ECLI:NL:RBROT:2025:9406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
11624507 VZ VERZ 25-2231
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een buschauffeur wegens overtreding van cabinebeleid en eerdere waarschuwing

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster, werkzaam als buschauffeur bij RET, en haar werkgever. De werkneemster was op 30 januari 2025 op staande voet ontslagen vanwege het overtreden van het cabinebeleid door een persoon voor de streep in de bus te laten staan. Dit gedrag werd aanvankelijk niet betwist, maar kort voor de zitting heeft de werkneemster dit wel ontkend, wat onvoldoende gemotiveerd was. De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster eerder al een ernstige waarschuwing had ontvangen voor een soortgelijke overtreding, waardoor er sprake was van een dringende reden voor ontslag. De rechter concludeerde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was en dat de werkneemster geen recht had op een transitievergoeding, omdat het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van haar kant. De verzoeken van de werkneemster om het ontslag te vernietigen en om haar salaris te betalen werden afgewezen. De werkneemster werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11624507 VZ VERZ 25-2231
datum uitspraak: 15 juli 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[werkneemster],
woonplaats: [woonplaats] ,
verzoekers, verweerster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. drs. A.H. den Draak,
tegen
RET Bus B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster, verzoeksters in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. B.L. ’t Hart.
De partijen worden hierna ‘ [werkneemster] ’ en ‘RET’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [werkneemster] , met bijlagen;
  • het verweerschrift van RET met (voorwaardelijk) tegenverzoek, met bijlagen;
  • de aanvulling op het verzoekschrift tevens verweer tegen (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek van [werkneemster] .
1.2.
Op 17 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting met partijen besproken. [werkneemster] was hierbij aanwezig, bijgestaan door mr. drs. A.H. den Draak. Namens RET waren aanwezig [persoon A] en [persoon B] , bijgestaan door mr. B.L. ’t Hart.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[werkneemster] werkte bij RET als buschauffeur OV. Zij is op 30 januari 2025 op staande voet ontslagen. [werkneemster] wil dat deze opzegging wordt vernietigd, dat RET wordt verplicht om [werkneemster] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden en dat RET wordt veroordeeld het (achterstallig) salaris te betalen.
RET stelt zich op het standpunt dat alle verzoeken van [werkneemster] moeten worden afgewezen. Als de opzegging wordt vernietigd, verzoekt RET de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden. [werkneemster] is het daar niet mee eens.
De kantonrechter is van oordeel dat er geen reden is om het ontslag op staande voet te vernietigen. Dit betekent dat het ontslag op staande voet in stand blijft. [werkneemster] heeft ook geen recht op een transitievergoeding. Hierna wordt uitgelegd waarom dit de uitkomst is.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[werkneemster] is op 1 november 2008 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van RET als buschauffeur OV.
2.3.
In het cabinebeleid van RET, welk bij brief van 10 oktober 2024 opnieuw aan [werkneemster] is kenbaar gemaakt, is onder meer het volgende opgenomen:

De cabine is alleen voor de bestuurder
(..)
Voor buschauffeurs geldt dat niemand ‘voor de streep’ mag staan. Ook wanneer iemand zich in de nabije omgeving van een rijdende bestuurder begeeft, is de betreffende bestuurder snel(ler) afgeleid en minder geconcentreerd en dat is niet wenselijk.
Uitzonderingop deze regel(s) met betrekking tot het meerijden in de cabine vormt begeleiding van een bestuurder door een leidinggevende of een instructeur, verkeersleider, mentor of leermeester in het kader van opleiding, veiligheid of her-instructie. De begeleider dient dan
geüniformeerdte zijn of het voor dit doel
bestemde hesje zichtbaar te dragen. Bij de metro en tram dient de begeleider bovendien in het bezit te zijn van een geldige cabinekaart. Daarnaast is het een persoon in een andere dan de hiervoor genoemde functies met een geldige cabinekaart, uitgereikt door Management of Directie, toegestaan om mee te rijden in de cabine.”
en
“Binnen de RET is de norm al geruime tijd dat als je een voertuig bestuurt, je
geenmobiel (elektrisch) apparaat gebruikt en/of in je hand houdt en/of in je gezichtsveld hebt.
