7.1.Als de belanghebbende het verzuim vervolgens niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn de bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort. Dit staat in artikel 54, vierde lid, van de Pw.
8. Vaststaat dat verzoeker geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodigingen van 29 april, 12 mei en 19 mei 2025 om voor een gesprek te verschijnen. Ook heeft verzoeker de in de uitnodigingen genoemde stukken, die van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand, niet binnen de gestelde termijnen bij het college ingeleverd.
9. Verzoeker voert aan dat hem hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. In 2023 is vastgesteld dat hij duurzaam arbeidsongeschikt is en is hij volledig ontheven van de participatieplicht. Verzoeker heeft (ernstige) lichamelijke en psychische beperkingen, waardoor zelfstandig participeren niet mogelijk is. Verzoeker heeft meerdere chronische klachten aan het bewegingsapparaat en een autismespectrumstoornis (ASS). Het persoonlijk en sociaal functioneren van verzoeker is hierdoor ernstig beperkt. Ook de Nederlandse taal vormt voor hem een barrière. Verzoeker kan niet lezen of schrijven en spreekt alleen Bulgaars en Turks. Dit alles maakt dat hij voor zijn administratie, waaronder de inkomende post, is aangewezen op de hulp van derden.
10. De voorzieningenrechter heeft grote twijfels bij de vraag of verzoeker in dit geval van de situatie een verwijt kan worden gemaakt, gezien zijn psychische beperkingen en de taalbarrière. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoeker op dit moment niet wordt begeleid door een professionele hulpverlener. Daarmee rijst de vraag of het opschortingsbesluit en het intrekkingsbesluit in bezwaar in stand kunnen blijven.
11. Verder heeft de voorzieningenrechter gezien dat verzoeker inmiddels, met hulp van zijn gemachtigde, een aantal stukken heeft overgelegd waar het college in de uitnodigingsbrieven om heeft gevraagd: een kopie van zijn Bulgaarse identiteitskaart, bankafschriften van zijn eigen betaalrekening, bankafschriften van de betaalrekening van zijn dochter [minderjarige 1] , screenprints van de spaarrekening van zijn dochter [minderjarige 1] en afschriften van de Jongerenrekening van zijn dochter [minderjarige 2] . De gemachtigde van het college heeft tijdens de zitting uitgelegd dat de overgelegde stukken nog niet compleet zijn en daarom onvoldoende zijn om het recht op uitkering (eventueel) te kunnen herstellen. De stukken die nog ontbreken zijn:
- afschriften van de spaarrekening van verzoeker (of een verklaring van de bank dat hij die niet (meer) heeft);
- afschriften van de spaarrekening van zijn dochter [minderjarige 2] ; en
- een verklaring van verzoeker over de stortingen en bijschrijvingen door derden op zijn betaalrekening.
Verzoeker kan deze ontbrekende stukken echter in bezwaar alsnog overleggen. Hij dient dit wel zo spoedig mogelijk te doen, zodat het college deze stukken nog bij de heroverweging in bezwaar kan meenemen.
12. De voorzieningenrechter ziet, bij afweging van alle betrokken belangen, aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.