aangetroffen.
2.1.
Bij het onderzoek in de woning werden de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
• 150 gram hasj (kleding stiefvader)
• 2,2 gram fenacetine (keuken)
• 2,6 gram cocaïne (keuken)
• 0,9 gram MDMA (keuken)
• cocaïne base-residu (steelpan keuken).
2.2.
De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in de bestuurlijke rapportage van 21 mei 2025.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning van verzoeker voor drie maanden te sluiten. Volgens de burgemeester zijn er verzwarende omstandigheden die de noodzaak tot sluiting rechtvaardigen en is een sluiting voor drie maanden niet onevenwichtig. Verzoeker is het niet eens met de sluiting van de woning en wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig in de woning mag blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open blijft totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Spoedeisend belang
5.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5.2.
De voorzieningenrechter vindt dat er in dit geval voldoende spoedeisend belang is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen heeft verzoeker immers de komende drie maanden geen toegang tot zijn woning.
Beoordelingskader
6.1.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
6.2.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in [plaats] tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet (Beleidsregels). In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning. Bij een bewoonde woning waarin een handelshoeveelheid harddrugs van 0,5 tot en met 5 gram wordt aangetroffen en waarbij sprake is van verzwarende omstandigheden, wordt de woning gesloten voor de duur van drie maanden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die erop wijzen dat er geen sprake is van handel. Indien er geen verzwarende omstandigheden zijn wordt volstaan met een waarschuwing. Als verzwarende omstandigheden zijn onder meer in het beleid opgenomen: ‘het aantreffen van attributen zoals weegschalen, versnijdingsmiddelen en verpakkingsmaterialen’ en ‘de omstandigheid dat de handel/productie vanuit de woning of het lokaal plaatsvindt, de bekendheid’.
Bevoegdheid
7. Verzoeker voert aan dat de burgemeester niet bevoegd is om de woning te sluiten. De drugs die in de woning zijn aangetroffen waren slechts bedoeld voor eigen gebruik. Daarbij is niet gebleken dat de drugs zijn getest. Verder gaat het volgens verzoeker slechts om een geringe overschrijding van wat nog als een gebruikershoeveelheid is aan te merken. Signalen dat er vanuit de woning in drugs werd gehandeld ontbreken volgens verzoeker.
7.1.
Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de in de woning inbeslaggenomen stoffen door een specialist van de Forensische Opsporing zijn getest en dat gebleken is dat het ging om in totaal 3,5 gram van twee verschillende soorten harddrugs (cocaïne en MDMA). De bestuurlijke rapportage is opgemaakt op basis van op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen. In wat verzoeker heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter onvoldoende reden om aan de bevindingen in de bestuurlijke rapportage te twijfelen. Cocaïne en MDMA komen voor op Lijst I van de Opiumwet. De burgemeester heeft de aangetroffen drugs in redelijkheid kunnen aanmerken als een handelshoeveelheid. De drugs kunnen dus in beginsel bestemd worden geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester was daarom op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd om de woning te sluiten.
Noodzaak
8. Verzoeker betwist dat er een noodzaak voor de sluiting van de woning bestond. De geringe hoeveelheid harddrugs die in de woning is aangetroffen was slechts bedoeld voor eigen gebruik, of hoogstens om met een paar vrienden te gebruiken. Dat het twee verschillende soorten drugs betrof, hoeft volgens verzoeker nog niet te betekenen dat er dus sprake was van handel. Attributen die kunnen duiden op de handel in (hard)drugs in of vanuit de woning, zoals verpakkingsmaterialen of (grammen)weegschalen, zijn in de woning niet aangetroffen. De fenacetine gebruikte verzoeker als versnijdingsmiddel om de drugs ten behoeve van het eigen gebruik wat ‘lichter’ te maken. Bovendien is ook hiervan slechts een geringe hoeveelheid aangetroffen en is het bezit ervan niet strafbaar. De steelpan met base-residu duidt volgens verzoeker juist op eigen gebruik. De drugs die verzoeker bij zijn aanhouding bij zich had, kunnen niet met de woning in verband worden gebracht. Verzoeker is in Dordrecht aangehouden en niet in de buurt van zijn woning. Ook de 150 gram softdrugs die bij zijn stiefvader zijn aangetroffen kunnen niet aan verzoeker of de woning worden toegerekend. Verzoekers stiefvader verbleef nog maar kort in de woning toen de politie arriveerde. Verder zijn er geen meldingen bekend van omwonenden over loop op de woning of van (drugsgerelateerde) overlast. Verzoeker is dan ook van mening dat van verzwarende omstandigheden zoals in de Beleidsregels genoemd geen sprake is. Daarmee ontbreekt de noodzaak voor de sluiting en had in dit geval met een waarschuwing kunnen worden volstaan.
8.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat er voldoende verzwarende omstandigheden zijn voor een sluiting. Sluiting van de woning is volgens de burgemeester noodzakelijk om de openbare orde en veiligheid te herstellen, om een signaal af te geven dat wordt opgetreden tegen criminaliteit en om naar buiten toe kenbaar te maken dat de woning geen onderdeel meer uitmaakt van het criminele (drugs)circuit. Dit effect naar buiten toe kan volgens de burgemeester niet worden bereikt met een minder ingrijpend middel zoals een waarschuwing.
8.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in totaal 3,5 gram cocaïne en MDMA in de woning is aangetroffen. Hoewel de drugs in beginsel bestemd kunnen worden geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking, gaat het hier niet om een hele grote handelshoeveelheid en heeft verzoeker verklaard zelf ook geregeld drugs te gebruiken. Een aanwijzing voor eigen gebruik is ook het base-residu in de steelpan. In de woning zijn geen attributen aangetroffen die duiden op de handel in drugs in of vanuit de woning, zoals gripzakjes, ponypacks of (grammen)weegschalen. Dat er 2,2 gram versnijdingsmiddel in de woning is aangetroffen is op zichzelf onvoldoende om met zekerheid te kunnen stellen dat dit was bedoeld voor het versnijden van drugs ten behoeve van de handel in of vanuit de woning. Dat verzoeker – volgens de politie op heterdaad – is aangehouden op verdenking van drugsbezit en/of drugshandel en dat daarbij ook daadwerkelijk drugs op het lichaam of in de (onder)kleding van verzoeker zijn aantroffen maakt dit niet anders. Het mogelijke dealen vond plaats in Dordrecht en niet in of in de omgeving van de woning. Vooralsnog zijn er dus onvoldoende concrete aanknopingspunten voor de conclusie van de burgemeester dat er in of vanuit de woning in verdovende middelen werd gehandeld. Daarbij hebben de gemachtigden van de burgemeester op zitting bevestigd dat geen meldingen bekend zijn van loop op de woning of van (drugsgerelateerde) overlast. Dit alles roept bij de voorzieningenrechter de vraag op in hoeverre de openbare orde rondom de woning in dit geval is geschaad, en dus herstel nodig heeft. Het enkele feit dat de woning is gelegen in een kwetsbare wijk is hiervoor, zonder concrete aanwijzingen voor drugshandel in of nabij de woning of drugsgerelateerde loop op de woning of overlast, niet voldoende. De voorzieningenrechter twijfelt daarom of een sluiting van de woning voor drie maanden in dit geval noodzakelijk is om de openbare orde en veiligheid te herstellen. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening om die reden toewijzen. Aan de vraag of de sluiting van de woning evenwichtig is, komt de voorzieningenrechter niet toe.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
9.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Daarnaast krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2025.
De griffier is verhinderd dezeuitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.