(…)
Binnen de RET hanteren we met betrekking tot het gebruik van een mobiel elektronisch apparaat immers een zogenaamd
nultolerantiebeleid(zero tolerance beleid) dat inhoudt dat zelfs het kleinste vergrijp (hard) bestraft wordt.”
2.4.
Op 27 november 2024 is [werkneemster] betrokken geweest bij een aanrijding met een bus van Connexxion op Zuidplein. Uit een onderzoek van bureau Schadezaken is gebleken dat [werkneemster] het cabinebeleid van RET had overtreden ten tijde van deze aanrijding door een persoon voor de streep in haar zichtlijn te laten staan tijdens een dienstrit. Op 20 januari 2025 is hierover een verantwoordingsgesprek gevoerd tussen [werkneemster] en mevrouw [persoon A] (Manager Bus, hierna: [persoon A] ) en de heer [persoon B] (de direct leidinggevende van [werkneemster] , hierna: [persoon B] ). [werkneemster] heeft zich tijdens dit gesprek laten bijstaan door haar raadsman (de heer [persoon C] , vakbondskaderlid).
2.5.
Bij brief van 22 januari 2025 heeft RET aan [werkneemster]
een ernstige waarschuwingopgelegd voor overtreding van het cabinebeleid. In deze brief staat dat RET van [werkneemster] onder meer het volgende verwacht:
“Dat u zich niet opnieuw schuldig maakt aan soortgelijk of ander plichtsverzuim. Dat houdt in dat u niet meer rijdt met personen voor de gele streep van de bus.”
Ook staat in de brief het volgende vermeld:
“Ik wijs u erop dat als u zich in de toekomst schuldig maakt aan soortgelijk of ander plichtsverzuim kan RET overgaan tot verdergaande disciplinaire maatregelen. Als u opnieuw het cabinebeleid overtreedt leidt dit tot ontslag. Ik vertrouw en hoop erop dat u deze waarschuwing en ons gesprek ter harte neemt en het zover niet laat komen.”
2.6.
Op 30 januari 2025 is [werkneemster] op staande voet ontslagen. Bij brief van 31 januari 2025 is dit ontslag aan [werkneemster] bevestigd door RET. In deze brief staat vermeld dat [werkneemster] het cabinebeleid heeft overtreden doordat er op 30 januari 2025 een persoon met haar meereed die voor de instapdeur, ruimschoots voor de gele streep stond. Voorts staat in deze brief vermeld dat teammanager [persoon D] (hierna: [persoon D] ) en [persoon A] op 30 januari 2025 rond 19:25 uur [werkneemster] hebben opgewacht bij de remise Sluisjesdijk waar [werkneemster] naar binnen kwam met haar bus en dat zij toen zagen dat [werkneemster] tijdens de leeg mat (inruk-)rit kwam aanrijden met een persoon in de bus, terwijl het niet is toegestaan volgens het RET beleid om personen te vervoeren tijdens leeg mat ritten. Daarnaast zagen [persoon D] en [persoon A] dat [werkneemster] aankwam rijden met een oortje (gelijkend op een airpod) in haar oor, wat volgens RET op zichzelf al een overtreding van het cabinebeleid is. Ook droeg [werkneemster] blauw met rode schoenen, wat in strijd is met het kledingreglement.
Volgens RET vormen de hiervoor omschreven overtredingen van het cabinebeleid op 30 januari 2025, ook elk afzonderlijk, dringende redenen die ontslag op staande voet rechtvaardigen. Daarnaast zijn deze overtredingen van het cabinebeleid en andere bedrijfsregels ook in onderlinge samenhang bezien volgens RET de druppel in een lange lijst van doorlopend disfunctioneren en allerlei incidenten die nu de spreekwoordelijke emmer doen overlopen en grond vormen voor ontslag op staande voet.
2.7.
