In deze zaak verzoekt de vrouw om tenuitvoerlegging van een door haar verkregen uitspraak van een Kazachse rechter, waarin de man bij verstek is veroordeeld tot het betalen van kinderalimentatie voor hun minderjarige zoon. De rechtbank Rotterdam heeft op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De vrouw heeft op 4 april 2025 een verzoekschrift ingediend, waarna een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 juni 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Kazachse uitspraak in strijd is met de Nederlandse openbare orde, omdat de Kazachse rechter niet de juiste rechtsregels heeft toegepast en bovendien niet bevoegd was. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af en compenseert de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.