In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde die zelf procedeert. Hef Wonen vordert de ontruiming van de woning van de gedaagde, gelegen aan [adres] te Rotterdam, omdat deze de woning heeft ingericht als hennepkwekerij en hennepdrogerij, en niet als hoofdverblijf heeft gebruikt. Daarnaast is er sprake van huurachterstand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde ernstig tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, waaronder het niet tijdig betalen van huur en het niet gebruiken van de woning overeenkomstig de bestemming. De kantonrechter heeft de vordering van Hef Wonen toegewezen, omdat het aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een gewone procedure zal worden ontbonden. De gedaagde moet de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis verlaten en de huurachterstand van € 1.695,92 betalen. De proceskosten komen voor rekening van de gedaagde, die ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.