Bij mailbericht van 25 februari 2025 heeft de gemachtigde van [werkneemster] (mr. S.W.J. Koenen) namens [werkneemster] bezwaar gemaakt tegen het ontslag op staande voet en aanspraak gemaakt op loon. In deze brief is opgenomen, voor zover het ‘het rijden met een persoon voor de gele streep’ betreft:
“(…) Hierbij wil ik formeel verweer voeren tegen dit ontslag, aangezien cliënte van mening is dat het ontslag onterecht is. Volgens cliënte is er geen sprake van een dringende reden voor ontslag en dient dit derhalve vernietigd te worden.
Namens cliënte wil ik hierbij reageren op de door u aangevoerde ontslaggronden.
Ten eerste vindt cliënte het opmerkelijk dat haar direct leidinggevende zou hebben gezien dat er iemand voor de streep stond, terwijl zij elkaar tegemoet reden. Hij had de gelegenheid om haar hier direct op aan te spreken, maar dat gebeurde niet. Zij mocht haar dienst gewoon afmaken en werd pas om 19:45 uur ontslagen, terwijl haar leidinggevende haar reeds om 16:00 uur had zien rijden. Het merendeel van de collega’s rijdt bovendien met iemand naast hen voor de streep, inclusief nieuwe leerlingen die vaak met een mentor rijden die over het dashboard heen hangt. Het is dan ook opmerkelijk dat cliënte, met haar 19 jaar ervaring, hierop wordt aangesproken. (…)”
RET heeft bij mailbericht van op 28 februari 2025 hierop gereageerd en [werkneemster] bericht het ontslag te handhaven.
De verzoeken van [werkneemster]
2.8.
Volgens [werkneemster] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Zij verzoekt daarom, samengevat, dat het ontslag op staande voet wordt vernietigd en RET wordt verplicht om haar toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, op verbeurte van een dwangsom. Ook verzoekt [werkneemster] om RET te veroordelen haar (achterstallig) loon te betalen vanaf 31 januari 2025, te vermeerderen met vakantietoeslag, overige emolumenten en de volledige wettelijke verhoging van 50%, en om RET te veroordelen loonspecificaties te verstrekken. Voorts verzoekt [werkneemster] om RET te veroordelen in de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen en om RET te veroordelen in de proceskosten. Ook verzoekt [werkneemster] om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De voorwaardelijke verzoeken van RET
2.9.
Als het ontslag op staande voet wordt vernietigd, dan verzoekt RET om de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] te ontbinden. Primair omdat de handelingen van [werkneemster] op 30 januari 2025, in aansluiting op de waarschuwing van 22 januari 2025, als (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten (e-grond) moet worden bestempeld. Subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), omdat er sprake is van een onherstelbare duurzame vertrouwensbreuk door het handelen van [werkneemster] op 30 januari 2025 en doordat er al langere tijd (te) veel aan de hand is rond [werkneemster] . Meer subsidiair omdat sprake is van een combinatie van omstandigheden die in de wet zijn genoemd waardoor het niet redelijk is dat de arbeidsovereenkomst blijft bestaan (i-grond).
RET verzoekt voorts om bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst geen rekening te houden met de geldende opzegtermijn en de arbeidsovereenkomst op zo’n kort mogelijke termijn te ontbinden, met veroordeling van [werkneemster] in de proceskosten en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Toetsingskader ontslag op staande voet
2.10.
Een ontslag op staande voet kan worden vernietigd als het ontslag niet geldig is gegeven (artikel 7:681 lid 1 onder a BW). De vereisten waaraan moet zijn voldaan zijn kort gezegd een dringende reden, onverwijld opzeggen en onverwijld meedelen van de reden (artikel 7:677 lid 1 BW).
Er is een dringende reden
2.11.
Met een dringende reden wordt bedoeld één of meer eigenschappen en/of gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband (artikel 7:678 lid 1 BW). Of er een dringende reden is moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden. De kantonrechter is van oordeel dat er sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet, namelijk het vervoeren van een persoon tijdens de busrit voor de gele streep. Hierna wordt uitgelegd hoe zij tot dit oordeel komt.
2.12.
[werkneemster] betwist dat zij op 30 januari 2025 tijdens een busrit een persoon heeft vervoerd die voor de streep stond. Daarom moet eerst beoordeeld worden of dit feit vast staat. Dit geschilpunt leek eerder niet aan de orde in het debat tussen partijen. Pas een week voor de zitting heeft de nieuwe gemachtigde van [werkneemster] (mr. drs. A.H. den Draak), als ‘aanvulling’ op het verzoekschrift van zijn voorganger van 2 april 2025, een nieuw standpunt ingenomen en het verweten gedrag uitdrukkelijk betwist. Tijdens de zitting heeft RET toegelicht verrast te zijn door deze nieuwe stellingname omdat de verweten gedraging eerder niet werd betwist en het debat tussen partijen in de vier voorafgaande maanden hierover niet is gegaan. Tegen deze achtergrond en omdat de personen die bij het incident op 30 januari 2025 betrokken waren op de zitting aanwezig waren ( [persoon B] , [persoon A] en [werkneemster] ), zijn zij – in overleg met partijen – tijdens de zitting gehoord, voor de zekerheid en om te voorkomen dat dit anders in een eventueel later stadium opnieuw zou moeten gebeuren, onder ede. Volledigheidshalve worden deze verklaringen hier deels beschreven.
verklaringen
2.13.
Uit de verklaring van [persoon B] volgt dat hij op 30 januari 2025, toen hij na zijn werktijd op weg naar huis was en Pernis inreed, zag dat [werkneemster] Pernis uit kwam rijden met naast haar een passagier voor de streep. Volgens [persoon B] heeft hij vervolgens bij de afdeling Sturing geverifieerd of [werkneemster] inderdaad op die bus reed en dit was het geval. [persoon B] heeft verklaard dat hij goed heeft gezien dat de passagier voor de streep stond; hij rijdt zelf ook op een bus en weet dus waar die streep staat. Ze passeerden elkaar op twee meter, terwijl zij langzaam reden.
2.14.
[persoon A] heeft verklaard dat zij aan het einde van die middag door [persoon B] was ingelicht over wat hij had gezien en dat zij vervolgens met de teammanager die de zogenaamde ‘Wacht en Waakdienst’ had, [werkneemster] heeft opgewacht op de Sluisjesdijk. Daar hebben zij [werkneemster] geconfronteerd met wat [persoon B] tegen [persoon A] had verteld, namelijk dat hij haar had zien rijden met een passagier voor de streep. Volgens [persoon A] antwoordde [werkneemster] hierop dat er ook mentoren voor de streep staan, dat RET daar maar iets aan moet doen en dat andere collega’s ook rijden met een passagier voor de streep. [werkneemster] zei dat ze dat kon laten zien op foto’s en zwaaide met een usb-stick. Volgens [persoon A] heeft [werkneemster] niet ontkend dat ze met een passagier voor de streep had gereden.
2.15.
[werkneemster] heeft vervolgens verklaard dat zij drie passagiers vervoerde op weg naar Pernismetro en dat daarvan één een bekende passagier was, in de zin dat zij deze als passagier herkende. Deze passagier was meteen na binnenkomst gaan zitten en zat volgens [werkneemster] achter haar cabine op een stoel en ze spraken niet met elkaar. Tijdens de zitting heeft [werkneemster] voorts aangegeven dat zij de naam van deze passagier die volgens RET voor de streep zou hebben gestaan niet kent en dat ze ook niet weet waar hij woont. Ze herkende hem omdat hij vaker bij haar de bus was ingestapt. [werkneemster] verklaarde ook dat [persoon B] haar op de Pernisrit had zien rijden. Zij passeerden elkaar op een punt waar ze langzaam moesten rijden om elkaar te kunnen passeren en ze zag dat hij haar groette met z’n hand.
Betwisting/ontkenning van [werkneemster] onvoldoende gemotiveerd
2.16.
Op grond van de processtukken, het verloop van de procedure en alles wat over en weer in verschillende stadia is verklaard, is de kantonrechter van oordeel dat [werkneemster] de aan het ontslag ten grondslag gelegde en onderbouwde stelling van RET, dat er bij [werkneemster] tijdens de busrit een persoon voor de streep stond, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Daartoe overweegt zij als volgt.
2.17.
[persoon D] en [persoon A] hebben [werkneemster] op 30 januari 2025 aangesproken op het feit dat zij die namiddag met een persoon in de bus reed die voor de streep stond en zij hebben [werkneemster] vervolgens op staande voet ontslagen. Het ligt in de lijn der verwachting dat [werkneemster] , als dit volgens haar niet waar was, dit toen gelijk zou hebben ontkend. De stelling van [werkneemster] dat zij dat ook heeft gedaan, volgt de kantonrechter niet. Dit blijkt immers niet uit het onder 2.7 geciteerde mailbericht van 25 februari 2025, waarin haar toenmalige gemachtigde bezwaar maakte tegen het ontslag op staande voet, en evenmin uit het verzoekschrift van [werkneemster] . In deze stukken wordt - naast een algemene betwisting in het verzoekschrift - namelijk betoogd dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven, dat de overtreding niet ernstig genoeg is voor een ontslag op staande voet, dat collega’s ook rijden met iemand naast hen voor de streep en dat er aanwijzingen zijn van een ongerechtvaardigde en ongelijke behandeling. De bezwaren tegen het ontslag behelsden dus niet zozeer een ontkenning van het verweten feit (dat er een persoon in de bus voor de streep stond), maar zagen op andere verweren en (wettelijke) vereisten voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Dat [werkneemster] de gedraging altijd heeft betwist, zoals zij nu stelt, volgt dus niet uit haar eigen stukken en evenmin uit de reactie van RET daarop van 28 februari 2025 en het verweerschrift van RET. De verklaring van [persoon A] tijdens de zitting over de eerste reactie van [werkneemster] komt overeen met de bezwaren van [werkneemster] zoals in genoemde stukken naar voren gebracht.
2.18.
De nieuwe stellingname en proceshouding van [werkneemster] (betwisting van de gedraging) na het inhoudelijke debat over de juridische gevolgen van die gedraging, behoeft nadere uitleg. De enkele toelichting dat er een nieuwe gemachtigde is, is daarvoor niet voldoende. De informatie van de eerste gemachtigde komt immers ook van [werkneemster] zelf en zij wordt geacht de brief en processtukken die namens haar zijn geschreven, te hebben gelezen en goed gekeurd.
2.19.
Partijen zijn het er over eens dat [persoon B] en [werkneemster] elkaar langzaam hebben gepasseerd tijdens de bewuste rit en elkaar daarbij zagen en herkenden. Volgens [persoon B] zag hij toen dat er in de bus een persoon voor de streep stond. Dat er bij [werkneemster] een passagier in de bus was gestapt die zij als passagier herkende en die vervolgens ging zitten, zoals zij verklaart, maakt niet dat [persoon B] niemand voor de streep heeft kunnen zien staan.
2.20.
Op grond van het voorgaande wordt het feit dat [werkneemster] op 30 januari 2025 in een bus reed met een persoon voor de streep, vastgesteld. Hierdoor wordt aan bewijslevering (waarvan ter zitting met partijen is afgesproken dat de kantonrechter daar verder over zou nadenken) niet toegekomen. [werkneemster] heeft overigens geen (voorwaardelijk) concreet bewijsaanbod of ander verzoek, met betrekking tot deze onbekende passagier of iets anders, gedaan.
Dringendheid
2.21.
De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval het staan van een persoon voor de streep een dringende reden is voor ontslag op staande voet. In het cabinebeleid van RET staat namelijk dat niemand voor de streep mag staan, zodat [werkneemster] dit beleid heeft overtreden. [werkneemster] heeft bovendien tien dagen eerder een ernstige waarschuwing gekregen voor het overtreden van hetzelfde voorschrift uit het cabinebeleid, met daarbij de mededeling dat een nieuwe overtreding van het cabinebeleid leidt tot ontslag. Gelet op het voorgaande en gelet op het doel van het cabinebeleid, te weten het comfortabel en bovenal veilig vervoer van klanten (en collega’s), levert de gedraging een dringende reden op. Van RET mag redelijkerwijs niet verwacht worden dat zij de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] laat voortduren. Dat andere collega’s zich ook schuldig maken aan dezelfde overtreding, is door [werkneemster] niet onderbouwd en bovendien is dat, mede gelet op de eerder gegeven ernstige waarschuwing, geen rechtvaardiging voor de overtreding van het cabinebeleid. Nieuwe leerlingen mogen daarnaast volgens de uitzonderingen die zijn opgenomen in het cabinebeleid met hun mentoren voor de streep rijden, zodat dit argument van [werkneemster] niet aan de dringende reden afdoet.
2.22.
Dit voorgaande betekent dat er een dringende reden aanwezig is. De overige omstandigheden van het geval, zoals de leeftijd van [werkneemster] , de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet, leiden niet tot een ander oordeel. Dat de staat van dienst onberispelijk was, is bovendien door RET gemotiveerd weersproken. In de afgelopen jaren zijn er meerdere incidenten geweest volgens RET. Deze incidenten heeft [werkneemster] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken.
2.23.
Omdat RET in haar ontslagbrief van 31 januari 2025 aangeeft dat alle omschreven overtredingen van het cabinebeleid op 30 januari 2025 afzonderlijk een dringende reden vormen die ontslag op staande voet rechtvaardigen, hoeft niet meer te worden ingegaan op de overige gronden die RET aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd.
Er is onverwijld opgezegd
2.24.
RET heeft ook voldaan aan het vereiste om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. RET heeft [werkneemster] namelijk zo spoedig mogelijk na het ontdekken van de dringende reden ontslagen. [persoon B] heeft op 30 januari 2025 rond 16.00 uur gezien dat [werkneemster] een bus bestuurde en vervolgens [persoon A] hierover geïnformeerd. Dat [persoon A] en [persoon D] vervolgens pas rond 19.25 uur [werkneemster] hebben opgewacht bij de remise Sluisjesdijk, maakt niet dat RET niet onverwijld heeft gehandeld. Volgens RET vergt het onderbreken van een dienst namelijk de nodige organisatie, want er moet een andere teammanager opgeroepen worden, een andere chauffeur moet beschikbaar zijn en er moet vervoer verzorgd worden voor de chauffeur die van zijn of haar dienst wordt gehaald. RET heeft gelet hierop voldoende voortvarend gehandeld. Immers vrijwel direct na het bericht van [persoon B] heeft de RET actie ondernomen. Dat het vervolgens een paar uur heeft geduurd voordat [werkneemster] van haar dienst is gehaald, maakt het voorgaande niet anders. RET heeft immers niet gesteld dat sprake was van acuut gevaar voor de verkeersveiligheid, maar gelet op de eerdere ernstige waarschuwing kon volgens RET de arbeidsovereenkomst niet langer voortduren.
De reden is onverwijld medegedeeld
2.25.
RET heeft voldaan aan het vereiste om de reden voor het ontslag onverwijld aan [werkneemster] te laten weten. [persoon A] en [persoon D] hebben in een gesprek de reden voor het ontslag toegelicht en dit ook in de brief van 31 januari 2025 aan [werkneemster] bevestigd.
RET hoeft geen transitievergoeding te betalen
2.26.
RET hoeft geen transitievergoeding aan [werkneemster] te betalen, omdat het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werkneemster] (artikel 7:673 lid 7 BW). [werkneemster] had immers een ernstige waarschuwing gekregen van RET, maar desondanks overtrad ze tien dagen later met eenzelfde soort overtreding weer het cabinebeleid. Dit maakt het handelen van [werkneemster] ernstig verwijtbaar.
De voorwaardelijke tegenverzoeken van RET hoeven niet behandeld te worden
2.27.
RET heeft tegenverzoeken ingesteld, voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd. Aan die voorwaarde is niet voldaan, dus die verzoeken worden niet behandeld.
[werkneemster] moet de proceskosten betalen
2.28.
De proceskosten komen voor rekening van [werkneemster] , omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die [werkneemster] aan RET moet betalen op € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 949,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als de uitspraak wordt betekend.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
2.29.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de verzoeken van [werkneemster] af;
3.2.
veroordeelt [werkneemster] in de proceskosten, die aan de kant van RET tot vandaag worden vastgesteld op € 949,-;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688